Theosophical University Press Agency

Boekbespreking

Jean B. Crabbendam

Theosophia: Hidden Dimensions of Christianity, Arthur Versluis, Lindisfarne Press, Hudson, NY, 1994; bibliografie, 223 blz., isbn 0940262649, paperback.


Versluis richt zich tot ruimdenkende christenen die hongeren naar het mystieke hart van het christendom, de te vaak verborgen esoterische leringen ervan over verlichting, inwijding en, uiteindelijk, bewuste communicatie met bewoners van hogere sferen. Dit van visie getuigende thema domineert, in wisselende scenario’s, een boek dat vele onderwerpen, bewegingen en historische figuren behandelt, de gnostici, Plato, Aristoteles, Socrates, Plotinus en Hermes inbegrepen, en hun invloed op het christendom en andere religies aantoont.

Hoewel Versluis blijk geeft van belangstelling voor de theosofie van de soefi’s en kabbalisten, en hij het Mahayana en het Tibetaanse boeddhisme respecteert, rangschikt hij de moderne, aan H.P. Blavatsky gerelateerde theosofische werken als ‘laat negentiende-eeuwse vermengingen van verwaterd hindoeïsme of boeddhisme’ en verwijt hij de Theosophical Society een gebrek aan literatuur in het Engels over traditionele christelijke theosofie. Blavatsky’s zienswijze van Jezus Christus als een cyclische spirituele avatara, in plaats van de unieke verlosser en enige zoon van God, is beslist onaanvaardbaar voor veel christenen. De auteur wil de term theosofie opeisen voor ‘authentieke spirituele ervaringen en daarmee verbonden leringen binnen het christendom, de islam en het jodendom’ (blz. 7).

Als we de boodschap van Versluis verstaan, leidt dat tot begrip van de occulte interpretatie van het emanerende, hiërarchische universum zoals dat werd beschreven door de zesde-eeuwse Dionysius de Areopagiet, en door de roomse kerk aanvaard. Beknopt weergegeven, leerde Dionysius dat alle leven, zichtbaar en onzichtbaar, uit de goddelijke logos voortvloeit: een zandkorrel, een roos, zeeën op aarde, etherische engelen, en alles in de Melkweg. Dit zijn individuele en zeer uiteenlopende manifestaties, maar één in essentie, omdat in elk een vonk aanwezig is van de logos, die het universum doet functioneren door middel van een spirituele hiërarchie, waarin de nobele mens op de eerste trede staat, de vervolmaakte op de tweede, de verlichte op de derde en zo verder. Versluis geeft aan dat het katholieke priesterschap in oorsprong werd gezien als een deel van dit engelensysteem. Omdat de meer gevorderde wezens bereid zijn diegenen te helpen die een stapje lager staan, wanneer deze zich waardig hebben betoond om die hulp te ontvangen, ziet de schrijver het christelijke inwijdingsschema als afgeleid van deze kosmische hiërarchie:

Geestelijke verlichting, die haar oorsprong heeft in God, wordt doorgegeven van hogere naar lagere wezens, want als dit niet zo was, zouden de lagere wezens worden overweldigd door het licht. De engelen louteren door middel van verlichting. Ze veroorloven deelname aan het goddelijke en deze deelname is op zichzelf een loutering – want wie zou, omspoeld door die hemelse zaligheid, aan wereldse zaken kunnen denken? . . . Ingewijden klimmen op door de geestelijke gebieden of hiërarchieën naar de mate van hun vermogen daartoe. Menselijke wezens worden vergoddelijkt voor zover ze de engelenaard kunnen verwezenlijken – naar de mate waarin de engelenaard zich in en aan hen openbaart.
blz. 20

Tegelijk kan ook de samengestelde mens (lichaam, ziel, geest) verlichting bereiken zonder tussenkomst:

. . . alle individuen dragen, naar vermogen, in zich een beeld van de engelenhiërarchieën, en daarin ligt het geheim van de engelenopenbaring: we kunnen alleen die openbaring ontvangen die overeenkomt met wat we innerlijk aankunnen.

Maar er zit nog iets anders aan vast: de engelenkracht die ons van buitenaf begroet en ons leidt, is ook de vorm die we innerlijk bezitten, onze eigen vorm, die ons als het ware komt begroeten, onze eigen innerlijke volmaaktheid die zich in uiterlijke vorm openbaart om ons te leiden. Men kan zeggen dat de ziel wordt voorgesteld aan haar geestelijke oorsprong en betekenis doordat haar geest zich manifesteert in engelenvorm.
blz. 21

Deze leer over engelen is een twistappel omdat de meeste protestanten haar verwerpen tezamen met de andere patristische theologische leringen toen deze ontstonden; en de Grieks-katholieke kerk aanvaardt de spirituele hiërarchie, maar niet de autoriteit van de paus, noch de roomse interpretatie van de Drie-eenheid. Diegenen die een innerlijke en/of uiterlijke geestelijke hiërarchie ontkennen, zoals velen in deze tijd doen, ontkennen volgens de schrijver ook de wortels van de mystiek.

Versluis beschrijft in detail het leven van de vaak verkeerd begrepen Duitse lutherse mysticus Jakob Böhme (1575-1624), een intens religieus man die van mening was dat hij in visionaire communicatie stond met een hoger wezen. Dat waren moeilijke tijden om de orthodoxie het hoofd te bieden en hij werd dan ook hard tot de orde geroepen wegens het ronddelen van zijn pamfletten, maar hij week niet af van zijn innerlijke overtuigingen. Eén van zijn leerstellingen was dat mensen een natuurlijk leven kunnen leiden van vriendelijkheid en menslievendheid, een geestelijke levenswijze, of een leven van gewelddadigheid; daarom kiezen de mensen door de aard van hun leven zelf voor de hemel of de hel. Hij bestudeerde ook de alchimie en hij geloofde ook in het bijna-onophoudelijke gebed, geen vraag-gebed, maar eerder een voortdurende overpeinzing van de geestelijke bestemming. Voor Böhme was Theosophia een toetssteen.

Versluis laat ons ook kennismaken met weinig bekende Duitse mystici die in Böhme’s voetsporen traden, en verschaft vertalingen uit hun geschriften. Ook deze mannen respecteerden Theosophia en hun sensueel symbolische taal doet denken aan de dichtkunst van de soefi’s. Theosophia wordt op verschillende manieren omschreven: meestal als de onbevlekte koningin van de goddelijke wijsheid, verder als de wereldziel en soms als hermafrodiet omdat ze zowel de geestelijke wijsheid injecteerde als geboren deed worden. Theosophia verschafte zonder enige twijfel krachtige inspiratie en hield haar volgelingen stevig op het mystieke pad.

Dit boek neemt ook een groot aantal christelijke mystici op, bekende en onbekende, uit Frankrijk, Engeland en Amerika, waaronder een aantal actieve vrouwelijke visionairen, die over hun ervaringen in ‘andere werelden’ schrijven of vertellen.

In een andere stemming spreekt de auteur zijn afkeuring uit over omstandigheden in de wereld, het geweld in de samenleving, morele laksheid, het naïef aanvaarden van de theorie van het ‘scientisme’* en het drukkende materialisme. In de woorden van Plato beschrijft hij het heden als ‘een periode van spirituele dorheid’. Het wordt er allemaal niet veel rooskleuriger op als hij uitlegt dat Lucifer door zijn eigen verwaandheid een gevallen engel werd en dat de mensheid moet worden verlost omdat ze sinds Adams val in zonde wordt geboren. Hij zwakt dit pessimisme een beetje af door bezwaar aan te tekenen tegen de populaire definitie van een herboren christen. Waarlijk ‘herboren’ worden, zegt hij, betekent zichzelf vernieuwen, wereldse wensen afwijzen en tegelijk de geestelijke kwaliteiten versterken door het soort leven te leiden dat Jezus onderrichtte.

*Scientisme is de opvatting dat de wetenschap de enige ware bron van kennis is. Red.

Theosophia zou de zoekende, niet-dogmatische christenen moeten aanspreken en hen misschien zelfs inspireren om op andere wijzen te denken of te bidden. Voor diegenen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de kerk, bevat het boek nauwkeurige informatie. Helaas wordt de theosofie van het hindoeïsme niet genoemd en ook de leringen van reïncarnatie en karma worden niet besproken. De meeste middeleeuwse mystici mogen misschien het bestaan daarvan niet hebben gekend, maar de ouden deden dat beslist wel. Versluis’ versie van theosofie is helaas, zonder deze twee leringen, wel ethisch maar op betreurenswaardige wijze beperkt.

Religie: christendom


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/apr 1995

© 1995 Theosophical University Press Agency