Het gaat niet alleen om materie
Ina Belderis
Bijna niets roept zulke hevige emoties op als de vraagstukken van leven en dood. Dit is niet verwonderlijk, want we hebben te maken met angst voor het onbekende. De meesten van ons hebben hun eigen opvattingen over de dood, en zolang we er niet te veel aan worden herinnerd kunnen we het wel aan. Onze houding kan echter drastisch veranderen als onderwerpen zoals abortus, doodstraf, euthanasie en dierproeven geschilpunten worden waarover de maatschappij beslissingen moet nemen. Tegenstrijdige opvattingen proberen dan in verhitte debatten de overhand te krijgen. Het vreemde is dat de meeste van deze controversen voornamelijk gaan over de zichtbare gevolgen of de materiekant.
Het grootste deel van de discussie over abortus bijvoorbeeld betreft de vraag of deze al of niet moord is, of een foetus een mens is, wanneer ze levensvatbaar is, en of de vrouw de keus mag hebben om haar zwangerschap te beëindigen. Degenen die de doodstraf voorstaan redeneren dat de maatschappij het recht heeft een moordenaar om het leven te brengen, terwijl tegenstanders vinden dat wraak geen rol mag spelen bij rechtspraak. De gemeenschap moet ook beslissen over actieve en passieve euthanasie: moet men tot het uiterste gaan om een vegeterend lichaam in leven te houden? Mag men een mens die heel erg lijdt toestaan zijn leven te beëindigen als hij dat wenst? Wanneer mogen dokters of familieleden zo’n beslissing nemen? En hoe staat het met het leven van dieren? Hebben we het recht dieren te laten lijden, ook al denken we dat dit mensenlevens zal redden?
Onze westerse religieuze en filosofische overleveringen gaan uit van een drievoudige verdeling in lichaam, ziel en geest. Terwijl velen denken dat ze een helder begrip hebben van wat het lichaam is – ze identificeren zich er zelfs mee – is hun opvatting over de ziel en de geest veel vager: beide zijn onzichtbaar en worden meestal in verband gebracht met iets ‘hogers’ in ons, maar het is niet erg duidelijk hoe. De meeste mensen zullen zich waarschijnlijk geen raad weten als men ze vraagt te beschrijven wat volgens hen het verschil tussen ziel en geest is. Oosterse tradities geven meer gedetailleerde indelingen van de mens: viervoudig, vijfvoudig of zevenvoudig. Ze leggen er de nadruk op dat een mens veel meer is dan alleen een lichaam: we zijn samengestelde wezens waarin de verschillende ‘delen’ of niveau’s als een geheel samenwerken. De zevenvoudige indeling onderscheidt een fysiek lichaam, een astraal modellichaam, levensenergieën, verlangen, verstand, een aspect waarin het hogere verstand en de intuïtie samenwerken, en ten slotte de goddelijke vonk die ons met het geheel verbindt.
De argumenten die in de genoemde maatschappelijke discussie worden aangevoerd, hebben zoals gezegd voornamelijk betrekking op het fysieke lichaam. De andere beginselen of aspecten van de mens worden bijna nooit in de beschouwingen betrokken. Hoe kunnen we verwachten tot enige geldige conclusie over deze vraagstukken van leven en dood te komen als we geen rekening houden met het grootste deel van ons wezen? Door onze goddelijke natuur zijn we verbonden met alles in het heelal: er kan niets met iemand gebeuren dat geen invloed heeft op alle anderen. Oorzaken en gevolgen hebben een invloed op ons, niet alleen op stoffelijk gebied, maar ook op astraal, psychisch, verstandelijk, intuïtief en spiritueel niveau. De grootste fout die we kunnen maken is te denken dat alles wat we doen alleen onszelf aangaat. We zijn op veel ingewikkelde manieren verbonden met het geheel en alles daarin, en daarom kunnen we alleen verantwoordelijk handelen als we aan het geheel denken.
Als we proberen de verschillende vraagstukken waarvoor we staan op te lossen door onze aandacht te richten op enkel materiële oorzaken en zichtbare gevolgen, gaan we aan veel dingen voorbij en kunnen we gemakkelijk de zaak verergeren. De meeste mensen zullen erkennen dat stoffelijke oorzaken stoffelijke gevolgen hebben, vooral omdat ze de onmiddellijke gevolgen kunnen zien. Maar volgens dezelfde redenering moeten onstoffelijke oorzaken gevolgen teweegbrengen op onstoffelijke niveau’s – ook al kunnen we ze niet zien. In wezen draaien al deze discussies om hoe we over het leven denken en over de eeuwige vraag: ‘Wie ben ik?’ In feite hebben we te maken met omstandigheden die het resultaat zijn van een verscheidenheid aan onzichtbare oorzaken die invloed hebben op veel meer dan alleen ons zichtbare zelf.
Hoe zouden we naar deze dringende vragen kijken als we ons hele wezen in de beschouwing betrekken? Misschien is abortus niet alleen maar een kwestie van het doden van lichamen uit angst voor ongewenste zwangerschappen. Ontzegt men zichzelf en het ongeboren zelf niet de gelegenheid om banden die in het verleden zijn opgebouwd, uit te werken? Misschien worden onze lasten wel groter door aan te nemen dat we de gevolgen van vroegere en tegenwoordige gedachten en daden nooit zullen ondervinden. En welke garantie hebben we dat het beëindigen van het leven van het lichaam van een misdadiger ook het leven zal beëindigen van de andere aspecten van zijn wezen? De misdadige neigingen van zijn gedachteleven zouden heel goed kunnen doorgaan met anderen te beïnvloeden die er gevoelig voor zijn. In het geval van euthanasie gaat ons hart misschien uit naar de onnodige pijn en het onnodig lijden van iemand die niet meer kan genezen. Het woord onnodig is echter de sleutel: wie weet wat een wezen nodig heeft?
Stel dat we hier zijn om te leren en te groeien, fysiek en spiritueel. Als we veroorzaken dat iemand vóór zijn tijd zijn lichaam verlaat, ontnemen we hem misschien iets dat hij nodig heeft. Aan de andere kant is het mogelijk dat we, door het lichaam op mechanische manier ‘in leven’ te houden, proberen hem iets te geven dat hij niet nodig heeft. Indien we al deze punten bekijken met de wet van oorzaak en gevolg voor ogen, zullen we misschien begrijpen dat in veel gevallen zowel abortus als euthanasie alleen maar uitstel van bepaalde gevolgen betekent, en het probleem niet laten verdwijnen. Is dit werkelijk in het belang van de betrokken personen?
Tot slot, vivisectie en het verrichten van dierproeven vormen slechts één aspect van onze behandeling van dieren en van het leven in het algemeen, want we gebruiken en misbruiken levende wezens op talloze manieren. Ons excuus voor het misbruiken van proefdieren is dat bepaalde proeven nodig zijn om meer te ontdekken over onszelf, om ons gezond te maken en te houden, om onze levens te redden en ons betere levensomstandigheden te verschaffen. De essentiële vraag is: ‘Komt het ons werkelijk ten goede als we gebruik of misbruik van andere wezens maken?’ Als we het recht opeisen om onze kwalen te genezen door levens van dieren te verwoesten, dan is het heel goed mogelijk dat we oorzaken in werking zetten op onzichtbare maar heel reële niveau’s, met gevolgen die we nog lang niet kunnen doorgronden.
Het is duidelijk dat het onmogelijk is om alle aspecten die met zulke ingewikkelde vraagstukken samenhangen zichtbaar te maken. Er zijn beslist geen eenvoudige oplossingen. Niettemin kunnen we deze vragen niet beantwoorden vóór we een verantwoorde grondslag hebben om onze opvattingen op te baseren. We kunnen alleen tot conclusies komen die bevredigend zijn voor ons hele wezen als we een levensfilosofie hebben die universeel is, die alle levende wezens omvat en het geheel van hun natuur, zichtbaar en onzichtbaar. Alleen dan zullen we inzien dat het niet alleen om materie gaat, en zullen we onze gedachten en daden in die richting vormgeven.
Sociaal/maatschappelijk: abortus/doodstraf/euthanasie/dieren