Theosophical University Press Agency

De geheime leer aller tijden

Grace F. Knoche

Honderd jaar geleden werd op 1 november H.P. Blavatsky’s monumentale werk, De geheime leer, in Londen en New York gepubliceerd en sindsdien was het altijd verkrijgbaar. Dit themanummer, ‘De geheime leer aller tijden’, herdenkt niet alleen het feit dat De geheime leer honderd jaar bestaat, maar ook het bestaan van een geheime leer of oude wijsheid die vanaf de oudheid tot in onze tijd een gids voor zoekers naar waarheid is geweest. Dit stelsel van waarheden over de aard, de evolutie en de bestemming van de mensheid en het heelal, dat eens over de aardbol was verspreid, is de oorspronkelijke bron waarover HPB schreef en waaruit ze haar inspiratie putte.

Dat er aan de heilige literatuur en legendarische kennis van de wereld een Oorspronkelijke Traditie ten grondslag ligt, is een thema waarmee studenten in de vergelijkende studie van religies en mythologieën vertrouwd zijn. De universele aanwezigheid ervan blijkt uit de nauwe overeenkomst van termen die nog steeds in gebruik zijn, zoals guptavidya (geheime kennis) en sanatana dharma (eeuwige waarheid of wet) in India; nistorah chokhmah (verborgen wijsheid) uit de Hebreeuwse kabbala, die sinds de oudste tijden van rabbi op rabbi is overgeleverd; ishraqi, theosofie (godswijsheid) van de soefimystici, gnosis (wijsheid-kennis) van de gnostici, en de philosophia perennis (eeuwige filosofie) die gedurende de Renaissance de hermetische traditie van onafhankelijk geestelijk onderzoek in leven hield. In de ziel van mannen en vrouwen in de hele wereld zijn vonken van deze oorspronkelijk meegedeelde waarheden in mindere of meerdere mate blijven gloeien.

Hoe is dit gebeurd? Volgens de overlevering heeft de geest van de aarde, beschermer van de planeet en haar families van levens, toen wij mensen nog onschuldig en vrij van kwaad waren, op ons diepste wezen bepaalde oorspronkelijke waarheden afgedrukt over onszelf, onze verwantschap met het goddelijke, en de lange evolutionaire pelgrimstocht die wij moeten ondernemen om ons tot volledig ontwikkelde zelfbewuste godheden in de kosmische orde te ontplooien. Zo krachtig was die indruk, dat zelfs tot op deze dag een herinnering daaraan is bewaard gebleven, hoe zwak en onvolmaakt ook. Op rustige momenten, wanneer het woelige verstand en de emoties tot rust zijn gekomen en het hart ontvankelijk is, weten we dat we meer zijn dan we schijnen; dat liefde, moed en trouw onsterfelijk zijn en dat wij, individueel en collectief, de helende energieën in onze wereld kunnen versterken, waardoor tegenstanders bondgenoten kunnen worden in het voortgaande proces van evolutie.

Dat ieder mens op onze aardbol, ongeacht de maatschappelijke of religieuze kleur, deelheeft aan het geestelijke erfgoed van de mensheid, is een treffende gedachte. Binnen de uiterlijke mens bevindt zich de innerlijke mens, de eeuwige pelgrim, die eens bewust het oude pad van zelfdiscipline zal gaan dat leidt naar zelfverlichting en het vermogen allen die lijden genezing en geluk te brengen. Wat één mens in diepste wezen is, zijn wij allen, want we zijn geen afzonderlijke, los van elkaar staande entiteiten, die verschillen van het heelal van levende wezens. De uiterlijke bekleding verschilt, zodat het unieke zich in een veelheid van kleur, vorm en frequentie kan openbaren. Dit feit geeft een beeld te zien van eenheid en verbondenheid waarin atomen, mensen en goden alle deel uitmaken van het ene Leven, het ene Zijn, hoewel elk zich op zijn eigen wijze ontwikkelt.

Terwijl we het honderdjarig bestaan herdenken van De geheime leer, eren we ook de moed, de sensitiviteit en de toewijding van de schrijfster als overbrengster van een kosmische filosofie die zowel het intellect als het hart bevredigt. HPB is nu nog een even groot mysterie als toen ze in 1873 in Amerika aankwam, twee jaar voor het stichten van de Theosophical Society. Wat ze in haar leertijd, training en discipelschap had geleerd, heeft ze in haar geschriften samengevat en weergegeven. Geen gewone biografie zou kunnen vertellen wat zich innerlijk voltrok achter de vele maskers die ze moest dragen. Hoe zouden wij de ingewikkelde en subtiele energieën kunnen begrijpen die een geestelijke en literaire titan doorstromen en inspireren, die tot taak heeft de westerse en oosterse volkeren ‘een uitgekozen aantal fragmenten’ van de archaïsche wijsheidsreligie aan te bieden, die de tijd en de opkomst en ondergang van beschavingen bijna geheel uit het geheugen van de mens had weggewist.

Toen De geheime leer in 1888 verscheen, had een opmerkelijk aantal mensen in Europa en Amerika HPB’s Isis ontsluierd al gelezen, evenals de meer populaire boeken van A.P. Sinnett die uittreksels bevatten van brieven die via HPB van twee oosterse adepten waren ontvangen. De gedachte dat er vergevorderde mensen waren die beschikten over bronnen van kennis en wijsheid groter dan die van de scherpste intellecten van die tijd, inspireerde zoekers over de hele wereld. Om tegemoet te komen aan het verlangen van intuïtieve en intelligente zielen moest een grotere scheur worden gemaakt in de sluier van Isis (de natuur), en een meer omvattende presentatie van de prajña purani (de oude wijsheid) worden gegeven. De geheime leer was het antwoord van HPB en haar leraren.

Hoe kunnen we De geheime leer het best bestuderen zonder dat het boek ons overweldigt of in verwarring brengt? HPB heeft geen vaste regels of methoden geformuleerd; iedere bestudeerder is vrij op zijn eigen manier de atmosfeer van de leringen tot zich te laten spreken. Niettemin heeft ze in aanwijzingen aan haar leerlingen een prachtige leidraad gegeven, onder anderen aan Robert Bowen, die haar overstelpte met vragen over haar kort tevoren gepubliceerde De geheime leer1 Ze schetst de vier belangrijkste begrippen die ze zich meester moesten maken, maar zegt met klem dat ze niet moeten verwachten ‘een bevredigend beeld van de constitutie van het Heelal’ te krijgen, want daarvoor is De geheime leer niet bedoeld. Het doel ervan is eerder een ‘weg naar de waarheid’ te wijzen. Van de vele aanwijzingen die Bowen heeft opgetekend, halen we er slechts twee aan. Ten eerste,

Elke vorm, hoe ruw ook, draagt het verborgen beeld van zijn ‘schepper’ in zich. Zo draagt ook het werk van een schrijver, hoe duister het misschien ook is, het verborgen beeld van de kennis van de schrijver in zich.

Bowen was opgetogen. Als een belangrijk deel van de leringen in De geheime leer afkomstig is van ‘mensen met een kennis die ontzaglijk veel groter is dan de hare’, dan kan ieder mens ‘in HPB’s woorden een kennis vinden waarvan zij zich niet bewust is:’ Waarschuwde ze hen niet (en alle toekomstige bestudeerders) haar woorden of die van een ander niet als definitief en gezaghebbend te beschouwen; werd hen niet op het hart gedrukt te vertrouwen op hun ‘eigen zich verdiepende inzichten’? Later legde hij de zaak aan HPB voor en ontving een ‘goedkeurende glimlach’. Meer verborgen, maar niettemin aanwezig, is de gedachte dat de mahatmische kracht achter en binnen de woorden van De geheime leer zal doorwerken in de gedachteatmosfeer van de mensheid tot voorbij de 21ste eeuw, tot in en tijdens de huidige precessiecyclus van circa 2160 jaar, d.w.z. gedurende het hele Aquarische tijdperk dat zich nu gaat manifesteren.

Ten tweede, ‘Er is noch sprake van komen, noch van gaan, maar van een eeuwige worden’ – wat slaat op rassen en onderrassen die elkaar opvolgen.* HPB verklaart dat het wortelras dat aan het onze (het 5de) voorafgaat ‘nog leeft’, evenals de drie vroegere wortelrassen, ‘wat wil zeggen dat hun verschijningsvormen op ons tegenwoordige stoffelijke gebied nog aanwezig zijn.’ En dat betekent, voegt Bowen hieraan toe, dat het volgende onderras en wortelras die na ons komen zich ook onder ons bevinden, ‘en zelfs mensen van de komende ronden.’

*Volgens de theosofie belichaamt de mensheid zich in zeven grote rassen, wortelrassen genaamd, waarvan elk zeven onderrassen heeft.

Het is een stimulerende gedachte en sluit aan bij wat HPB (GL 2:230) opmerkt, t.w. dat het Eden uit Genesis in werkelijkheid Eden Illa-ah is (het verheven of hemelse Eden), wat in één opzicht wijsheid betekent, een nirvanische toestand, of een paradijs, maar in een andere betekenis betrekking heeft op ‘de verstandelijke mens zelf, die het Eden bevat waarin de boom van de kennis van goed en kwaad groeit: op de mens als kenner daarvan.’ Om onszelf te zien als de kenner, een bewaarplaats van het Eden van onze vroegere toestand van onschuld en ook van alles wat de Boom van kennis van goed en kwaad inhoudt, betekent dat we beseffen dat we ieder moment alles zijn wat we zijn geweest en alles wat we kunnen worden. Er is ‘noch sprake van komen, noch van gaan, maar van een eeuwig worden’ – het verleden, het heden en de toekomst zijn het ‘eeuwige Nu.’

De conclusie is duidelijk, namelijk dat er zelfs nu onder ons geïncarneerde wezens kunnen zijn, die gebruikmaken van gewone lichamen van het 5de ras, met een intelligentie en spiritualiteit die volledig zijn ontplooid. Terwijl ze hun eigen evolutionaire weg volgen, stralen ze licht onder ons uit, ondanks onze onverschilligheid. Wij weten niet met wie we in ons denken en onze geest in aanraking komen, waardoor ons hart zich misschien een ogenblik opent. Maar zoals elke munt twee kanten heeft, en elk licht zijn schaduw werpt, zo heeft ook het goddelijke zijn keerzijde in de duistere en sombere kant van de natuur. Daarom is het noodzakelijk dat we in ons bewustzijn alleen die energieën toelaten die constructief zijn en voor het welzijn van al wat leeft.

Te oordelen naar de revolutie in het bewustzijn die in de 100 jaar dat De geheime leer beschikbaar is al heeft plaatsgevonden, zullen de jaren die voor ons liggen van toekomstige generaties eisen dat ze volledig vertrouwen op hun innerlijke toetssteen die hen zal helpen bij de overvloed van schoonschijnende wondermiddelen die worden aangeboden, het goud te onderscheiden van de onedele metalen. Ze zullen moeten leren onderscheid te maken tussen het ware altruïsme en de vele vermommingen die de zelfzucht kan aannemen: ze zullen de morele kracht moeten ontwikkelen om de verleidingen van macht te weerstaan, vooral wanneer die macht bestaat uit het opleggen van de eigen wil aan de geest en persoonlijkheid van een ander; ze moeten ontdekken wat hun taak is als mens ten opzichte van alle natuurrijken; en, niet in de laatste plaats, zullen ze moeten beseffen dat gedachten en gevoelens die hun eigen karakter verheffen of schaden, niet alleen hun weerklank vinden in hun huidige en toekomstige levens, maar ook in het lot van de natuurrijken onder en boven de mens, zelfs in de kosmos.

Wat maakt De geheime leer waard in deze tijd te worden bestudeerd? Zeker niet HPB’s opmerkingen over de treurige gebreken en de kwezelarij van godsdienstijveraars en wetenschappers van de 19de eeuw, of de vaak langdradige verhandelingen van verouderde geleerden over de numerieke waarde van Hebreeuwse en kabbalistische termen. Dat heeft allemaal een kortstondige waarde en heeft weinig te maken met de geheime leer aller tijden die zich als de diepe oceaanstromingen voortbeweegt in harmonie met het magnetisme van Vader Zon en zijn familie van planeten, niet gestoord door de golven aan de oppervlakte en de getijdenbewegingen van menselijke meningen. Het feit dat De geheime leer tegenwoordig meer en meer wordt gelezen, en door zoekers van allerlei aard, wekt het sterke vermoeden dat De geheime leer tegen de tijd van zijn tweehonderdjarig bestaan zal worden erkend als een verlichte vertolker van de heilige overleveringen van alle volkeren en als een katalysator van een buitengewone geestelijke kracht.

Nog vele eeuwen zullen mogelijk voorbijgaan voordat de bewoners van de planeet aarde de kosmische en menselijke processen, die zo poëtisch in de Stanza’s van Dzyan worden geschetst, ten volle zullen begrijpen. Maar zelfs deze sloka’s, met al hun grootsheid en schoonheid, zijn maar een deel van de boodschap van HPB. Binnen een jaar na de publicatie van De geheime leer voelde ze zich gedrongen De stem van de stilte uit te geven, waarvan de ‘edele ethiek’ is ontleend aan dezelfde bron als de Stanza’s. Was dit haar afscheidsgeschenk, haar manier om ons eraan te herinneren dat de ware geheime leer niet in woorden maar in de stilte is te vinden?

Noot

  1. De geheime leer en de studie daarvan’, opgenomen in Een introductie tot De Geheime Leer, blz. 9-14. We zijn kapitein-luitenant-ter-zee Bowen dank verschuldigd voor het optekenen van wat hij zich kon herinneren en voor het met HPB doornemen van de punten waarover twijfel bestond; dat geldt ook voor zijn zoon, wijlen P.G.B. Bowen die deze uittreksels uit zijn vaders ‘grote manuscriptenboek’ in 1932 heeft gepubliceerd in Theosophy in Ireland.

Grace F. Knoche


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1988

© 1988 Theosophical University Press Agency