Theosophical University Press Agency

De lange arm van karma

Elsa-Brita Titchenell

Enkele jaren geleden meende men dat mijn kleindochter een leerprobleem had: haar schoolwerk bleef ver onder wat men van haar verwachtte – totdat er werd ontdekt dat ze een bril nodig had. Dankzij de corrigerende glazen bevond ze zich algauw in een totaal nieuwe wereld. Het schoolbord was niet langer een vaag en onbegrijpelijk ding en haar boeken bevatten feiten en ideeën waarvan ze tevoren geen weet had. Als mensheid zijn we in een soortgelijke situatie. Gedurende het grootste deel van de negentiende eeuw hebben we geprobeerd een wereld te begrijpen die we niet goed konden zien en iets te leren uit het boek van de natuur dat we niet konden lezen. H.P. Blavatsky heeft in haar Geheime Leer de lenzen verschaft waardoor we de wonderen konden zien die ons omringen en het middel om vorm te geven aan onze toekomst uit de vormloze massa van onze dagelijkse reis in het onbekende. Als men van haar boodschap op intelligente en zelfstandige wijze gebruikmaakt, kan ieder mens duidelijker zien waar het in het leven om gaat en wat de taak is van het menselijk ras in het kosmische geheel.

Mensen vragen soms, waarom komen de wijzen, als ze bestaan, niet tot ons om ons te laten zien hoe we moeten leven? Deze mensen vragen zich niet af of ze zich iets van de boodschap zouden aantrekken, of dat ze eigenlijk de geboden opvolgen die we al hebben? We hebben de panacee al vele malen ontvangen en voortdurend genegeerd. Als we eerlijk nadenken weten we wat het middel tegen onze kwalen is. Als de mens ernst zou maken met de geboden van de grote leraren die in het verleden kwamen en gingen en de mensheid lieten delen in de schat van hun persoonlijke ontdekkingen en de wijsheid van alle eeuwen, dan zouden heel wat oorzaken die haar doen lijden verdwijnen.

Als een boodschapper verschijnt en de oude wijsheid verkondigt op een voor stervelingen begrijpelijke wijze, is daar altijd een offer aan verbonden. De gevolgen van wat we doen of denken reiken verder dan we ons misschien kunnen voorstellen. Ieder mens handelt overeenkomstig zijn begrip en overtuiging. Uiteindelijk weerspiegelen al zijn gedachten, woorden en daden het begrip dat hij zich heeft verworven. Een leraar van geestelijke waarheden weet dat hij indirect verantwoordelijk is voor alles wat voortvloeit uit wat hij leert. Toch neemt hij vrijwillig een deel op zich van de verantwoordelijkheid voor alles, goed of kwaad, wat iemand misschien doet die van hem iets heeft ontvangen, zelfs als dat een glimpje van de waarheid is, en het begrip of onbegrip van de ontvanger heeft op de lange duur zijn gevolgen.

De schuld die we hebben aan dankbaarheid tegenover een geestelijk leraar is zo groot en onnaspeurlijk, omdat ze vaak uit de tweede, derde, of zoveelste hand kwam, zodat we geneigd zijn te vergeten dat datgene wat we zijn en doen is gebaseerd op ons inzicht in de werkelijkheden die we hebben geleerd – niet op de waarheden zelf maar op ons begrip ervan, dat noodzakelijkerwijs beperkt en onvolledig is. Daarom maken we heel wat fouten, die alle terugwerken op onszelf en op hen die de schat, die we misbruikten, aan ons overdroegen. Voeg daarbij het feit dat geen waarachtig leraar ooit als zodanig wordt herkend en dan kunnen we begrijpen hoe grof de onrechtvaardigheid is tegenover degene die zich wijdt aan het verlichten van anderen.

Als we beseften hoe ontzagwekkend groot de verantwoordelijkheid is van een leraar van welke graad ook, zouden we misschien veel voorzichtiger zijn met het verspreiden van ons eigen geloof en onze eigen opvattingen en dankbaarder voor de ideeën van werkelijke waarde die worden doorgegeven door hen die wijzer zijn dan wij. Soms zijn de waarheden die we ontvangen niet aangenaam of vragen ze om meer inspanning dan wij ons willen getroosten in de drukte van de jachtige dagelijkse gebeurtenissen. We stellen het niet op prijs op onze tekortkomingen te worden gewezen, maar als we ons kunnen dwingen tot een eerlijk oordeel over die ingevingen, waarvan we innerlijk weten dat ze waardevol zijn en proberen te leven in overeenstemming met de idealen die zo moeilijk zijn en zover van ons af schijnen te liggen, zouden we de aard van onze door strijd verscheurde wereld merkbaar veranderen door de atmosfeer die we allen delen, te doordringen van het verlangen naar harmonie en de wens elkaar wederzijds te accepteren. Het algemene klimaat van het werelddenken zou enorm kunnen verbeteren als een meerderheid van mensen de blijvende waarde van een geestelijk leven zou erkennen en in praktijk zou brengen.

Geestelijke zieners hebben hun wijsheid doorgegeven op vele kritieke momenten in het verleden, maar ze zijn zelden door hun tijdgenoten herkend. Vaker gebeurde het dat ze met het verstrijken van de tijd aan persoonsverering werden onderworpen en tot goden verheven, terwijl hun waardevolle lessen werden genegeerd. Dat was nooit hun bedoeling; ze trachtten eerder van dienst te zijn door op te roepen wat voor de menselijke evolutie edel en van blijvende waarde is, en een beroep te doen op de ingeboren grootheid van het goddelijk element in de mens. Het is een feit dat hun doel telkens weer werd gedwarsboomd door de weerspannige minder-dan-menselijke aard, ook al werd hun boodschap gezien als een belangrijk geschenk dat, als het werd begrepen, het menselijk ras zou kunnen verheffen tot een hoogte die ver uitgaat boven wat we bereid zijn te bereiken door er moeite voor te doen.

Door een kern van broederschap van de mensheid te scheppen en ideeën bekend te maken die verklaren wat aan het evolutionaire doel van de mens ten grondslag ligt – door aan te tonen dat alle wezens een onderdeel vormen van een universeel goddelijk begiftigd organisme, bracht HPB opnieuw de aan geen tijd gebonden boodschap, een boodschap van weergaloze schoonheid en belofte, die in verschillende tijden ‘theosofie’ werd genoemd. Zij deed dat om ons gewone mensen te behoeden voor de valkuilen van het tot verdeeldheid leidende egoïsme en materialisme, en ons te wijzen op een waarachtige, humanitaire levenswijze, waarin de beste belangen van ons ras naar voren kunnen treden, zelfs als dat zou betekenen dat de egocentrische drijfveren, die zo vaak ons gedrag beheersen, zouden worden gedwarsboomd. HPB zelf leed ondraaglijk door het onrecht dat haar ten deel viel als gevolg van haar pogingen anderen te helpen gemoedsrust te vinden en beter te gaan begrijpen wat het doel van het leven is.

In de eeuw die sinds haar overlijden is verstreken is de wereld, dankzij haar altruïstisch werk, enorm vooruitgegaan wat het wetenschappelijk inzicht en het terugdringen van godsdienstige dweepzucht betreft. Zelfs het woord broederschap, dat de klasse- en rasbewuste maatschappij van haar tijd een doorn in het oog was, wordt geleidelijk geaccepteerd, zodat vandaag de dag redelijke mensen in de hele wereld zich bewust zijn van de innerlijke waarde van ieder mens. De meesten van ons beseffen niet hoe sterk de invloed is die wordt uitgeoefend door de verheffende ideeën die honderd jaar geleden door tussenkomst van HPB werden geïntroduceerd, want het denkklimaat waarin we leven heeft een grote verandering ondergaan dankzij de idealen die zij voorstond. Dit wijst er al op hoe sterk de invloed is van een werkelijk geestelijk ideaal: de uitwerking daarvan op het algemene denken moet niet worden onderschat, en we moeten evenmin vergeten dat ook wij ertoe bijdragen het menselijk niveau te verhogen of te verlagen door de gedachten die we in de loop van ons dagelijks leven uitzenden . Als één grote ziel zo’n duidelijke en blijvende invloed kan uitoefenen op de geest van het werelddenken, dan kan ook een kleinere figuur de psychologie van de mensheid enigermate beïnvloeden. En wie weet hoe doeltreffend u en ik de wereld kunnen hervormen door te streven naar het hoogste dat we ons kunnen voorstellen en waarop we hopen?

De toekomstige wereld vormt zich in overeenstemming met het algemene karakter dat wij gezamenlijk nu scheppen in onze schijnbaar alledaagse, onaanzienlijke werkzaamheden. Niemand is zo onbelangrijk, geen gedachte zo onbeduidend dat we de algemene tendens in het menselijk karakter niet zouden kunnen wijzigen door de kleine inspanning die nodig is om iets dat te verwaarlozen schijnt om te zetten in een betrouwbaar en constructief instrument ter verbetering van het inzicht van ons ras als geheel. Een ogenblikkelijk gevoel van ongeduld of een in onnadenkendheid uitgesproken scherp antwoord, dat ons te gemakkelijk te binnen schiet, kan worden omgezet in een hulp- en steungevende uiting van liefde en vriendelijkheid. Geen impuls is te gering om van invloed te zijn op de richting van de menselijke evolutie. Wijsheid kan niet worden overgedragen, ze groeit op natuurlijke wijze in de vruchtbare grond van ons hart en een onzelfzuchtig altruïsme is het natuurlijke resultaat van menselijke groei.

Artikelen van Elsa-Brita Titchenell


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1991

© 1991 Theosophical University Press Agency