Onze bestemmingen voor altijd verweven
Grace F. Knoche
Zoals het licht van een lamp de duisternis kan opheffen die duizend jaar heeft geheerst, zo kan een vonkje wijsheid een einde maken aan onwetendheid die eeuwenlang heeft bestaan.
– The Sutra of Hui Neng, hfst. 6 (Hui Neng was de zesde patriarch van de boeddhistische Ch’an-school)
Zijn wij mensen voldoende wakker en ontvankelijk om de straling van zuiver mededogen in ons op te nemen? Niet ten volle natuurlijk, maar omdat mededogen ‘een oeverloze universele essentie . . . de wet van eeuwige liefde’1 is, zal zeker ieder die ernaar streeft vriendelijker te zijn, te groeien en zich te ontwikkelen in zekere mate ontvangers zijn van het licht dat de duisternis die ons leven overschaduwt zal verdrijven.
Het volgen van het pad van mededogen brengt de ziel diep in beroering. Maar wat moeten we daarvoor doen? Is er een blauwdruk die onze stappen voorschrijft? Dit zijn vragen die altijd gesteld zijn en altijd zullen worden gesteld, want het zoeken van ieder mens is een individuele groei-ervaring. Het is niet meer dan natuurlijk dat wanneer we eenmaal besluiten onszelf aan te pakken, we op zoek gaan naar praktische methoden of regels voor een meer spirituele levensstijl. Terwijl morele richtlijnen zoals geboden en ethische voorschriften, duizenden jaren lang steeds aan het ene of het andere volk zijn gegeven, beweren velen dat ze niet praktisch zijn: ‘Als we ze letterlijk in praktijk zouden brengen, zou dat de structuur van de samenleving en onze gedragsnormen vernietigen. Wat we willen, is een of andere methode van zelf-ontwikkeling die spirituele vooruitgang garandeert, zonder dat ze ingrijpt in de gevestigde patronen van ons leven. Er moeten ‘‘esoterische’’ of ‘‘occulte’’ regels voorhanden zijn die ons zullen helpen ons doel te bereiken.’
Is er een meer ‘esoterische’ richtlijn dan de bekende gulden regel, die luidt dat, als het om de noden van anderen gaat, we even bedachtzaam, liefdevol en zorgzaam moeten zijn als om die van onszelf? Toch vraagt het van ons een uiterste waakzaamheid om dit schijnbaar eenvoudige voorschrift slechts één dag na te leven. Hetzelfde geldt voor het volledig in praktijk brengen van één van de paramita’s – de zes, zeven of tien ‘volmaaktheden’ of ‘transcendente deugden’ van de boeddhistische filosofie. Het is moeilijk regels te bedenken die zo direct toepasbaar zijn op wereldse ervaringen en die tevens zo’n esoterische kracht hebben als deze. Neem de eerste, dana – het geven, laten delen in, en onderwijzen (van het werkwoord da, geven, aanbieden). Als we consequent het beste van onszelf zouden aanbieden, onpersoonlijk, zonder aan eigen voordeel te denken, dan zouden we in hoge mate alle andere paramita’s in praktijk brengen.
Laten we veronderstellen dat er een boeddha of christus bestemd was om onder ons te leven en werken en een nieuw stel regels uit te vaardigen, een formule voor ethisch gedrag die geestelijk succes waarborgt – mits we ermee instemmen die geboden dag in dag uit vastberaden na te leven. Zouden we bereid zijn het ‘onmogelijke’ te proberen? De vraag waar het werkelijk om gaat is, lijkt mij, of er een voorgeschreven gedragslijn nodig is om een rijk geestelijk leven te leiden. We hebben geen regels nodig om ons te vertellen hoe we oprecht, vriendelijk, attent, liefdevol en eerlijk moeten zijn. We bezitten van nature al het vermogen om te weten wat juist, fatsoenlijk, zorgzaam en eerzaam is en wat niet. Ons geweten is een uiterst waardevol erfgoed, geboren uit vroegere ervaringen. Het zegt misschien niet expliciet wat ethisch is, maar als het tenminste werkt, zal het uiterst onaangenaam gaan knagen als we geneigd mochten zijn, zelfs in gedachte, deel te nemen aan iets dat ook maar even onder de maat is.
Dit herinnert ons aan Boeddha’s laatste opgetekende toespraak. In het besef dat hij spoedig zou sterven en dat enkele van de broeders zich misschien verloren zouden voelen zonder hun leraar, zei hij tegen zijn geliefde Ananda: ‘De waarheden en de regels van de orde die ik naar voren heb gebracht en voor u allen heb vastgelegd, laat die, nadat ik ben heengegaan, de leraar voor u zijn.’2 Maar hij voegde eraan toe: ‘laat de orde, mocht ze dat wensen, alle minder belangrijke voorschriften afschaffen.’ Met andere woorden, we moeten de grondbeginselen, de grote waarheden, volgen zoals de tathagata die doorgaf en individueel onze bevrijding bewerkstelligen onder leiding van ons innerlijk besef van waarheid en moraliteit, zonder te blijven steken in onbelangrijke regels of voorschriften. Dat geldt ook voor de Bergrede van Jezus, de Mozaïsche geboden en de paramita’s – als we zo goed we kunnen naar de geest daarvan leven, hoe vaak we ook struikelen, is het dagelijks beoefenen hiervan een ‘sesam open u’ voor de groei van de ziel.
Er wordt niet van ons verlangd in een bos of een grot te gaan leven op een paar korrels rijst per dag. We moeten allen onze dharma vervullen, onze plicht tegenover ons hoger zelf, die voortspruit uit de wet van ons diepste wezen en onze verantwoordelijkheid jegens onze familie, ons beroep en de wereld. Een deel van onze dharma veronachtzamen en ten onrechte denken dat we daarmee ‘het pad betreden’, komt neer op het verzaken van het doel van mededogen. We moeten leven in en voor de wereld en toch niet van de wereld zijn. Het is een proces van zich dagelijks losmaken, zich dagelijks bevrijden, zich dagelijks ontdoen van overtollige mentale en emotionele bagage die we, naar bij zelfonderzoek blijkt, heel goed kunnen missen. Het klinkt eenvoudig en dat is het ook; maar om het verstandig in praktijk te brengen zonder het risico te lopen trots te worden of fanatiek, vereist moed, wilskracht, volstrekte oprechtheid tegenover zichzelf en bovenal een diepe eerbied en liefde voor alle leven, voor onszelf en onze broeders, waar ze zich ook bevinden – kortom voor de hele kosmos.
Voortdurend moet de strijd worden gestreden tussen degenen die de lamp van de waarheid brandend willen houden en zij die ieder vonkje van wijsheid willen uitdoven. Onze verantwoordelijkheid is groot, vooral omdat bij bezorgde mannen en vrouwen het inzicht groeit dat de mensheid als geheel haar hedonistische en materialistische houding moet opgeven indien we onze planeet willen redden. Tegen de gebruikelijke vormen van geloof en gedrag in te gaan, roept consequenties op van gelijke kracht. Dat is de uitdaging waar iedereen voor komt te staan die er bewust op uit is zijn denken en gedrag te richten op altruïsme in plaats van op zelfzucht. Alle krachten van onze lagere natuur zullen de poorten bestormen om toegang te krijgen tot onze psyche.
Onder de druk van onze voortsnellende eeuw slagen we er soms niet in te vertrouwen op ons ingeboren vermogen om stand te houden en de kostbare lessen te leren uit het dagelijks leven met zijn vermenging van vreugde en verdriet. We maken onszelf wijs dat we psychologisch zwak zijn en dat onze pijn dient te worden verzacht, maar vergeten dat doorstane pijn leidt tot warmte en begrip en tot het tere, maar wijze mededogen dat het pad voor ons allen verlicht. Hoe meer we erin slagen de richting van ons denken waar nodig te veranderen, hoe meer het denkend bewustzijn van de mensheid daar voordeel van heeft. Wat we denken en doen blijft niet binnen de grenzen van onze eigen atmosfeer, maar wordt deel van het innerlijk van onze planeet, de ontvanger en zender van alles wat de mensheid denkt, en werkt daar zuiverend of vervuilend. Daar komt nog bij dat, als we kunnen volharden in ons voornemen, we een dieper begrip van onze relatie met onze medemensen zullen verwerven. We staan niet alleen; onze inspanningen vinden veel meer weerklank dan we beseffen bij degenen die zich bewust zijn van de impulsen van buddhi in het hart van elke oprechte aspirant.
Hoe kunnen we bijdragen tot het herstel van de geestelijke gezondheid en harmonie in het menselijk leven? Uiterlijk kunnen we misschien weinig doen om de wereldsituatie te verbeteren, maar niemand van ons is zo slecht toegerust of overladen met verantwoordelijkheden dat we niet aan alle mensen die lijden een plaats kunnen toekennen in de innerlijke schuilhoeken van ons bewustzijn. Gedachten die voortkomen uit een bezorgd hart hebben stellig het vermogen het menselijk gedrag ten goede te beïnvloeden. We zijn allemaal een ‘deel van het geheel’ en geen enkel atoom of mens kan worden afgezonderd, laat staan uitgestoten uit het geheel. We zijn één kosmos, waarin ieder van ons een heelal in het klein is, zoals ook het atoom met zijn menigten van sub-deeltjes een microkosmos is. Alle bewustzijnseenheden overal in de ruimte hangen geestelijk en stoffelijk samen en het lot van elk daarvan is verbonden, en verweven met dat van elke andere – woorden schieten tekort om het wonder en de grootsheid van dit alles tot uitdrukking te brengen.
Verwijzingen
- De stem van de stilte, TUPA, 2020, blz. 67.
- Maha-Parinibbana-Sutta, 6:1,3; Sacred Books of the East, vert. uit het Pali door T.W. Rhys Davids, 11:112.