Theosophical University Press Agency

Gedachten over de toekomst

Rudi Jansma

Universele waarheid is altijd geweest, is, en zal altijd zijn; ze is eeuwig en onsterfelijk. Tegelijkertijd zijn haar uitdrukkingswijzen oneindig in aantal en variatie. De moderne theosofische beweging gebruikt als haar motto: ‘Er is geen godsdienst hoger dan de waarheid.’ In de zin van haar toewijding aan universele waarheid welke steeds dichter benaderd wordt, maar nooit volledig bereikt, is er geen verschil tussen de theosofie van vroeger, heden of toekomst.

Als iemand mij zou vragen: ‘Denk je dat theosofie in de 21ste eeuw hetzelfde zal zijn als in de 20ste?’ zou ik met Ja antwoorden. Want iemand die voortdurend leiding geeft aan zijn gedachten en handelingen in harmonie met universele waarheid draagt broederschap altijd in zijn hart. Dit zal niet veranderen in een eeuw of in duizend jaar of langer, zolang er theosofen zijn die die naam waardig zijn.

Als iemand mij zou vragen: ‘Zal theosofie verschillend zijn in de 21ste eeuw?’ zou ik ook met Ja antwoorden. Omdat er een oneindig aantal manieren is waarop waarheid kan worden uitgedrukt. Elke menselijke uitdrukkingswijze en iedere handeling heeft een fundament in waarheid, hoe onvolmaakt die ook wordt begrepen; maar hoewel voortkomend uit universele waarheid heeft zo’n uitdrukkingswijze slechts een tijdelijk bestaan. De wereld zoals ze zich aan ons voordoet is zelfs niet voor een fractie van een seconde dezelfde, en daarom moeten we een eindeloos aanpassingsvermogen hebben en gereed zijn om iedere nieuwe situatie te aanschouwen met de ogen van een pasgeboren kind en alert voor de diepe stilte waarin de stem van de waarheid spreekt. Als we een waarheid zouden vestigen in de plaats van Waarheid zouden we een vreselijk monster hebben geschapen. Zijn naam is dogma. Onvolmaakt als we zijn, hebben we allemaal soms, zelfs met de beste bedoelingen, zulke schepsels gevoed, waarbij we ons begrip van de wetten van de natuur aanzagen voor die wetten zelf.

Onszelf afvragen hoe de wereld er in de 21ste eeuw uit zal zien en welke rol de theosofie daarin zal spelen, is natuurlijk een kwestie van speculatie. Maar één ding dat we weten is dat de zaden die we vandaag zaaien de bomen van morgen zullen zijn. Er zijn ook zaden gestrooid in het verleden, misschien het verre verleden, die onverwacht kunnen ontkiemen en een rol van belang kunnen gaan spelen die we niet hadden voorzien. Alleen als we wijs genoeg zouden zijn om in het heden de karmische lijnen uit het verleden te zien, zouden we begrijpelijke en betrouwbare voorspellingen kunnen doen.

Een van de diverse lijnen waarlangs de menselijke cultuur voortschrijdt is die van de wetenschap. In minder dan een eeuw hebben we de gelijkwaardigheid van energie en materie ontdekt, hebben we ingezien dat de waarnemer de waarneming beïnvloedt en zijn we doorgedrongen tot in het binnenste van het atoom. We zijn doorgedrongen in vele geheimen van onze natuurlijke omgeving met al zijn ecologische complexiteiten en hebben ons een begrip verworven van de meest verfijnde processen van de lichamelijke erfelijkheid, DNA en zijn bondgenoot, RNA. In ruim een eeuw hebben we onze paarden achter ons gelaten en hen vervangen door ‘miraculeuze’ transport- en communicatiemiddelen. We hebben ongetwijfeld een van de meest opmerkelijke eeuwen uit de ons bekende geschiedenis achter de rug. Theosofie heeft daaraan een bijdrage geleverd, zij het bijna onbekend aan en onopgemerkt door de wereld. Een aantal van onze grootste wetenschappers zowel als kunstenaars en andere mensen hebben theosofische boeken of andere wijsheidstradities van de niet-westerse culturen bestudeerd. Anderen, die al of niet van theosofie gehoord hebben, hebben intuïtief glimpen van waarheid opgevangen.

We kunnen onszelf afvragen: ‘Zijn we wijzer geworden door al die kennis? Zijn we nu edeler mensen dan voor deze gouden eeuw van wetenschap en technologie?’ Aan de ene kant, ja. Er is, dankzij ons uitbreidende wereld-communicatienetwerk een groeiend bewustzijn van het lijden en de moeilijkheden in verafgelegen gebieden op aarde. Aan de andere kant hebben we onszelf nog niet zo erg veredeld. Oorlogen, milieuvernietiging, en andere vormen van vernietiging, misdaad, drugsgebruik en zelfmoord zijn wellicht in de geschiedenis niet op zo’n grote schaal voorgekomen. Hebben theosofen tevergeefs gewerkt voor een betere wereld, of was hun aantal te klein of waren ze te machteloos? Zou een theosofische schrijver van een honderd jaar geleden, die zich een voorstelling maakte van de 20ste eeuw, het opgegeven hebben als hij of zij de strijd en het lijden had kunnen voorzien?

Naar mijn mening is het antwoord daarop uitdrukkelijk ontkennend. Hoewel we fouten hebben gemaakt en aan zwakheden hebben toegegeven en we het misschien beter hadden kunnen doen, denk ik dat deze eeuw een hechte fundering heeft gelegd voor de toekomst.

In de laatste, zeg vijftien jaar, schijnt zich een nieuw tijdperk aan te kondigen. We kunnen het de holistische benadering noemen. We beginnen ons nu op grote schaal te realiseren dat alle aspecten van de natuur zijn verbonden in een organisch geheel. In de medische wereld zien we een toenemende tendens tot het toepassen van holistische geneeswijzen, waarbij de mens wordt beschouwd als een eenheid, lichamelijk zowel als psychologisch, en waarbij ziekte gezien wordt als een verstoord evenwicht binnen het organisme, en tussen het organisme en de buitenwereld. In de biologie geeft de Gaia-hypothese aan dat de aarde in haar totaal in balans wordt gehouden door de levende organismen die erop groeien en rondlopen. Zij oefenen een stabiliserende invloed uit op een systeem dat veel groter is dan zijzelf en die zich ver uitstrekt buiten hun eigen persoonlijke strijd om het bestaan.

Computers en microtechnologie hebben onthuld dat processen die chaotisch lijken te zijn een schitterend regelmatig patroon vertonen van een nieuwe orde die van evenveel belang is voor levende systemen als orde in de traditionele zin van het woord. Tegelijkertijd zakken oude wagens in elkaar of beginnen te kraken. Het denken, gebaseerd op de invloed van Newton en Descartes heeft zijn waarde gehad voor de vroege ontwikkeling van de moderne wetenschap, maar is niet langer toereikend. Het darwinisme wordt bediscussieerd en zwaar aangevallen en heeft wellicht zijn langste tijd al gehad. Tegelijkertijd beginnen we de traditionele wijsheid van Oost en West te waarderen, zelfs al wordt deze herkenning soms in nog te oppervlakkige termen uitgedrukt. Niettemin voorspelt deze ontwikkeling een algemene acceptatie van het inzicht dat alle culturen, antieke en moderne, samen een broederschap vormen die door de eeuwen heen bestaat en waaraan elk een waardevolle bijdrage levert.

Holistische ideeën zijn nog maar jonge scheuten in de bossen van de wetenschap en worden constant bedreigd, maar ze zien er gezond uit en we zijn optimistisch over hun overlevingskans. Al deze ontwikkelingen wijzen in de richting van een algemene herkenning van broederschap als een feit in de natuur, en dat is toch de eerste doelstelling van iedere theosofische organisatie uit de geschiedenis, nietwaar?

Maar er blijft nog veel, heel veel te doen over. Zo is er de scheiding tussen materie en bewustzijn. Zelfs de meer moedige en progressieve mensen onder de tegenwoordige wetenschappers zoeken meestal nog eerder mechanistische verklaringen dan dat zij de geheimzinnige woorden ‘bewustzijn’ en ‘denkvermogen’ uitspreken, wanneer het gaat om factoren die een rol spelen in de natuur. Dit komt misschien deels voort uit angst voor een terugkeer naar religieus fundamentalisme. Zeker moeten theosofen van heden en toekomst het begrip ondersteunen dat denken en bewustzijn onafscheidelijk zijn van welk gemanifesteerd bestaan dan ook. Als we eenmaal de analogie tussen de opbouw van de natuur en van onszelf accepteren, hebben we in het samenspel van ons denkvermogen en onze verlangens en hartstochten een sleutel tot het begrijpen van de veelvormige uitdrukkingswijzen van het leven van onze planeet.

Boven het denkvermogen is er het buddhisch beginsel, dat van nature zo helder is als kristal en waarin het ware, het goede en het schone verenigd zijn. Tot nu toe hebben wetenschapsmensen schoonheid doorverwezen naar het rijk van de kunst, en ethiek naar religie en filosofie (hoewel veel filosofen niet geïnteresseerd zijn in ethiek omdat het naar hun zeggen te metafysisch is). In een werkelijk holistische benadering is er geen plaats voor het uitsluiten van wat dan ook, en er kan geen sprake zijn van een scheiding tussen religie, wetenschap, filosofie en kunst.

Vandaag de dag trilt er een nieuwe rimpeling van hoop door het bewustzijn van de mensheid. Het is te vroeg om te jubelen, want de jonge scheuten van vrede en samenwerking zijn nog jong en kwetsbaar, maar niemand kan aan de indruk ontkomen dat een aantal gedachten van werkelijke broederschap het denken van personen in sleutelposities hebben aangeraakt, en dat is waar miljoenen op gehoopt hadden. Alle mensen zijn karmisch met elkaar verbonden en samen verantwoordelijk. Samen bouwen we onze maatschappelijke omstandigheden, inclusief de onvolmaaktheden ervan die sommigen tijdelijk niet aankunnen. Maar als we ‘misdadigers’, ‘verslaafden’ en anderen uitsluiten van onze gedachten van broederschap, drijven we hen in een isolement en nog grotere wanhoop, en ons gemeenschappelijk karma zal een wereld zijn vol misdaad en terreur. Waarom niet tenminste proberen de strijd in individuele menselijke zielen te begrijpen vanuit een achtergrond van mededogen? Zaden zijn gezaaid in deze eeuw, o.a. door Katherine Tingley in de eerste decennia, en hoewel slechts enkele ervan zichtbaar tot ontkieming zijn gekomen, is het onze huidige taak deze te verzorgen.

De sleutel tot elke vooruitgang is opvoeding. Er zijn schitterende initiatieven genomen, want we houden allemaal van onze kinderen. Maar niet voordat de harmonieuze eenheid van de totale mens wordt onderkend, zullen wij als mensheid het belang begrijpen van een evenwichtige ethische en kunstzinnige opvoeding in de psychologische, mentale en spirituele mogelijkheden zowel als in de praktische aspecten van het leven.

We kunnen niet precies weten hoe het er morgen uit zal zien, maar het is waard ervoor te werken. En laten we hopen dat een lezer van dit artikel in, zeg 2089, zijn of haar hoofd zal schudden en glimlachen: wat somber waren de goedbedoelde visies van die lui van honderd jaar geleden; wij hebben veel meer bereikt dan waarvan zij ooit konden dromen.

Artikelen van Rudi Jansma


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1989

© 1989 Theosophical University Press Agency