Theosophical University Press Agency

Karma onder de loep

Eloise Hart

Als ons een video-opname van ons leven werd vertoond en we de loop van de gebeurtenissen zouden zien, zouden we dan beseffen dat het beter had gekund, dat we liefdevoller en zorgzamer hadden kunnen zijn en meer van onze geestelijke mogelijkheden hadden kunnen ontwikkelen?

Het is niet te laat. We hebben nog de tijd en de kracht om te bereiken wat we willen, dankzij de werking van karma – een Sanskrietwoord dat handeling of gevolgen betekent. Sir Edwin Arnold zegt dit duidelijk:

Mijn broeders! elk bestaan van een mens
is het gevolg van zijn vorige leven:
’t Gedane kwaad brengt zorgen en verdriet,
’t Gedane goed brengt zegen.
Het Licht van Azië, Boek 8

Elk groot religieus en filosofisch stelsel van de wereld maakt melding van deze leer. Moslims spreken over kismet, het levenslot of de Lotsbestemming die we ons vormen als we met onze gedachten en daden ons eigen Boek van het Lot schrijven; de oude Grieken spraken over de vergeldende gerechtigheid van de godin Nemesis en de drie Spinsters van het Lot, de Moirai van het Verleden, het Heden en de Toekomst; de hebreeërs en christenen spreken herhaaldelijk over zaaien en oogsten – aan Jezus werd gevraagd of iemand blind was geboren als gevolg van zijn zonden of van die van zijn vader? Oosterse filosofieën, maatschappelijke zeden en wetenschappelijke onderzoekingen zijn gebaseerd op oorzaak en gevolg, geven en ontvangen, actie en de overeenkomstige of tegengestelde reactie.

Nog maar weinig mensen begrijpen het: waren er meer die dat deden en deze beginselen in hun leven toepasten, dan zou de wereld zich na verloop van tijd meer bevrijden van de last van leed en verwarring. Het begrip karma, waarvan de filosofische grondslag in de geschriften van H.P. Blavatsky en anderen is uiteengezet, wordt nu gepopulariseerd in toneelstukken, romans, liederen en slagzinnen als ‘wat komen moet, komt’ en ‘men krijgt wat men verdient’. Ernstige denkers die inzien dat karma een van de belangrijkste elementen is om onszelf en de wereld te begrijpen en te verbeteren, geven diepgaande verklaringen van de ingewikkelde werkingen ervan: verklaringen die ons kunnen helpen begrijpen wat karma betekent, hoe het werkt, wat goed en slecht karma vormt, of het mogelijk is boven de gevolgen van onze daden uit te stijgen of die te ontlopen, en waarom zoveel goede mensen armoede en ziekte doormaken.

Karma houdt in dat wanneer een wezen beweegt – en denken en voelen zijn vormen van beweging – het daartoe van binnenuit wordt aangezet en een deel van zijn eigen levenskracht verbruikt. Deze kracht, die gekleurd wordt door gevoelens van liefde of haat, jaloezie, ergernis of wat ook, beïnvloedt niet alleen de aard van dat individu als ze zich door zijn constitutie beweegt om tot uitdrukking te komen, maar treft ook de omgeving en beïnvloedt daarin elk wezen en ding. Bovendien veroorzaken deze beweging en haar invloeden zowel een ogenblikkelijke als een uitgestelde reactie – de eerste is gewoonlijk zichtbaar en de andere niet omdat die de innerlijke of psychologische natuur beroert van de betrokkenen. De actie-reactie die voortvloeide uit het denken, het hart en het lichaam van de veroorzaker en het denken, het hart en het lichaam beïnvloedde van allen die er de kracht van voelden, brengt verdere en voortgaande acties en reacties teweeg bij alle betrokken personen. Als we de energie konden zien die naar buiten stroomt en zich verspreidt, zouden we niet één keten van actie-reactie-actie waarnemen die zich van een oneindig ver verleden uitstrekt naar een oneindig verre toekomst, maar een web van op elkaar inwerkende draden die ons met vrienden, collega’s en een massa andere levende wezens verbinden.

Stel u voor dat een dokter, alleen in zijn laboratorium, een geneesmiddel tegen kanker ontdekt. Honderdduizenden over de hele wereld zullen van zijn werk profiteren en de meesten weten nooit dat hij bestaat. Of is er een of ander karmisch verband dat maakt dat zij wel en anderen niet genezen? Daarbij komt nog dat het geluk dat opwelt bij allen die zijn geholpen niet alleen terugslaat op die dokter, maar het zal alle betrokkenen op een bijzondere en heilzame wijze samenbinden. Dat komt omdat karma naar buiten brengt wat innerlijk en onzichtbaar al bestaat. Al zijn we ons er niet van bewust, er bestaan ingewikkelde verbindingen tussen elke oorzaak en het gevolg daarvan, tussen allen die handelen, de oorzaak van hun handelen en degenen die de gevolgen van hun daden ondervinden. Alles wat gebeurt, hoe toevallig het ook lijkt, is de vrucht van wat eerder werd gezaaid.

Als we dit begrijpen, beseffen we welk een geweldige kracht onze gedachten en voornemens op onze wereld uitoefenen en hoe ernstig we het ecosysteem van de natuur verstoren en ontwrichten als we onverantwoordelijk denken. Want, zoals het boeddhistische geschrift ons zegt:

Alle verschijningsvormen van het bestaande worden voorafgegaan door het denken, hebben het denken als hoogste leider, en zijn uit het denken gevormd. Lijden volgt hem die met onzuivere gedachten spreekt of handelt, zoals het wiel de voet volgt van het dier dat (de wagen) trekt.
Dhammapada, blz. 5

Als de geschiedschrijvers de loop van oorzaken en gevolgen zouden kunnen nagaan, zou er niet meer gevraagd behoeven te worden waarom de wereld in haar huidige toestand verkeert.

Bovendien, als wij de gebeurtenissen scheppen en vormen, scheppen en vormen we ook onszelf. Oosterse geschriften zijn daarin duidelijk: door de aard van onze verlangens, gedachten en daden bepalen we wat we zijn, onze mentale en psychische eigenschappen, onze geboorte, levensomstandigheden, onze dood en de ervaringen daarna. Alles vormt zich door karma; dat alleen wordt van het ene naar het volgende leven overgebracht. Zij vatten dit hele gecompliceerde proces samen in één woord – phala, vrucht – we zijn de vrucht van ons verleden en het zaad van onze toekomst. Het kind is de vader van de man en de man is de ouder van het kind dat hij in de toekomst zal zijn.

Hierin zien we dat karma meer is dan actie en reactie, meer dan de onophoudelijke pogingen van de natuur om het evenwicht te herstellen. Het is het karakter: het karakter dat ieder wordt als gevolg van levens van handelen en reageren, van leren en groeien. Als we dit erkennen geven we anderen, of de duistere hand van het lot, niet meer de schuld van onze moeilijkheden; dan weten we dat wij ze hebben voortgebracht en dat alleen wij ze kunnen veranderen door de verantwoordelijkheid op ons te nemen voor onze eigen evolutie. Dat is niet gemakkelijk, maar gelukkig hebben we vele gedragsvoorschriften om ons te helpen. De ethiek is de meest betrouwbare methode om het denken en de emoties met elkaar in overeenstemming te brengen en onze hele constitutie te richten op ons geestelijk zelf.

Het boeddhistische voorschrift is duidelijk: om ons te bevrijden van onwetendheid en leed geeft het de raad onze toevlucht te nemen tot de Wet (Dharma), d.w.z. ons bewustzijn op een hoger plan te brengen door over geestelijke waarheden na te denken. Het volgen van het Edele Achtvoudige Pad betekent het beste doen onder alle omstandigheden: het meest volledige inzicht hebben in waarheid of geloof, de grootste vastberadenheid, de beste wijze van spreken, van handelen, bezigheden, inspanningen, overdenkingen en concentratie. Door dat te doen beïnvloeden en vergeestelijken we tot op zekere hoogte onze hele natuur, zodat ons leven, ons karakter en onze ervaringen na de dood worden verfijnd en veredeld.

De christenen hebben een soortgelijke gedragscode die uit vier deugden bestaat: voorzichtigheid, rechtvaardigheid, matigheid en standvastigheid, wat Jezus samenvatte in een enkel gebod: ‘dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad’ (Johannes 15:12). Arabische schrijvers hebben de kracht van die liefde vertolkt in een verhaal over een meisje, Rabi’a, aan wie eens werd gevraagd:

‘Houd je van God Almachtig?’ ‘Ja.’ ‘Haat je de Duivel?’ ‘Door mijn liefde voor God heb ik geen tijd de Duivel te haten’ antwoordde ze . . . ‘[mijn] liefde voor God neemt me zo in beslag dat er geen liefde of haat voor iets anders in mijn hart over is.’1

Door lief te hebben verbinden we ons met de ritmische cyclussen van het evoluerende leven. Ieder mens, dier of plant die met liefde handelt, helpt het evenwicht en de harmonie te herstellen en wekt bovendien energieën op in het onzichtbare milieu van de wereld, die werken van liefde, schoonheid en vrede voortbrengen. Dat is belangrijk voor onszelf en voor het welzijn van de wereld, als we het kwaad willen neutraliseren dat door eeuwenlange onwetendheid en zelfzuchtig streven is veroorzaakt; de gevolgen daarvan zijn ernstig genoeg om de ziel van de mens te breken – of hem wakker te schudden en tot inkeer te brengen.

Als we gebeurtenissen beoordelen uit het oogpunt van de ziel beseffen we dat alle karma goed karma is, omdat het de gelegenheid tot groei brengt. Een ontwakende ziel zou in een gemakkelijk leventje met weinig uitdagingen te maken krijgen; maar in tegenspoed, armoede en ziekte zou ze de kans krijgen anderen goed te doen, nog niet vereffend karma weg te werken en belangrijke geestelijke kwaliteiten tot ontwikkeling te brengen: geestkracht, onderscheidingsvermogen en mededogen. Ongetwijfeld is dat de reden dat veel goede en onschuldige mensen, waaronder kinderen en ouderen, hevig lijden. Dat zijn sterke zielen die innerlijk weten dat wat hun overkomt voor hun bestwil is en dat de werkingen van de natuur rechtvaardig zijn. Daarom wordt de last afgestemd op hun kracht en uithoudingsvermogen.

W.Q. Judge maakt deze en andere gedachten duidelijk in een verhaal2: Er was eens een oosterse prins die een vreselijke misdaad beging; als straf zou men een zware steen op hem laten vallen. Omdat de raadsheren wisten dat dit de jonge man zou doden in plaats van hem een kans te bieden zich te bekeren en het goed te maken, gaven ze bevel de steen in stukken te breken: sommige stukken op de prins te laten vallen, sommige op zijn kinderen en de rest op zijn kleinkinderen, voor zover ze dat konden verdragen. En zo gebeurde het. Drie generaties liet men op deze manier lijden en toch ging niemand ten onder. Was dit rechtvaardig? Men dacht van wel in dat land, waarin de mensen begrepen dat kinderen en kleinkinderen, geboren of nog ongeboren, gedeeltelijk de gevolgen dragen van daden die hun familieleden begaan. Aangetrokken tot de familie die in andere levens was gevormd en waaraan zij hadden meegewerkt, hebben ze deel aan de karmische verantwoordelijkheid voor elk van de leden ervan.

Is dit op grotere schaal ook niet waar? Profiteren we niet van de inzichten en lijden we niet door de dwalingen van onze ouders en voorouders en van hen, die ons door hun gedachten en daden treffen door wat er in de pers over hen wordt bericht? In verleden en heden, veraf en dichtbij, zijn we allemaal met elkaar verbonden.

De gedachte dat karma de gelegenheid biedt voor de vooruitgang van de ziel doet ons stilstaan bij de vraag wat de ziel is. Filosofisch gezien is de menselijke ziel dat deel van onze natuur dat herhaaldelijk op aarde incarneert, in een lichaam en met een persoonlijkheid die haar karma voorschrijft. Al die tijd wordt ze door haar hogere, goddelijke essentie overschaduwd, en voor zover karma dat toelaat, verlicht en geïnspireerd haar geestelijke gaven meer en meer tot uitdrukking te brengen. Als we aan karma denken als de werkwijze van de natuur om evenwicht te bereiken, beseffen we bovendien dat het niet een wezen of een ding is; dat zijn vereffeningen onpersoonlijk zijn en dus rechtvaardiger en effectiever dan die van de mens zouden zijn. Het biedt mogelijkheden die de ziel kan benutten om haar leven te hervormen. Misschien is dat de reden dat de Groten ons hebben aangespoord haar werkingen in ons leven toe te laten, door aanvaarding, door vergevensgezind, eerbiedig en liefdevol te zijn in alles wat we doen. Als we, omgekeerd, vasthouden aan haat en afgunst, bezaaien we de grond voor een oogst van pijn en als we uit zijn op wraak, is dat misschien een ernstiger misdaad dan die van de oorspronkelijke bedrijver.

Van twee dingen kunnen we zeker zijn: niemand ontkomt aan de gevolgen van zijn daden en niemand kan ons kwaad doen behalve wijzelf. Een kracht die is uitgezonden keert even zeker terug als de golven op de kust. We kunnen onszelf, onze verlangens en denkgewoonten die ons herhaaldelijk onheil brengen, echter wel veranderen. Keren dan de karmische omstandigheden terug, dan zullen we de bedoeling ervan kunnen peilen en de kans op constructieve wijze benutten. In die zin ‘stijgen we boven karma uit’, verheffen we ons uit de sleur van automatisch handelen en reageren. Omdat karma echter op elk bestaansgebied werkt, ontdekken we al spoedig dat de karmische gevolgen en verantwoordelijkheden op de hogere gebieden sterk zijn toegenomen.

Deze gedachte van individuele verantwoordelijkheid en de verstrengeling van karma’s is interessant en ingewikkeld. Het hart van de mens reikt instinctief naar anderen. Telkens ontmoeten we iemand die we zo graag zouden willen helpen en zijn we geneigd zijn of haar schuld af te lossen, een baan voor hem te zoeken, de pijn te dragen die zijn lichaam of ziel kwelt. Maar dan vragen we ons af: zal deze hulp werkelijk helpen? De Bhagavad-Gita waarschuwt ons tegen inmenging: ‘de plicht van een ander is vol gevaar’ (hoofdstuk 3). H.P. Blavatsky legt er echter de nadruk op dat ‘het nalaten van een barmhartige daad het plegen van een doodzonde wordt’ (De stem van de stilte, fragment 2), wat wil zeggen dat, als we ons in een situatie bevinden waar hulp nodig is, we daar om karmische redenen zijn en het onze plicht is behulpzaam te zijn.

Er bestaan natuurlijk veel manieren om te helpen. Er een vinden die anderen aanmoedigt en in staat stelt hun eigen kracht en mogelijkheid te ontwikkelen, vereist gevoeligheid en wijsheid – beide zijn ‘parels’, de oogst van levens van ervaringen en toch kunnen we die vinden als ons motief is anderen van dienst te zijn. Door acht te slaan op de zin en werking van ons dagelijks karmisch schrift, leren we niet alleen geleidelijk hoe we tegenspoed kunnen keren, maar ontwikkelen we ook het vermogen met anderen mee te leven.

Dat te doen vergt slechts één moment, dit moment, dat de vrucht is van het heden-dat-was en het zaad van het heden-dat-wordt. Daarin zo goed mogelijk leven is een waarborg voor een mooiere toekomst voor onszelf en de wereld waarmee we zo innig zijn verbonden. Het kan alleen maar lukken.

Noten

  1. R.A. Nicholson, A Literary History of the Arabs, blz. 234.
  2. Verteld in ‘Gedachten over karma’, Theosofische inzichten, blz. 207-11.

Karma, lot, vrije wil

Artikelen van Eloise Hart


Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 1991

© 1991 Theosophical University Press Agency