Theosophical University Press Agency

Die onuitputtelijke energie

H.P. Leonard

Men is soms geneigd jaloers te zijn op de bloemen, die zonder inspanning hun bloembladen ontvouwen. De zon stort overvloedig zijn gaven uit en zij reageren met hun prachtige bloei en weelderig groen. Zonder inspanning of enige druk openen ze zich voor de stralende mildheid van het zonnehart.

In ons, die ten slotte het menselijke stadium hebben bereikt, doet zich een nieuwe en machtige factor gelden – het overwegende, rusteloze en avontuurlijke denken. Er is niet langer sprake van een louter passieve reactie op de kosmische drang tot groei: er ontstaat een nieuwe neiging tot zelfgeleide evolutie zodat, naast de algemene drang die alle levensvormen bezielt, het verlangen actief wordt zich als een individueel wezen tot uitdrukking te brengen. Bepaalde en speciale neigingen, die zich van binnenuit ontwikkelen in antwoord op de verschillende situaties waarin we ons bevinden tijdens onze lange reis door de stoffelijke gebieden, zoeken een uitweg. De moeiteloze vooruitgang die zo duidelijk zichtbaar is in de lagere rijken, maakt plaats voor een opmerkelijke versnelling wanneer het menselijk stadium is bereikt. Nieuwe krachten komen tot activiteit, nieuwe gevoelens tot leven, en uitingen die in het begin nauwelijks meer zijn dan bijna onhoorbare fluisteringen, willen geleidelijk aan gehoord worden.

Het gebruik leren maken van vermogens waarmee men nog niet vertrouwd is, moet noodzakelijkerwijs vaak tot mislukking leiden, zodat een terugblik op de weg achter ons een spoor van verwoesting en mislukte pogingen te zien geeft.

Gebrek aan ervaring kan alleen worden verholpen door oefening, waardoor we vertrouwd raken met alles; door in doffe wanhoop neer te zitten zullen we slechts hen ontmoedigen die met ons het eeuwige pad bewandelen. Inactiviteit en moedeloosheid zijn tekenen dat we het contact hebben verloren met die onuitputtelijke bron van energie, die ons nooit zal teleurstellen zolang het zonnehart klopt en de heldere fotosfeer haar stralen uitzendt naar alle duistere hoeken van de aarde. Het is onze taak het kanaal vrij te houden, en als de gelegenheid zich voordoet die dingen te doen die we nooit eerder deden. Het puin dat we achterlieten, wordt in de wijze economie van de natuur opnieuw gebruikt, en krachten die schijnbaar zijn verbruikt en verdwenen, worden opnieuw gebruikt. Het is aan ons de voorbijgaande momenten aan te wenden en als bewuste werktuigen de universele levenskracht te richten op het grote doel dat al vaag te zien is door de sluier die morgen scheidt van vandaag. Het verleden moet worden vergeten omdat de tijd voor handelen het Eeuwige Nu is, en terugblikken op het pad waarlangs we ons voortbewogen kan alleen maar leiden tot versnippering van de krachten die op ons tegenwoordige werk zouden moeten worden geconcentreerd.

Bestudeerders van de geschiedenis moeten zich vaak hebben verbaasd over het feit dat mensenrassen zich herstelden van catastrofen waardoor ze schijnbaar tot de totale ondergang gedoemd schenen te zijn. In de lange loop van jaren worden de lelijke littekens van de strijd overgroeid door een kleed van groen en bloemen die wuiven in de wind, en velden waar eens legers streden, zijn nu weiden voor het vee. Steden waarvan de torens met de grond gelijk werden gemaakt, verheffen opnieuw hun koepels en tempels naar de ochtendzon, en in het open veld waar eens het gebulder van geschut klonk, laat zich nu de paarzang van merels en leeuweriken horen.

De wet van ritme en herhaling werkt overal, in ons individuele leven en elders: en hoewel het kosmische leven onuitputtelijk is, kent het zijn perioden van eb en vloed die niet genegeerd kunnen worden. Er zijn ook neutrale perioden, waarin volslagen doodsheid heerst, en dat zijn de tussenpozen, de rustpunten, wanneer de eb voorbij is en de vloed nog niet is begonnen. Deze perioden kunnen voor de onervarenen heel moeilijk zijn, omdat ze geneigd zijn zich alleen en verlaten te voelen, en een kille wanhoop hen schijnt te overspoelen. Maar laten ze geduldig een poosje volhouden, want spoedig zal de onbeweeglijke, stille zee weer opkomen en hen meevoeren op hun reis die geen einde kent.

Deze universele drang werkt overal, en al blijkt onze zelfzuchtige wil weerbarstig te zijn en vormt onze traagheid een rem op de verdere reis, zijn gang is niet te stuiten, en alleen als we bereid zijn samen te werken kan geluk ons deel worden. Tegenwerking leidt tot niets anders dan een vergeefse strijd en een uiteindelijke nederlaag, en voldoening zal altijd ons deel zijn als we zijn doeleinden bevorderen door onze intelligentie te gebruiken.


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1988

© 1988 Theosophical University Press Agency