Het geweten van de wereld*
Katherine Tingley
*Samenvatting uit The Wine of Life, Woman’s International Theosophical League, Point Loma, 1925, blz. 89-94.
In deze tijd waarin de wereld voor een dilemma staat moet ieder humaan denkend mens een beroep doen op het wereldgeweten.
Oorlog is een symptoom – het gevolg van een innerlijke oorzaak die eeuwen geleden begon onder hen die nog barbaren waren – dat zijn enige oorsprong heeft in menselijk egoïsme of angst, of beide. Daarom liggen genezing en afschaffing ervan niet in conferenties, die min of meer oprecht of onoprecht zijn, maar in een radicale wedergeboorte van het menselijk hart – een verandering van mentaliteit. Deze genezing is niet moeilijk, niet ver weg of onuitvoerbaar, maar in feite de meest oprechte en vurigste wens van iedere normale man of vrouw. Er is niets dat de meeste mensen zo in beweging brengt als een onbaatzuchtig beroep op zowel het hart als het verstand. Dat vindt overal en in hoge mate onmiddellijk weerklank.
Er zouden nooit oorlogen kunnen uitbreken als onder landen rechtvaardige klachten enerzijds en openhartige en eerlijke argumenten ter verdediging anderzijds open op tafel werden gelegd, en er oprechte en nobele pogingen werden gedaan om tot een vreedzame oplossing van de geschillen te komen. De partij die weigert zich aan zo’n beslissing te houden of zijn probleem aan een tribunaal voor te leggen zou voor de hele wereld gebrandmerkt moeten worden en te schande worden gemaakt.
Mensen verlangen nooit naar oorlog. Alleen wanneer de menselijke ziel door onrecht – echt of ingebeeld – in vuur en vlam raakt en in woede ontsteekt slaat de demonische oorlogskoorts toe met haar begeleidende stroom van schandelijke beschuldigingen en tegenbeschuldigingen, onjuiste voorstelling van zaken, laster, haat en gruwelen van velerlei aard. Laten we besluiten elk moreel bedrog, alle egoïstische verlangens en voordelen, alle angst voor onze medemensen, uit ons hart te bannen. Oorlogen, en zelfs alle angst voor oorlogen zullen verdwijnen als mist voor de ochtendzon. Oorlogen worden onmogelijk want oorlogen zijn niets anders dan een gevolg, een symptoom, een resultaat van innerlijke morele zwakheid.
Sommigen zeggen dat oorlogen heldenmoed scheppen of opleveren en dat door langdurige vrede een volk verslapt en ten slotte het onderspit delft tegenover een sterker en oorlogszuchtiger volk. Wat een dwaze redenering is dat! Oorlog is geen kweekplaats van morele kracht, waarvan heldenmoed slechts één bloem is. Oorlog betekent in diepste wezen geweld en wreedheid en heeft daarom een ontbindende, vernietigende en ontmenselijkende invloed.
Vrede en beschaving vormen de enige en ware kweekplaats voor edele impulsen en voor luisterrijke heldendaden in tijden van morele of stoffelijke rampen. Die heldendaden die zich zo nu en dan in oorlogstijd voordoen, gebeuren ondanks de oorlog en eenvoudig omdat de neiging daartoe al leefde in de aard van hen die ze verrichtten en die daarin ontstond door het zien van zelfopoffering en leed, maar ook door de edele, vreugdevolle en verheffende lessen die ons in vredestijd werden geleerd. Door slechtheid en zwakke zelfgenoegzaamheid gaan beschavingen achteruit en worden ze ten slotte vernietigd. Die eigenschappen leven ook in oorlogstijd, maar worden dan honderd keer minder in toom gehouden, eenvoudig omdat oorlog een tijd is van morele achteruitgang, hysterie, en mentale en morele verslapping.
Universele broederschap – het diepe besef van de spirituele en natuurlijke eenheid van de mensheid – is de enige sleutel tot een blijvende vrede, een vrede uit overtuiging en oprechtheid. Iedere dag toont ons honderden voorbeelden van morele beginselen die worden misbruikt, van hoge idealen en grote waarheden die worden verdraaid, en van de tweedracht en een oorlogszuchtige geest die onder mensen worden gezaaid.
Onbroederlijkheid is de waanzin van deze eeuw. Ze bedreigt in niet geringe mate de vooruitgang van onze beschaving. Haar macht kan niet worden gebroken of vernietigd voordat de mens in hart en hoofd doordrongen is van het feit dat hij in wezen goddelijk is en beseft dat hij het onsterfelijk vermogen tot het goede bezit, dat ware vrijheid alleen bestaat waar de lagere wet ondergeschikt is aan de hogere. Pas als hij probeert zijn lagere natuur te beheersen kan hij zijn hoogste plicht tegenover zijn medemensen vervullen of een broeder zijn in de meest ware zin van het woord of leven in werkelijke vrijheid.
Laten we hopen met die verheven hoop die de ziel eigen is, met de kracht van juist handelen, dat het moment nabij is dat de overweldigende kracht van de liefde – van ware broederlijkheid – de mensheid zal omsluiten, dat de kennis om op de juiste manier te leven binnen ieders bereik ligt en in de ware zin van het woord zal worden toegepast; dat kinderen zullen worden ontvangen en opgevoed in een atmosfeer van zuivere gedachten en voor edele daden. Dan, en pas dan, zal de mensheid de hechte basis leggen voor een gouden eeuw en gaan werken in het rijk van de vrijheid.
Ieder die het recht liefheeft doet een beroep op het geweten van de wereld, want oorlog is een dodelijke vloek voor de beschaving. Is het zo beschikt dat kinderen geboren moeten worden om hun leven te offeren ten dienste van hebzucht en macht? Wees gewaarschuwd voor het te laat is!
Sociaal/maatschappelijk: oorlog en vrede
Moge ik niemands vijand zijn en moge ik de vriend zijn van wat eeuwig is en blijft. Moge ik nooit twisten met hen die mij het meest nabij staan en als ik het wel doe, moge het snel worden bijgelegd. . . . Moge ik alleen dat wat goed is liefhebben, zoeken en bereiken. . . . Moge ik geen overwinning behalen die mijzelf of mijn tegenstander schaadt. . . . Moge ik vrienden verzoenen die boos op elkaar zijn . . . Moge ik een vriend in gevaar nooit teleurstellen. Als ik hen bezoek die veel leed ervaren, moge ik hun pijn door vriendelijke en helende woorden verzachten. . . . Moge ik mijzelf respecteren. . . . Moge ik mij eraan gewennen vriendelijk te zijn en niet boos te zijn op mensen omdat ze bepaalde dingen hebben gedaan. Moge ik nooit spreken over iemand die slecht is en over de slechte dingen die hij heeft gedaan, maar moge ik goede mensen kennen en in hun spoor treden.
– Eusebius