Theosophical University Press Agency

Juiste opvattingen of geen opvattingen?

Bas Rijken van Olst

Wat zijn betrouwbare richtlijnen waarop we ons handelen kunnen baseren? Welke opvattingen zijn goed en welke verkeerd? Welke opvattingen zou men moeten hebben? Mensen hebben altijd geprobeerd deze vragen te beantwoorden, en in fragmenten uit twee verschillende delen van de Pali Canon zien we dat de Boeddha aanbevelingen doet over de schijnbaar tegenstrijdige gedragslijnen van het hebben van juiste opvattingen en van geen opvattingen. Op het bekende Edele Achtvoudige Pad vormt ‘juiste opvatting’ of overtuiging de eerste stap. Wat bedoelde de Boeddha met deze uitdrukking? We verwachten misschien een lijst van deugden die moeten worden beoefend, maar in de Pali Canon wordt ‘juiste opvatting’ (in Pali: sammaditthi) als volgt toegelicht:

Monniken, wat is juiste opvatting?

Monniken, de kennis over het lijden, de kennis over de oorzaken van het lijden, de kennis over het opheffen van het lijden, en de kennis over de manier om het lijden op te heffen, dat, monniken, is juiste opvatting.1

Hier is kennis van elk van de Vier Edele Waarheden juiste opvatting, en volgens de geschreven traditie legde de Boeddha de nadruk op het zich bewust worden van deze waarheden als essentieel element van zijn verlichting. De overlevering zegt ook dat tijdens het ervaren van verlichting de Boeddha deze bewustwording ondervond op de vierde trap van zijn dhyana of meditatie.

Professor Tilmann Vetter interpreteert deze eerste stap op het Edele Achtvoudige Pad als ‘het geloof dat met de dood niet alles is afgelopen en het vertrouwen dat de Boeddha een weg naar de verlossing verkondigt die hij zelf met succes is gegaan’.2 ‘Opvattingen’ betekent hier niet persoonlijke zienswijzen, meningen of ideeën; in plaats daarvan geeft de Boeddha een beeld van onze eigen toekomst en mogelijkheden, want eens zullen ook wij ons bewustzijn hebben verruimd, zodat we dan de Vier Edele Waarheden zullen kennen en begrijpen.

Deze eerste stap geeft een overzicht over het hele Achtvoudige Pad. Vanaf de tweede stap vinden we een lijst van deugden die men dient te beoefenen en die behoren tot ‘de weg die voert tot het opheffen van het lijden.’ Deze deugden zijn: juist besluit, juist spreken, juist handelen, juiste levenswijze, juiste inspanning en juiste bewustheid. De achtste en laatste stap is juiste samadhi of diepe concentratie. Hier bereiken we de vier trappen van dhyana of meditatie. Door het beoefenen van de bovenstaande deugden bereidt men zich voor op dhyana:

Deze eerste trap is een toestand van vreugde en geluk, . . . gepaard gaande met nadenken en overwegen. Na verloop van tijd verdwijnen nadenken en overwegen; in plaats daarvan komen innerlijke rust en eenwording van hart. Vreugde en geluk blijven, . . . Dit is de tweede trap. Dan verdwijnt de vreugde, maar het geluk, opgevat als welzijn van het lichaam, blijft. Dit geluk wordt aangevuld door gelijkmoedigheid en bewustheid. Dit is de derde trap. Ten slotte verdwijnt ook het geluksgevoel, en de gelijkmoedigheid en bewustheid bereiken een toestand van volmaaktheid. Dit is de vierde trap.3

We zien dus dat voor de Boeddha ‘juiste opvatting’ betekent het hebben van de juiste kijk op onze mogelijkheden als mensen, het beeld van een pad dat we zelf kunnen volgen en waarop de Boeddha ons is voorgegaan. Tegen de tijd dat we de laatste stap op het Edele Achtvoudige Pad hebben gezet, kennen we uit ervaring de manier om de illusies die lijden veroorzaken te overwinnen.

Als we nu een ander gedeelte van de Pali Canon opslaan, namelijk bepaalde fragmenten uit de Sutta Nipata die behoren tot de oudste teksten van deze Canon, vinden we dat het woord ‘opvatting’ daar op een andere manier wordt gebruikt, en dit geldt ook voor het Paliwoord waarvan de betekenis in dit geval varieert van persoonlijke theorieën, meningen en overtuigingen tot vooroordelen. De Boeddha heeft het hier over mensen die een genoegen scheppen in twistgesprekken en die graag speculeren en theoretiseren; dit stelt hij tegenover het gedrag van de wijzen.

Wat sommigen beschouwen als de hoogste opvatting, is volgens anderen waardeloos. Ze beweren allemaal deskundig te zijn: Wie van hen heeft eigenlijk gelijk? (903)

Ieder beweert dat zijn eigen opvatting volmaakt is, en wat anderen geloven minderwaardig. Zo komen ze tot een twistgesprek; en ieder van hen zegt dat zijn eigen mening waar is. (904)

Wie ergens aan gehecht is, gaat debatteren over leerstellingen. Waardoor en hoe kan een niet-gehecht persoon worden gekenmerkt? Hij heeft niets om zich aan vast te klampen of om te verwerpen. Hij heeft reeds hier al zijn opvattingen gezuiverd. (787)

De wijze. . . is onverschillig bij sektarisch gekibbel en begeeft zich daar niet in, terwijl anderen gehecht blijven. (912)

Omdat hij zijn vroegere onreinheid heeft verlaten en geen nieuwe veroorzaakt, en geen partij kiest, is hij vrij van dogmatische opvattingen . . . (913)

Omdat hij iedere veronderstelling heeft opgegeven en niet gebonden is, vertrouwt hij niet op kennis zelf. . . hij verlaat zich niet op welke opvatting ook. (800)4

In dit verband wordt het hebben van geen opvatting als wijs beschouwd, want de wijze heeft een niveau van begrijpen bereikt waar hij weet dat strijd en twistgesprekken eindigen zodra je niet meer gehecht bent aan deze of gene theorie. Deze fragmenten van de Sutta-Nipata ademen een atmosfeer van verdraagzaamheid en vrijheid van alle leerstellige beperkingen.

Hoe kan men juiste opvatting en geen opvatting beide aanbevelen? Tegenspraak is typerend voor onze ‘dit of dat’ manier van denken. Het woord opvatting heeft veel verschillende betekenissen, die variëren van inzicht rot opinie of theorie. Er is een stadium op het pad dat wordt aanbevolen door en besloten ligt in ‘juiste opvatting’, waar ‘nadenken en overwegen ophouden.’ In dit stadium van het Achtvoudige Pad heeft men geen opvattingen meer. In beide gevallen verwijzen dus de aanbevelingen naar een stadium waar men door kennis en wijsheid de innerlijke kalmte en stilte van de mysticus heeft bereikt.

Noten

  1. Uit Digha Nikaya II:311, vert. Rune Johansson, Pali Buddhist Texts, 1981, blz. 72.
  2. The Ideas and Meditative Practices of Early Buddhism, Brill, Leiden, 1988, blz. 12.
  3. Op.cit, blz. xxv-vi.
  4. Sutta-Nipata, vert. H. Saddhatissa, Londen, 1987, behalve vers 800, vert. van Luis O. Gomez in Proto-Madhyamika in the Pali Canon, Philosophy East and West, 1976, blz. 137-65. In de tekst komt hel Paliwoord voor opvatting, ditthi, voor in de verzen 787, 913 en 800. In de verzen 903 en 904 echter is opvatting in het origineel dhamma, dat is het Pali-equivalent van dharma in het Sanskriet, wat betekent opvatting, leer, of natuurwet.

Boeddhisme

Waarheid en ethiek

Artikelen van Bas Rijken van Olst


Uit het tijdschrift Sunrise jul/aug 1990

© 1990 Theosophical University Press Agency