‘Als de wortels diep zitten . . .
Grace F. Knoche
hoeft men de wind niet te vrezen; als de boom recht is, wat deert ons dan de schuine schaduw van de maan?’
– Chinees spreekwoord
De aardbeving, onlangs, in Los Angeles County, met een reeks naschokken, verraste iedereen, ook de seismologen. Al tientallen jaren lang heeft het voorspellen van aardbevingen een hoge prioriteit; seismologen over de hele wereld hebben zich beziggehouden met het zoeken naar en systematiseren van indicators die in een vroegtijdig stadium waarschuwingssignalen geven. Korte tijd laaide het optimisme hoog op, omdat geologen meenden betrouwbare voorboden te zien in bijvoorbeeld veranderingen in de snelheid van trillingen die door de aardkorst gaan, variabele gedragingen van seismische golven en wijzigingen in de structuur van gesteenten voor en tijdens aardbevingen. Maar die zijn niet betrouwbaar gebleken. Het nauwkeurig voorspellen van aardbevingen is nog een zaak van de toekomst. Dr. Kate Hutton, seismoloog aan het California Institute of Technology in Pasadena, verklaarde dat ‘heel wat aardbevingen geen voorboden bleken te hebben.’* Niettemin zegt men dat, al was deze aardbeving van oktober ‘87 hevig, ze slechts 6,1 op de schaal van Richter aanwees, een ‘middelmatige’ schok die, omdat ze niet rechtstreeks verband houdt met de San Andreas breuk, de daarin aanwezige spanning en ophoping van energie niet wegnam. Dat betekent dat de inwoners van Californië binnen de komende dertig tot vijftig jaar de Grote Klap kunnen verwachten.
*Pasadena Star News, 7 oktober 1987.
Herhaalde berichten over een komende ramp moedigen enerzijds mensen aan tot het nemen van verstandige, beschermende maatregelen, maar wekken anderzijds vrees en zelfs paniek, want er zijn weinig dingen zo angstaanjagend als een onbekende aanvaller, die voortdurend ongrijpbaar is. Mensen hebben altijd vrees gekoesterd voor aardbevingen, die ze in verband brachten met hoogst belangrijke gebeurtenissen, zoals de dood van Jezus, en daarvoor die van Gautama of, zoals de Koran ons vertelt, met rampspoeden die op de Dag des Oordeels zullen plaatsvinden. Maar als we de breuken in de aardkorst konden zien als veiligheidskleppen van de natuur, als een uitweg voor spanningen, die voorkomt dat door overdruk de aardbol uit elkaar zou barsten, dan zouden we catastrofen in de natuur als zegeningen zien, hoe angstwekkend van vorm ook. Volgens de overleveringen kondigen ze het einde en het begin aan van grote cyclussen, als een signaal dat wat was, is gestorven en wat komt, is geboren en zal bloeien.
Intellectueel kunnen we periodieke geologische veranderingen, zoals wijzigingen van de polen, en zelfs aardbevingen, vulkanen, orkanen en wervelstormen als natuurlijk aanvaarden, maar het is geen geringe opgave de gevolgen voor de mens, die dikwijls catastrofaal zijn, met gelijkmoedigheid te accepteren. Is het rechtvaardig, en wat is de zin van al dit lijden? Daarop is geen eenvoudig antwoord.
Men zou het alziende oog van een adept moeten hebben om in de annalen van het grijze verleden het ingewikkelde patroon te ontdekken van wat werd gezaaid, en wat in deze tijd, nu het lot toeslaat, wordt geoogst. Als in het hart van het Zijn liefde en mededogen heersen, zoals we diep in ons beseffen, dan worden allen die direct of indirect betrokken zijn bij een natuurramp daarheen aangetrokken door wat voor hen op dat moment nodig is – met een tweeledig doel, namelijk het herstel van een verbroken evenwicht en het ontwaken van de ziel. Als we deze catastrofale gebeurtenissen konden zien vanuit het standpunt van onze geest-ziel, in plaats van alleen vanuit onze mentale en emotionele natuur, zouden we begrijpen hoe weldadig het natuurproces van dood en geboorte is, een rechtvaardige en meedogende manier om de ziel te doen groeien en haar bewustzijn uit te breiden. Zou het niet zo kunnen zijn dat zij die hun leven verliezen door een orkaan, aardbeving, of een door mensen veroorzaakt ongeval, voor dit leven hun plicht hebben volbracht? Misschien verdienen zij gunstiger omstandigheden voor het ontplooien van hun potentiële mogelijkheden. Of we het Gods wil, nemesis, kismet, of karma noemen, ieder mens is evenzeer onderworpen aan de wil van zijn innerlijke god als aan de oogst van zijn verleden. Het heden is een voortzetting van onszelf, de bloei van ons verleden en het zaad van onze toekomst.
We zullen nooit innerlijk in vrede leven, als we niet diep in ons overtuigd zijn van de waarheid dat er voor het in ons wonende wonder, dat ons ware zelf is, geen dood bestaat, en dat we, wat ons uiterlijk ook overkomt, door vrees niets bereiken. Maar hoe moeten we vrees aanpakken? Niemand kan een medicijn voorschrijven dat voor iedereen werkt. In vrees leven verzwakt ons; het is ook besmettelijk en verspreidt zich op verraderlijke wijze overal waar het een kans krijgt. Als we een hevig gevoel van vrees ervaren, verstoort dat onze psychische natuur, waarop niet alleen ons lichaam reageert maar waar ook anderen door worden beïnvloed. We zijn het onze familieleden, vrienden en collega’s verschuldigd hen het beste van onszelf te geven en niet onze minst edele eigenschappen. Het oude boeddhistische gebod is waardevol: wanneer vrees of ongepaste gedachten en emoties het bewustzijn binnenkomen, breng u dan onmiddellijk voorstellingen van tegengestelde aard voor de geest, zoals moed, rust, onzelfzuchtigheid in gedachten en daden. Op deze wijze wordt er een constructieve cyclus gevormd en zullen tenslotte de gewenste eigenschappen de overhand krijgen.
Mensen verschillen in temperament en karakter en variëren van geboren tobbers tot aartsfatalisten. Op de een of andere manier moeten we leren leven volgens de gulden middenweg van Pythagoras en de middenweg van de Boeddha. Er zijn echter mensen die zich in de greep van de angst bevinden, bang zijn voor elke verandering van de wind, iedere schaduw op de muur. Het is duidelijk dat een overdreven medegevoel hun paniek eerder verergert dan verdrijft, en voor hen kan een professionele behandeling nodig zijn als tijdelijk hulpmiddel. Toch kan een rustige, sterke en liefdevolle aanwezigheid wonderen doen en een ander helpen kalm te worden en het innerlijke evenwicht te herwinnen.
De schade voor de menselijke psyche als gevolg van natuurrampen kan niet worden gemeten. Als de eerste schok voorbij is en men de kans krijgt de toestand te overzien, hervat het merendeel vrij normaal hun leven, en velen die alles verloren waarvoor ze hebben gewerkt, komen terug en bouwen weer op. Slechts weinigen blijven wanhopig bevreesd, kennelijk niet in staat de toestand het hoofd te bieden. Met hen voelen we ons diep bewogen. Het hart doet pijn voor die gezinnen en vrienden die mensenlevens te betreuren hebben, want ze staan voor de zware taak hun ontredderde leven weer te ordenen.
Ze hebben behoefte aan alles wat het hart kan schenken, en meer dan dat; ze moeten leren begrijpen dat niet alles voor hen voorbij is, dat er uiteindelijk recht en barmhartigheid bestaat en dat God hen niet heeft gestraft. ‘De Heer heeft gegeven en de Heer heeft genomen’. Het feit alleen dat hun eigen leven gespaard bleef, betekent dat er iemand is die hun liefde en aanwezigheid nodig heeft, weet dat zij er zijn en dat op hen gerekend kan worden.
Het beste geneesmiddel voor vrees is kennis, het zoveel mogelijk analyseren van de oorzaken van onze angst: Waarom zijn we bang; wat zijn de dingen die we vrezen? Hebben we niet allemaal ervaren dat door een probleem eerlijk onder ogen te zien we bijna onmiddellijk weten hoe ermee om te gaan? Maar hoe staat het met die innerlijke vrees, die diepgewortelde angsten die ontstaan uit het gevoel er niet tegen opgewassen te zijn, slecht toegerust te zijn om te voldoen aan de eisen van onszelf, van ouders, ons werk, het leven zelf, de knagende angst dat we zelfs als mens falen? We beoordelen onszelf ongetwijfeld te streng – alleen naar onze zwakheden in plaats van naar onze kracht. Wie vroeg ons volmaakt te zijn? Al wat ons hogere zelf van ons verlangt, is dat we alles zijn wat we kunnen en durven zijn.
Als we bedenken dat een mens binnen een magnetisch krachtveld denkt en handelt dat verder reikt dat zijn lichaam, zover, zoals de dichters ons zeggen, als we kunnen denken; en dat Gaia, onze Moeder Aarde, ook haar magnetosfeer bezit die zich veel verder uitstrekt dan de omtrek van onze aardbol terwijl ze rondwentelt en haar levensgeschiedenis ervaart binnen de magnetosfeer van onze zon (het hart en verstand van ons zonnestelsel), dan beseffen we dat wij mensen onze levenscyclus hebben binnen de galactische aura van de Melkweg.
Aardbevingen, net als andere geologische en meteorologische verschijnselen, zijn de signalentaal van de natuur, haar manier om ons eraan te herinneren dat we nauw verbonden zijn met haar ritmen, dat onze gedachten en emoties in en door de aurische atmosfeer van de aarde circuleren. Als we daarom het continent van gedachten voortdurend bombarderen met zelfzuchtige, onbezonnen denkbeelden en verlangens, verstoren we de natuurlijke harmonie van de planeet. Duurt dat te lang, dan moet er iets gebeuren.
Hoe moeten we ons dan voorbereiden op natuurrampen, zoals de aardbeving die volgens Californische seismologen in het verschiet ligt, zonder ons te kunnen zeggen wanneer of waar die plaatsvindt? Op de manier waarop mensen dat altijd deden als ze voor situaties stonden die het leven bedreigen: overzien wat de kansen zijn en wat het zwaarste weegt, de positieve en negatieve kanten tegen elkaar afwegen, en intussen alles doen wat mogelijk is om diegenen te beschermen voor wie we verantwoordelijk zijn; en, als het meest essentiële, vertrouwen hebben in de uiteindelijke gerechtigheid van alles. Bovendien doen we onszelf en anderen onrecht als we de invloed en de kracht van gedachten afwijzen. Dit is één manier om anderen die in nood verkeren werkelijk te helpen. Door onbeperkt liefde en sympathie te schenken, wekken we sterke krachten op die hun doel zullen vinden, want gedachten en gevoelens zijn niet aan tijd en ruimte gebonden. Ze bereiken een hart dat pijn lijdt, waar het zich ook bevindt, verzachten leed en verlichten de last van de angst.
Als de wortels diep zitten behoeft men de wind niet te vrezen – de wortels van ons wezen zitten diep en reiken ver; ze ontlenen hun voedingsstoffen aan de melkwegen, stoffelijk en geestelijk. Ieder van ons is een levensboom, gevoed door de elementen, en schoonheid, leven en bemoediging gevend aan allen – niet in het minst aan onze jongere broeders. Als God of Brahma zich in het hart van ieder atoom bevindt, dan ligt in het hart van iedere levensvonk in het heelal ongetwijfeld een goddelijk doel besloten. Als ‘zelfs geen mus wordt vergeten’, zou er dan één mens zijn aan wie het goddelijke voorbijgaat?
Sociaal/maatschappelijk: natuurrampen