Karma en het levensspel
Nhilde Davidson
De Bijbel zegt dat wij ons huis op een rots moeten bouwen, en die ‘rots’ is de filosofie die ten grondslag ligt aan onze levensopvatting en de manier waarop we de dagelijkse gebeurtenissen menen te moeten aanpakken. Voor elk van ons zal dit een uniek en persoonlijk pad zijn, een pad dat we volgen om de innerlijke vrede te bereiken die we geluk noemen. Maar we hoeven het gelukkig niet zonder wegwijzers te stellen, die reizigers die ons zijn voorgegaan op het levenspad, hebben achtergelaten. Als we zo verstandig zijn ernaar te zoeken en te leren van de ervaringen van anderen, zullen we een rijkdom aan wijsheid en inspiratie vinden in religieuze geschriften, boeken en mythen – in de vorm van sleutels die ons in staat stellen aan de onvermijdelijke wisselvalligheden van het bestaan het hoofd te bieden,
Twee begrippen die onze manier van leven ingrijpend veranderen zijn karma en reïncarnatie. Deze twee elkaar ondersteunende denkbeelden worden, wanneer ze in ons hart zijn aanvaard, een baken dat alle toekomstige handelingen verlicht. Omdat reïncarnatie ons ruimschoots tijd geeft, verdwijnt de paniek die de gedachte van een eindig leven kan teweegbrengen. Een eeuwig verblijf in een hemel of hel hangt af van de onvolmaakte daden die we van minuut tot minuut doen in een enkel kort leven, waarin de strijd om het bestaan gepaard gaat met veel pijn. Het vertrouwen dat de tijd ons geeft is een geweldig geschenk. We kunnen doen wat ongedaan bleef, we kunnen leren van vroegere mislukkingen, en we kunnen altijd opnieuw een kans krijgen, zodat we geen zorg hoeven te hebben over niet afgemaakte zaken.
In dit troostrijke beeld van de eeuwigheid past heel goed de gedachte van de universele wet van karma. Karma, een wet die voor al het gemanifesteerde geldt, van atoom tot kosmos, wordt in bijbelse woorden op eenvoudige wijze uitgedrukt met: ‘wat een mens zaait, zal hij ook oogsten,’ of, onpersoonlijker, door Newton met: ‘op iedere actie volgt een gelijke en tegengestelde reactie.’ De rechtvaardigheid die aan deze wet ten grondslag ligt, valt niet te ontkennen: we zetten oorzaken in beweging met onze gedachten, daden en pogingen, en het is even zeker dat de gevolgen ons zullen treffen als dat de zon iedere dag opkomt en ondergaat, terwijl de aarde om haar as draait.
Men zegt dat de gedachte van karma zowel barmhartig als meedogenloos is, wat afhangt van de manier waarop we de gebeurtenissen bezien als ze plaatsvinden. Als de dingen aangenaam zijn voor ons zijn we gelukkig, als ze moeilijk zijn klagen we. Uitgaande van de gedachte dat ieder levend ding een goddelijk wezen is in een fysiek omhulsel – een voertuig dat de inwonende geest heeft opgebouwd om te kunnen functioneren en te evolueren – is het gemakkelijker te begrijpen, dat wat ons overkomt alleen waarde heeft voor zover het ons ten goede verandert. De uiterlijke gebeurtenissen in het leven, aangename of onaangename, spelen geen rol bij de vraag hoe wij verkiezen te handelen. Wanneer in ons leven iets tragisch gebeurt, is het goed te weten, dat op dat moment het hele verleden dat daarbij is betrokken, misschien voorbij is: waar het nu om gaat is hoe we het verwerken. We kunnen het gelijkmoedig aanvaarden en er het beste van maken, waardoor we geen extra impuls geven aan de oude oorzaken die het huidige gevolg teweegbrachten, of we kunnen het vuur aanwakkeren en nieuwe oorzaken teweegbrengen, die later weer moeten worden verwerkt.
Als we aanvaarden dat wij ons eigen karma maken en ermee moeten afrekenen, wil dat niet zeggen dat we over de problemen van anderen onverschillig de schouders moeten ophalen en zeggen ‘dat is hun karma.’ Nee! Het is ongetwijfeld hun karma, maar hoe wij handelen is ons karma, en we moeten altijd gevoelens van mededogen en begrip koesteren tegenover onze medemensen. Doen we dat niet, dan scheppen we voor onszelf nieuw ongelukkig karma, dat we zullen moeten verwerken.
Speel mee, speel eerlijk spel,
Want als de Grote Schrijver komt,
Schrijft hij niet op uw naam
Of u verloor of won, maar wel
Hoe u zich weerde in het spel.
– Grantland Rice
Zo is het! hoe onze gevoelens of gedachten zijn over wat gebeurt is geheel onze zaak. Niemand, behalve wijzelf, kan ons gelukkig maken of bedroefd, vredig of blij. Het lichaam kan pijn lijden, maar de pijn die we in onze ziel voelen is het gevolg van onze eigen dwaasheid. Wat ons overkomt is steeds ons eigen karma, teweeggebracht door vroegere daden die op een bepaald moment uitwerken. Onze innerlijke god kent onze kracht en zwakheden en meet ons precies toe wat we kunnen dragen. In de innerlijke wereld van ons ware zelf vergaren we de essentie van elke ervaring en we veranderen dienovereenkomstig: we leefden gisteren en zijn nu hier, en toch zijn we niet dezelfde – we zijn gegroeid! In dat zelf wordt ook de ‘herinnering’ bewaard aan voorbije uren, jaren en levens, waardoor wordt bepaald (hoewel niet bewust) hoe we zullen handelen. We handelen en reageren uitsluitend overeenkomstig ons eigen zelf!
Omdat de hele stoffelijke wereld om ons heen vol goddelijke wezens is, die allen leven door middel van de voertuigen die nodig zijn voor hun speciale graad van evolutie, en die allen streven naar volmaking op hun bestaansgebied, wordt het duidelijk dat het leven zoals wij dat kennen niet het einde is. In het streven van de ziel naar het goddelijke, komen in ons, als menselijke wezens, onze goddelijke mogelijkheden tot leven.