Theosophical University Press Agency

De pijl in het hart

Elsa-Brita Titchenell

Op Valentijnsdag, 14 februari, wisselen schoolkinderen schuchter wenskaarten uit waarop een hart staat, doorboord met een pijl, en de boodschap, ‘Wil je mijn Valentijn zijn?’, terwijl geliefden elkaar bloemen en versierde dozen met lekkernijen schenken. De oorsprong van Valentijnsdag is duister, maar met deze hulde aan de liefde houden we nog steeds vast aan een oude en zeer heilige gedachte, die haar oorsprong vindt in een van de diepste mysteriën. Al is het waar dat de kleine Cupido met zijn boog in het niet valt bij de majestueuze Eros uit de oude mythen, toch ligt daar zijn illustere afkomst.

Lang, heel lang geleden werd Eros als de kracht van de liefde vereerd in Thespiae in Boeotië en Parion aan de Dardanellen. In de 8ste eeuw v.Chr. noemde de dichter Hesiodes hem ‘de schoonste van de onsterfelijke goden’. Hij vertegenwoordigde de onsterfelijke liefde, de eerste uitstraling van Chaos, en ging vooraf aan alle godheden en dus aan de hele kosmos die hun schepping was. Deze eerste openbaringsdrang, die slechts één stap is verwijderd van de onuitsprekelijke essentie van het niet-zijn, werd weinig begrepen en kon slechts vaag worden aangeduid, want het is een begrip dat het verstand te boven gaat. De gedachte van een goddelijke drang, die zo sterk is dat hij heelallen uit het abstracte onbekende tot waarneembare bestaansvormen tevoorschijn roept, dwingt ons denken verder te reiken dan het gewone, het alledaagse, en dwingt te pogen de oneindigheid te omvatten.

In de loop van de tijd werd Eros in verband gebracht met scheppende krachten op kleinere schaal, omdat men zag dat de impuls die de kosmos tot aanzijn had gebracht ook te maken had met bijzondere levensvormen. De goddelijke kracht werd toen verpersoonlijkt door een bevallige jongeling, zoon van hemel en aarde, vaak in gezelschap van Aphrodite. Eros is in sommige versies de zoon van Aphrodite (schoonheid) en heeft, naar men zegt, als vader Zeus (macht), dan wel Hermes (boodschapper van Zeus) of Ares (god van de oorlog en strijd, die verbonden was met het sterrenbeeld Aries (Ram, aankondiger van geboorten en een nieuw begin). Deze Eros is verzinnebeeld in een prachtig verhaal over de beproevingen en groei van de menselijke ziel en beschrijft hoe ze door kracht van de goddelijke liefde tot bloei komt.1 Alle symbolische alternatieven met betrekking tot zijn afkomst zijn volkomen redelijk als we de symboliek doorgronden die de boodschap van de mythen verhult.

Omstreeks 400 v.Chr. was de eerbied voor het mysterie van het bestaan al getaand en nog wat later werd de god van de liefde gedegradeerd tot het soms geblinddoekte, mollige engeltje, gewapend met een boog en een koker met pijlen, dat zelfs nu nog felicitatiekaarten siert. In betekenis zowel als in gestalte gekrompen, werd de goddelijke dorst naar leven niet meer dan een symbool van louter sentimentaliteit of zelfs van zinnelijke lusten. De Romeinen degradeerden hun Cupido nog meer en gaven er de betekenis aan van gierigheid, zinnelijkheid en gulzigheid – hebzucht.

Er zijn weinig symbolen die in hun oorspronkelijke zuiverheid zo’n oprecht religieus respect verdienen als dat diepe verlangen dat de eerste goden geboren deed worden. Plato geeft ons zijn visie op het Eros-mysterie door Phaidros de woorden in de mond te leggen: ‘Liefde is een machtige god en een wonder onder goden en mensen, maar vooral wonderbaarlijk is zijn geboorte. Want hij is de oudste van de goden,’2 terwijl Plato aan Agathon de uitspraak toeschrijft: ‘Zijn hoogste roem is dat hij geen kwaad kan berokkenen aan enig god of mens, noch kwaad van hen kan ondergaan; . . . geweld is verre van hem, ook als hij handelt, handelt hij niet met geweld. Want alle mensen dienen hem in alle dingen uit eigen vrije wil . . . En niet alleen is hij rechtvaardig, maar ook buitengewoon gematigd, want Matigheid is de erkende heerser over genoegens en verlangens, geen enkel genoegen heeft ooit meesterschap over de Liefde.’ Verder zegt hij ‘hij die door liefde wordt beroerd, wandelt niet in duisternis’.3

Eros werkt op ieder terrein van de kosmos. Terwijl op het hoogste gebied liefde de goddelijke krachten uitstraalt die de vorming van werelden op gang brengen en de hemelbollen in hun baan doen voortbewegen, brengt zij ook iedere vorm van bestaan in ruimte en tijd tot geboorte – en dood. Ze is de kracht die zielen tot geboorte aantrekt en tevens de magneet die hen de zoete rust invoert als het leven voorbij is. In de Veda’s is Eros Kama, de eerste emanatie van de ruimte, het abstracte Al. In de Rig-Veda ontwaakte ‘in HET allereerst Kama (verlangen)’. Evenals de Eros van Hesiodus is hij de verheven Godheid en Schepper van de Atharva-Veda. Men zegt dat Kama, die afwisselend de ongeborene, de zelf-bestaande of de uit-water-geborene wordt genoemd omdat hij uit de oorspronkelijke ‘Wateren der ruimte’ voortkwam, het kind is van Dharma (de kosmische wet) en ontsproot aan het hart van Brahma.

Toen dit verlangen-om-te-zijn voor het eerst in de onvoorstelbare diepte oprees, trilde een goddelijke zucht door de ruimte, waar ontelbare eeuwen lang koude onbeweeglijkheid had geregeerd Die diepe toon, aangeslagen door de oorspronkelijke beweging, brachten eonenlang trillingen teweeg in reeksen van steeds vollere harmonieën: boventonen die zichzelf nog vermenigvuldigen als klank en licht.

In de machtige adem lag het verlangen, het plan en de wil besloten een heelal te vormen en daaruit ontsprong een straling, zoals die nu nog door iedere levende ster wordt uitgezonden, aangedreven door haar hemelse kracht, terwijl moeder-stof haar voedt en onderhoudt. En al deze vibrerende levensenergieën emaneerde uit het Ene ongeopenbaarde door de kracht van de goddelijke Eros-Kama.

Het goddelijke dat haakt naar het bestaan bracht op deze wijze heelallen tot aanzijn met hun hemelbollen, die eindeloos gevarieerde vormen van leven omvatten, die op de juiste tijd evolueren en in velerlei soorten van werelden ervaringen opdoen. Wij menselijke aardbewoners hebben deel aan dat grote zich ontvouwende drama: autonoom binnen onze eigen menselijke sfeer, bepalen we zelf onze weg van groei en ieder ogenblik ontstaat er iets nieuws. We zijn onvoltooide wezens. Toch is onze kern, ons innerlijkste zelf, zo weinig bekend aan onze alledaagse ego, niet van die goddelijke bron gescheiden die de goden tot aanzijn riep. We verschillen niet van welk atoom of welke wereld ook, want we zijn allen verenigd in de bron van de kosmische eros, van wie zelfs de stralende Apollo een discipel is.

De overheersende kracht van de liefde wordt op vele manieren aangewend: er is weinig gelijkenis tussen de voortplanting van aardse organismen en de ontvouwing van werelden, maar toch vinden alle hun oorsprong in dezelfde drijvende kracht. Zoals de aantrekkende werking van de zwaartekracht, rustig maar aanhoudend, maakt dat sterren zich tot melkwegstelsels groeperen en melkwegstelsels zich samenvoegen, zo worden ook de atoomkernen bijeengehouden en wel door de grootste kracht die wij kennen. Beide zijn een voorbeeld van Eros. De scheppende kracht die goden geboren deed worden bezitten ook wij. Wij scheppen eveneens door de liefde en wij kunnen pijlen van verlangens sturen waarheen we willen: als we ze richten op waardeloze doelen ofwel streven naar de heilige waarheid, belemmeren of bevorderen we de vooruitgang van de wereld – en daardoor die van onszelf.

De richting van onze evolutie kunnen we zelf bepalen en het is ons mogelijk ons pad te versperren of te effenen. De natuurwet schijnt van ons te eisen dat ons begripsvermogen steeds grotere gebieden omvat, want we doen steeds meer ervaringen op en de lessen die we hebben geleerd gaan nooit helemaal verloren. We leren en groeien door medeleven, dat verruimend werkt en ons bewustzijnsgebied vergroot, geholpen door wijsheid, die de schatten van bewustzijn, verworven door ervaring combineert met begrip, dat uit liefde werd geboren. Maar hoe we ook groeien, we kunnen nooit terug. De richting van de tijd is onomkeerbaar. Net als de pijl in het hart moeten we steeds dieper doordringen tot de kern van de werkelijkheid dat het hart van universele liefde is.

Misschien schieten de Valentijns van de kinderen meer in de roos dan we veronderstellen.

Noten

  1. Zie ‘Cupido en Psyche – Een oud mysterieverhaal’, Eloise Hart, Sunrise jul/aug 1986.
  2. Symposium, vert. Jowett, §178.
  3. Op.cit. §196-7.

Oude beschavingen en hun spirituele tradities: Griekenland

Artikelen van Elsa-Brita Titchenell


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1993

© 1993 Theosophical University Press Agency