Een deel van de waarheid
Virginia V. George
Een yuga is een bepaald ‘tijdperk’ of een bepaalde tijdsperiode; . . . Kaliyuga, of het duistere tijdperk, is het yuga waarin slechts een deel van de waarheid overheerst, omdat materialisme en onwetendheid, met hun kwalijke bijproducten als zelfzucht, haat en onverschilligheid, vat hebben op het hart van de mens. We zijn nu in het kaliyuga van ons tegenwoordige grote ras.
– Judith Tyberg
De tijd van nu is angstaanjagend; onze maatschappij wordt meer en meer bandeloos en chaotisch, en ook weten we dat naarmate kaliyuga vordert, de dingen nog zullen verergeren. Hoe moeten we verdergaan om zo goed mogelijk te leven in een wereld waarin terreur en wanhoop dagelijks toenemen en steeds dichterbij komen? We vermijden slecht bekend staande gedeelten van de stad, kiezen vrienden die zijn als wijzelf, wonen in een relatief misdaadvrije buurt, hebben een vaste baan en een mooi huis. We lezen goede spirituele boeken, kijken naar informatieve tv-programma’s, proberen goede gedachten te hebben, geven kleren en geld aan een goed doel als we kunnen, werken misschien zelfs onbetaald voor een of andere goede instelling.
We kunnen dit alles doen en geheel afgescheiden leven van mensen en buurten om ons heen van lager allooi. Het schijnt wellicht alsof karma ons onbeschadigd onze tegenwoordige plaats heeft gegeven; misschien denken we dat we die weg al eerder zijn gegaan en dat we onze rekening al hebben betaald aan die angstaanjagende maatschappij en dat het nu niet nodig is er direct mee in contact te komen. Maar is dat werkelijk zo? Kunnen we zelfgenoegzaam aannemen dat dit zo is alleen omdat we nu niet arm zijn, geen strafblad hebben, niet verslaafd zijn?
We moeten wel bedenken, en dat geldt voor al onze bestaansperioden op het rad van reïncarnatie, dat ons leven ieder moment kan veranderen, want we kennen onszelf of ons verleden eenvoudig niet goed genoeg om zelfingenomen te zijn. Het is waar dat men in het algemeen de kwaliteit van iemand en zijn plaats in de maatschappij kan beoordelen aan de hand van zijn/haar houding, conversatie, manier van spreken, goede manieren of gebrek eraan, enz., en een fatsoenlijk mens is dat gewoonlijk (maar niet altijd) al vele levens lang. Er kunnen duistere hoeken bestaan die nog niet zijn gereinigd en waaruit onverwacht en op onze zwakste momenten achtergebleven bewoners tevoorschijn komen om in het licht te treden en hun en ons karma ten uitvoer te brengen. Dat uit zich op verschillende manieren, zoals verslaving, wanhoop, zelfvernietiging – en gewoonlijk zijn dat misdaden of gewelddaden tegen onszelf, niet tegen anderen, want zo iemand kan wel degelijk ver zijn gevorderd maar alleen tijdelijk de ontmoeting en verwerking van dit duistere, persoonlijke karma uit het verleden hebben uitgesteld.
Het leven kan, naast plezierige dingen, heel veel verschrikkelijks brengen – ongelukken, het verlies van een baan, van geld, van een huis, de dood van kinderen, echtgenoten; en het is waar dat we sterk moeten zijn om ze te doorstaan en uiteindelijk maken ze ons sterk. Maar soms is het verlies zo groot, de last zo zwaar en het verdriet zo ingrijpend, dat de zwakke menselijke kant van ons het niet kan verdragen en we het op een of andere manier opgeven. Sommigen zinken steeds dieper en eindigen hun leven in het slop, vergetelheid is hun enige doel. Anderen zakken omlaag maar stoppen halverwege, misschien omdat ze door een herinnering van de ziel worden getroffen en maken een ommekeer in hun leven. Anderen worden door liefhebbende vrienden of familie geholpen, of door vriendelijke buitenstaanders die door hun uitgestoken hand alleen al de stoot tot verbetering kunnen zijn.
We zitten allen in hetzelfde schuitje; niet alleen kennen we van niemand de omstandigheden uit vorige levens, maar we weten ook niet wat de oorzaak is van hun gebreken en fouten in dit leven. We moeten allemaal nog een lange weg afleggen en niemand van ons kan met zekerheid zeggen dat wij ervoor hebben gezorgd dat alle donkere hoeken in onze vele levens zijn gezuiverd. We weten ook niet tot welke diepte wij zouden kunnen afdalen als we in dezelfde omstandigheden kwamen te verkeren.
We kunnen wel voortdurend in hoogdravende taal praten en redeneren, maar als we ons van een ander afkeren waarvan we weten dat hij lijdt en om hulp vraagt, dan is alle grootmoedigheid maar schijn en niets waard. Het is ook goed en inspirerend om over de Groten uit het verleden te horen, over de boeddha’s en de christussen en krishna’s, maar pas als hun mededogen het onze wordt, kunnen we overzien welke stromingen in onze wereld omgeleid moeten worden om ze nuttig te maken.
Diegenen die ons nabij zijn, nabij misschien alleen wat afstand betreft, staan karmisch op die plaats. Zij zijn het misschien die onze hulp het hardst nodig hebben en die wij onmiddellijk kunnen bijstaan. Als karma op zijn onpartijdige manier zo werkt dat we inderdaad in de omstandigheden verkeren om anderen te helpen, laten we dat feit dan onder ogen zien als een zegen en het benutten. Niemand van ons is zo geïsoleerd dat er niet iemand anders in de buurt is om zijn lot aan te trekken.
Dus wat is de theosofie van morgen? Dat hangt ervan af hoe goed we onze levenslessen leren. De enige manier om het toenemende verderf en de immoraliteit van kaliyuga te bedwingen, is door zorgzaamheid en op onzelfzuchtige wijze onszelf te geven. De theosofie zal blijven wat ze altijd is geweest – een bron van waarheid, zelfkennis, oude wijsheid en misschien bovenal mededogen.
Artikelen van Virginia V. George