Theosophical University Press Agency

Tegenstellingen beteugelen

Nancy Coker

Onze eerste bewuste ervaring met tegenstellingen is gewoonlijk die van de grote verdeler, die de dag van de nacht scheidt, zus van broer, zomer van winter. Als dreumes wordt ons geleerd tegenstellingen te herkennen door naar iets te zoeken dat een bepaalde eigenschap totaal mist. Het leven heeft echter de hebbelijkheid ons meedogenloos over de grenzen van de zwart-wit logica te duwen. Naarmate bij het opgroeien de grijze tinten zich ontwikkelen, worden we ons bewust van multidimensionale niveaus: in relaties kan men in één opzicht tegenover elkaar staan (moeder tegenover vader, ouders tegenover kind) en in een ander opzicht naast elkaar en verenigd (moeder + vader + kind = gezin).

Als het letterlijke denken rijpt tot het overdrachtelijke, breekt de gedachte door dat tegenstellingen extreme vormen zijn van één dynamisch geheel. Ze vormen een eenheid waarin elk het potentieel of de zaden bevat van de ander, zoals in het Chinese yin/yang; zaden die eens ontkiemen en tot uitdrukking komen. Heraclitus, een Grieks, pre-socratisch filosoof (omstreeks 500 v.Chr.), zag eenheid in – en de harmonie van – tegenstellingen. Hij geloofde dat door de wet van eeuwige beweging en verandering tegendelen voortdurend in elkaar overgaan: ‘Koud wordt warm, warm wordt koud; nat wordt droog en droog nat. Iets verspreidt en verzamelt zich, iets komt en gaat.’1 Tegenstellingen zijn gelijk omdat ze elkaar opvolgen en eenvoudig verschillende polen van hetzelfde continuüm zijn.

In zijn psychologische onderzoekingen herkende C.G. Jung dit beginsel als enantiodromia2, of

het in de loop van de tijd naar voren komen van het onbewuste tegengestelde. Dit karakteristieke verschijnsel doet zich praktisch altijd voor wanneer een extreme, eenzijdige tendens het bewuste leven beheerst; na verloop van tijd vormt zich een even sterke tegenstelling, die aanvankelijk de bewuste werking belemmert en vervolgens de bewuste beheersing doorbreekt.3

Hoe sterker een bewuste emotionele energie zich in één richting ontwikkelt, des te sneller en krachtiger wordt de tegengestelde emotie vanuit het onbewuste opgeroepen om het evenwicht te herstellen. Hoe meer we ons vereenzelvigen met en hechten aan een begeerte, hoe meer we onszelf uit evenwicht brengen en van binnenuit het compenserende deel oproepen voor het herstel van het evenwicht. Dit ligt ten grondslag aan het boeddhistisch streven naar de middenweg.

Wij zijn een slagveld van tegengestelde en schijnbaar onverenigbare krachten. Ons werk vraagt om dit, onze ouders vragen om dat, onze kinderen willen weer wat anders en wij willen meer dan alleen de restjes. Er wordt van ons verlangd zelf te denken en samen te werken, mee te leven, maar ons niet te laten inpalmen, behulpzaam te zijn en toch ons niet te doen gelden. Bij ons streven naar evenwicht en verzoening ontdekken we leefwijzen die succes lijken te hebben, waaraan we ons opgelucht hardnekkig vastklampen. Onvermijdelijk komen we in de verleiding ons met onze successen te vereenzelvigen en die te herhalen. Iets dat we zeggen of doen werkt en dan raken we gehecht aan die oplossing. Maar als we op het leven rechtlijnig en uit gewoonte reageren, wordt precies het tegenovergestelde opgeroepen van wat we bedoelen. Een houding van samenwerking is prachtig, maar blijven hameren op samenwerken als leiderschap nodig is, is toch weer een voorbeeld van verstarring. Buitensporige beleefdheid is grof; het leven alleen met ons verstand en onze rede tegemoet treden is onredelijk. De gedachte van ‘enantiodromia’ wijst ons op het gevaar ons zo vast te klampen aan een idee of gedragspatroon dat we onbewust het tegengestelde oproepen. We moeten zoeken naar een dynamisch evenwicht voor ons leven als geheel, zonder enig deel van onszelf te negeren – hoe onaantrekkelijk dit ook mag zijn voor het ik-beeld dat ons voor ogen staat.

Parmenides, ook een pre-socratisch filosoof, stelde zich op het standpunt dat de fundamentele werkelijkheid blijvend is en niet verandert; dat verandering een illusie is. Hij doelt hier op het wezen van de geestelijke gebieden. Wij zijn samengestelde wezens en tegelijkertijd zijn we in ons diepste zelf, in het centrum van ons bewustzijn, één.

We kunnen investeren in de werkelijkheid van onze keuze. We kunnen er ook voor kiezen, als we de tijd nemen en geloven dat het totale leven aandacht verdient, wegen te zoeken om alles wat we zijn te belichamen en tot uitdrukking te brengen, zonder ons teveel te vereenzelvigen met één bepaald aspect, of dat te negeren. Bewust en creatief reageren wil zeggen ons perspectief verbreden en ons openstellen voor alle mogelijkheden, in plaats van steeds alleen tussen twee mogelijkheden te laveren. Natuurlijk kiezen we er niet bewust voor niet-creatief te werken en tot onszelf te zeggen: ‘Vandaag ga ik over op automatische besturing en werk ik volgens dezelfde afgezaagde inzichten en vooroordelen.’ Het is moeilijk en tijdrovend om wakker, waakzaam en creatief te blijven. Door ons te vereenzelvigen met onze persoonlijkheid in plaats van met onze innerlijke goddelijke natuur, zoeken we de oorsprong van alle problemen buiten onszelf; de ontdekking dat het anders moet doet pijn. Al kunnen we van anderen leren, we kunnen helaas niet de oplossingen van een ander lenen; we kunnen niet voorwenden open en creatief te zijn. Als we oprecht willen handelen komen we tegenover onze eigen veinzerijen te staan. Onze daden zouden moeten voortvloeien uit wat we werkelijk zijn. Door ons te dwingen anders te handelen, lopen we gevaar uit te lokken wat we juist proberen te vermijden.

We moeten ermee leren leven dat verbeelding en feiten niet overeenstemmen. Men kan beter zeggen, ‘Het doet me pijn,’ dan ‘Dit landschap is lelijk’.4

Als mini-heelallen moeten we weerstand bieden aan de spanningen die in ons aanwezig zijn. Als deze spanningen bewust worden belichaamd, scheppen ze de energie en voorwaarden die voor psychische en geestelijke groei noodzakelijk zijn. We handelen vaak dwangmatig om snel een mogelijkheid te vinden om af te rekenen met wat ons hindert, maar we kunnen leren een poosje te leven zonder een oplossing; conflicten een tijdje te laten ‘sudderen’ om onszelf de kans te geven vanuit ons diepste centrum te reageren. Minnezangers bezongen het nut van een onbeantwoorde liefde. Ze brandden van hartstocht, maar idealiseerden de kunst begeerten te beheersen en niet te verwezenlijken, om via en ten slotte boven louter hartstocht uit te stijgen tot extase en daardoor gelouterd te worden. Beheersing, en niet ontkenning, niet vervanging, niet verwezenlijking, maar beheersing zonder oordeelvelling kan het heen en weer glijden tussen onze emotionele polen verhinderen. Het rustig uitstellen van reacties maakt dat alle mogelijkheden en niet alleen die welke we graag beheersen kunnen worden opgeroepen. We moeten alles van onszelf leren aanvaarden, begrijpen en koesteren omdat aanvaarding alles omvat en niets uitsluit. De tegenstellingen in onszelf accepteren en beheersen is een doorgaand proces. We werken naar die soort dynamisch evenwicht die door de Ouroboro’s in beeld werd gebracht –

de staarteter, waar de tegenstellingen één zijn: de kop is aan het ene en de staart aan het andere einde. Ze zijn één maar hebben een tegengesteld aspect, en als kop en staart, de tegenstellingen, elkaar ontmoeten, ontstaat een stroom, waarop de alchemisten doelen als het mystieke en goddelijke water, . . . maar wat ook in veel teksten staat, het levenswater en de steen [der wijzen] zijn één.5

Die mystieke stroom is het vrijkomen van de creatieve levensgeest die schijnbaar is gevangen als we uit het evenwicht zijn geraakt.

Als we, ons in de greep bevindend van sterke emoties of gewoonten, alle energieën rustig in bedwang krijgen en de creatieve oplossing toch niet komt, wat dan? Misschien helpt het te weten dat in ons dat stille, evenwichtige, geestelijke centrum bestaat, zelfs als het brandpunt van ons bewustzijn zich rusteloos verplaatst. Weten dat het er is kan ons de belofte van vrede brengen, al kost het misschien vele levens om het te bereiken. Intussen brengt het idee van ‘enantiodromia’ ons de wetenschap dat er voor alles wat we zien als onze negatieve eigenschappen een zaadje van tegenovergestelde waarde groeit, ook al kunnen we het niet zien:

In het middernachtelijk uur van volslagen duisternis, wordt aan de andere kant van de nacht achter het sterrenkruis, de ochtend geboren.6

Noten

  1. ‘On Nature’, xxxix, Heraclitus of Ephesus, vert. G.T.W. Patrick, Argonaut, Chicago, 1963, blz. 93.
  2. Grieks woord voor ‘het volgen van tegengestelde wegen, samenkomen, kruisen’.
  3. The Collected Works of C.G. Jung, deel 6, Psychological Types, 1971, blz. 426.
  4. Simone Weil, geciteerd in The Sun, aflevering 121, blz. 40.
  5. Marie-Louise von Franz, Alchemy: An Introduction to the Symbolism and the Psychology, Inner City Books, Toronto, 1980, blz. 174.
  6. Laurens van der Post, Venture to the Interior, William Morrow, New York, 1951, blz. 242.

Psychologie

Artikelen van Nancy Coker


Tegengestelde meningen zijn als botsende winden die van het gladde oppervlak van een meer het groene schuim wegvegen, dat zich op stilstaand water wil vastzetten.
H.P. Blavatsky


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1992

© 1992 Theosophical University Press Agency