De mysteriën van het oude Griekenland
Eloise Hart
Er was een tijd dat de aarde bezaaid was met mysteriecentra, als met bakens van licht. Hun tempels en beelden dwongen de aandacht en eerbied af van duizenden die als hoogste ambitie hadden om deel te hebben aan de wonderen die zich daarin voltrokken. Maar langzaamaan verduisterde hun licht, er kwam een einde aan de rituelen en de eens heilige plaatsen werden verwaarloosd en vergeten.
Gelukkig worden veel van deze oude overblijfselen blootgelegd. Groepen deskundigen doorzoeken de ruïnes en anderen bestuderen inscripties en te boek gestelde gegevens om de sleutel te vinden tot dat wat in deze heiligdommen werd onderricht en tot een groot deel van de edelste kunsten en filosofieën van de wereld inspireerde, zodat zelfs nu nog bezoekers van verre onweerstaanbaar worden aangetrokken.
Van de duizenden die zich tussen deze kolossale overblijfselen uit het verleden bewegen, voelen enkelen een vreemde nostalgie, alsof zij daar eerder waren geweest en op de een of andere wijze deel hadden aan een kracht die nog steeds aanwezig is. Zij stemmen graag in met Cicero’s opmerking dat het meest ‘bewonderenswaardige en goddelijke’ geschenk van Athene aan de wereld de mysteriën van Eleusis zijn. Zijn uitspraak kan evenzeer gelden voor de mysteriën van Egypte, Perzië of meer in het bijzonder van Samothrake of de orfische, want hun heilzame invloed op de menselijke samenleving is aanzienlijk geweest.
De ruïnes van de Griekse tempelcomplexen zijn op het ogenblik misschien de meest toegankelijke. Met een beetje fantasie kan de lezer of reiziger teruggaan in de tijd en zich één voelen met de ‘hele bevolking van Athene’ en met de pelgrims uit de gehele Helleense wereld, die de mysteriën kwamen vieren die de godin Demeter aan de waardigen openbaarde, en die zo heilig werden geacht dat ‘niemand ze op welke wijze ook mag schenden, er heimelijk kennis van mag nemen of erover mag spreken, want een diep ontzag voor de goden brengt zijn stem tot zwijgen’ (‘Hymne aan Demeter’).
Vanaf de 16de eeuw voor Christus tot de 4de eeuw n.Chr. bestond de viering uit een ruim 22 km lange pelgrimstocht van Athene naar Eleusis, en de verschillende gebeurtenissen, proclamaties en rituelen tijdens die tocht, vertegenwoordigden klaarblijkelijk de graden of stadia van de training die de mystai (kandidaten voor inwijding) moesten ondergaan. Deze graden zijn in het algemeen beschreven als drievoudig van aard: (1) katharsis – lichamelijke en psychische ‘reiniging’; (2) myesis – ‘inwijding’ en overdracht van spirituele kennis; en (3) epopteia – ‘verlichting’ of het omzetten van het geleerde, door mystieke ervaring, in werkelijkheid. Deze epopteia, die aangekondigd werd door het kronen van de ingewijde met mirte, werd met verschillende woorden aangeduid, zoals de ‘openbaring’, de geboorte of ‘uitstraling’ van de godheid, en als het ‘ervaren’ of vinden van dat geluk dat voortvloeit uit de innerlijke gemeenschap met het goddelijke.
Het grote gebeuren van de pelgrimstocht begon in het midden van Boedromion, de ‘mysteriemaand’ september-oktober. Ofschoon er geen accurate optekening tot ons gekomen is van wat de hiërofant (‘hij die onthult wat heilig is’) zei tot de menigte in de Agora van Athene, wil de traditie dat iedereen werd uitgenodigd aan de processie mee te doen ‘die reine handen heeft en begrijpelijk spreekt; die vrij is van alle smetten en wiens ziel zich van geen kwaad bewust is en die goed en rechtvaardig heeft geleefd’ (Mylonas, blz. 247). Dit schakelde vermoedelijk misdadigers en niet-Grieken uit – zij die de taal van de mysteriën niet konden begrijpen. Dan trok iedereen zich terug die niet al eerder enige training in de kleinere mysteriën van Agrai had ondergaan, en daardoor was voorbereid en bescherming bezat tegen de komende beproevingen. Een tweede proclamatie werd de volgende morgen in de vroegte uitgesproken: ‘Naar de zee, O mystai!’ – waarop de hele menigte zich in de blauwe wateren van de Saronische Golf begaf en lichamelijk en figuurlijk hun natuur zuiverden.
De processie begon op de 19de Boedromion. Mannen, vrouwen, kinderen en slaven bewogen zich voort langs de Heilige Weg naar Eleusis, geleid door een jongeling die de mysteriegod Iacchus verpersoonlijkte. Tegen zonsondergang bereikten zij de tempel, waar, ter ere van Demeter en in afwachting van wat de inwijdelingen later in het Allerheiligste zouden ondergaan, allen deelnamen aan een schitterend ceremonieel van dans en zang. Het moet een ontroerend schouwspel zijn geweest, in het bijzonder voor de epoptai, die, daar ze al eerder waren ingewijd, de betekenis begrepen en de kracht kenden die door de aspiratie en de statige ritmen werd opgewekt. Iedere beweging, ieder gebaar – in navolging van het voorbeeld van de fakkeldragers en van de ‘alheilige’ priesteressen, die op hun hoofd ‘kleine vuren’ (kema) droegen, waar vonken afspatten – had een bijzondere betekenis. Met het zingen van liederen en monotone gezangen ging de nacht over in de ochtend, terwijl hun lichten, die zich helder weerkaatsten in de zee en de lucht, de schijn wekten dat de heldere sterren, de maan en de onzichtbare scharen meededen aan het vreugdevolle feest. Dat was ook de bedoeling van de Grieken, die geloofden dat ieder mens, daar hij een microkosmos is, een vertegenwoordiger van de mensheid, door deel te nemen aan deze mysteriën, in staat was de gehele wereld te omvatten, van dienst te zijn en bijeen te houden.
Dit gevoel van alomvattende verwantschap, werd een realiteit voor de weinigen die in de daaropvolgende periode inwijdingsbeproevingen ondergingen. Ofschoon zij niet wilden en konden onthullen wat zij werkelijk in het heilige Telesterion hadden ervaren, zijn er aanwijzingen, verborgen in de beeldspraak van de Demeter-Persephone-mythe, die te vinden zijn in de geschriften van de voorchristelijke filosofen en toneelschrijvers, dat zij bewust iets ervoeren van de avonturen van de ziel tijdens de nacht en na de dood. Door de mysterieuze lagere gebieden van het onderbewuste – Hades – binnen te gaan werden ze geconfronteerd met verschijningen, die de geest van iemand die niet eerst was voorbereid, zou ontredderen. Zij die deze schimmen konden bedwingen, verwierven toegang tot de Elysese velden: hun bewustzijn doorbrak zijn menselijke beperkingen en zij werden zich glorierijk bewust van de spirituele gebieden van het zijn en functioneerden op deze gebieden. Deze ingewijden begrepen als nooit tevoren de natuur, het doel en de rechtvaardigheid van het leven, en zagen de dood als een zegen, een intermezzo van rust en vernieuwing in het zich oneindig voortzettende leven. Tijdens deze verheven ervaring werd hun menselijke natuur ‘vervolmaakt’ (telete). Ze werden epoptai, ‘ontwaakten’, ‘die de dingen zien zoals ze zijn’ en verwant zijn aan de goden. Aldus verlicht, keerden ze terug naar de wereld en namen hun leven weer op – alleen waren ze ‘vromer, rechtvaardiger en in alle opzichten beter’ na deze nacht die werd ‘verlicht door een helderder licht dan de dag.’
Andere mysteriën bloeiden in het gehele Middellandse Zeegebied en al had iedere school haar eigen werkwijze, er bestond een open uitwisseling. In Eleusis bijvoorbeeld en ook in Knidos, Agrai, en andere centra, werd de nadruk gelegd op de mystieke leringen van de verschillende ervaringen van de ziel in het leven na de dood, dat wil zeggen, op de eleusinia, de ‘dingen die zullen komen’, die hoop geven voor de toekomst.
De vermaarde mysteriën van Samothrake trachtten het menselijk bewustzijn te verheffen door een meer wetenschappelijke benadering van de waarheid. Hun leringen, evenals die van de eilanden Imbros en Lemnos, van de steden van Troas, en van Thebe en Memphis in Egypte, Macedonië, Noord- en Midden-Griekenland, Boeotië, Anthedon en Pergamon, behandelden de natuurwetten en de werkingen van kosmische krachten die periodiek de verschillende levensvormen scheppen, onderhouden en vernietigen. Deze krachten, in hun mysteriën gepersonifieerd als de ‘grote, machtige en behulpzame goden’, de kabeiroi, werden zo verbazingwekkend en ondoorgrondelijk geacht, dat weinigen het waagden hun naam te noemen, laat staan over hun werking te spreken. Toch vinden wij in ontelbare verhalen verwijzingen naar deze Groten en naar de stervelingen die in hun geheimen werden ingewijd. Prometheus, die het vuur stal van de goden om de menselijke ziel te verlichten, was een kabir (een adept) die, naar men zegt, van de Grote Moeder een bijzonder geschenk ontving – ofschoon niet verteld werd wat het was! Agamemnon was ook een kabir, evenals Odysseus, want Homerus vertelde over zijn afdaling in Hades, zijn vermogen de wind en de golven te beheersen, de toverkracht van Circe te overwinnen en zijn lotgenoten, die in zwijnen waren veranderd, hun eigen gedaante terug te geven, wat duidt op de verheffing van hun bewustzijn van een dierlijk naar een menselijk-spiritueel plan.
De aard van de leringen van dit ‘Eiland van de Witte Morgenstond’ of ‘Eiland van Electra’ (godin van het licht), zoals Samothrake werd genoemd, was zodanig dat ontelbare aantallen die verlichting zochten en ook bescherming tegen ongeluk erdoor werden aangetrokken. Later werden sommige van hun heilige rituelen in de Eleusinische mysteriën toegepast en verschillende van hun godheden werden vereenzelvigd met Demeter, Kore, Dionysus en anderen uit het Griekse pantheon.
Vermogens, zoals die aan Prometheus en Odysseus werden toegekend, werden ook toegeschreven aan de Thracische dichter-filosoof Orpheus, die, naast het kalmeren van stormen en ruwe zeeën, met zijn zevensnarige lier ook wilde dieren, bomen, rotsen en rivieren kon betoveren; zelfs onbezielde voorwerpen, zoals het schip Argo, maakten zich los om het geluid van zijn zangen te volgen. Toen volgens de legende Orpheus de donkere en stille sferen van de dood binnenging om zijn geliefde Eurydice (zijn verloren ziel) te redden, die bezweken was aan een slangenbeet (slangen symboliseren adepten in de taal van de mysteriën) onderbraken zijn harmonieën de folteringen van de verdoemden en verzachtten het hart van de Heer van de Onderwereld, zodat het Eurydice werd toegestaan terug te keren.
Deze ‘afdaling in Hades’, was een populaire manier om op inwijding te zinspelen. Voordat de aspirant met de geest kon worden verenigd, moest hij de schimmen van de stoffelijke gebieden tegemoet treden en overwinnen. Daarna, in de hogere regionen, stelden zijn spirituele kennis en zijn vermogen om de krachten van zijn wezen te doen samenvallen met die van de zeven stellaire, planetaire, menselijke, dierlijke, plantaardige, minerale en elementale krachten, voorgesteld als de ‘Lier van Apollo’, hem in staat ‘wonderbaarlijke’ daden te verrichten.
De overeenkomsten van deze orfische leringen en uitdrukkingen met die van de hindoes zijn opvallend. Zouden ze hun oorsprong in dezelfde bron kunnen hebben? Volgens de Mahabharata ondernam ook Arjuna, de held uit de Bhagavad Gita een gevaarlijke afdaling onder water naar het paleis van de Slangenkoning (Hades?) en keerde terug met de prinses Ulupi als zijn bruid. Beide helden reisden veel, hun volk onderwijzend en inspirerend. Ofschoon geen van beiden tempels bouwde of permanente plaatsen voor erediensten stichtte, waren hun leringen wijd verspreid. Ook hun filosofische ideeën liepen nagenoeg parallel: beide stelden dat de mensheid is betrokken in een eeuwenlange strijd, tussen de machten van de stof en die van de geest; en dat, terwijl allen er instinctief naar verlangen bevrijd te zijn van de omhulsels (lichamen), om aan de kringloop van geboorte en wording te ontkomen en weer verenigd te worden met hun goddelijke bron, zij daarin alleen zullen slagen als zij met volharding een pad van reinheid, discipline en kennis volgen gedurende hun ontelbare migraties op aarde en in de onzichtbare werelden na de dood. De volgelingen van beide filosofische stelsels onthielden zich van gedachten en daden die anderen kunnen besmetten of benadelen en namen ook een streng vegetarisme in acht. De orfisten weigerden zelfs eieren die, naar zij geloofden, het levensbeginsel bevatten.
Volgens de Orfische Gouden Tafelen die met hun doden werden meebegraven, werd de ziel van de overledene, of van de ingewijde, geleerd zorgvuldig voort te gaan langs de vele ‘zijwegen en vertakkingen van het pad’, opdat ze niet in de modder van Hades terecht zou komen, en ook geen ‘water zou moeten vervoeren in een zeef’. Een deel van twee van deze tafelen, ontdekt in het gebied van het oude Sybaris (Corigliano-Calabro in Zuid-Italië), geeft een staaltje van hun inhoud:
Heil u, die het Lijden hebt doorstaan! Dit hebt u nooit tevoren ondergaan.
U bent van mens God geworden. . . .
Heil, heil u, die reist op [de weg naar] het Goede . . .
– Timpone grande tafel (a)
Uit het Reine kom ik, . . .
Want ik . . . ben van uw gezegend ras.
En ik heb geboet voor onrechtvaardige daden, . . .
Ik ben ontkomen aan het zorgen volle vermoeiende Wiel;
Ik ben met rappe voeten naar de begeerde Cirkel gegaan: . . .
En nu kom ik als smekeling tot de heilige Persephone
Dat zij mij in haar genade moge voeren naar de zetels van de Heiligen.
Gelukkige en Gezegende, gij zult God zijn in plaats van Sterveling.
– Compagno tafel (a)
Of deze metafysische ideeën uit India of Griekenland stammen maakt weinig uit. Het zijn prachtige weergaven van die oude wijsheid die, keer op keer onder woorden gebracht, door de eeuwen heen tot ons is gekomen en velen troost, bemoediging en inspiratie heeft gebracht. In deze tijd, waarin oude mysterieterreinen worden blootgelegd en hun schatten worden onthuld, beseffen wij dat de ideeën, die wij eens als ‘primitief’ en ‘heidens’ verwierpen, omdat ze in termen zijn gevat die ons niet vertrouwd zijn, waardevol zijn en, als ze zorgvuldig worden getoetst, onze opvattingen over het begin en het doel van het leven en het hiernamaals verrijken en uitbreiden. Het is geen wonder dat miljoenen de mogelijkheid verwelkomen om over de jongste archeologische onderzoekingen te lezen, of op reis te gaan en zelf dat ontastbare ‘iets’ te ontdekken, dat eens het leven ‘heiliger, rechtvaardiger en in alle opzichten beter’ maakte.
Bibliografie
- Guirand, Felix, redacteur, New Larousse Encyclopedia of Mythology, Prometheus Press, 1968..
- Harrison, Jane, Prolegomena to the Study of Greek Religion, Cambridge University Press, 1922.
- Kerényi, C., Eleusis, Bollingen Serie LXV-4, Pantheon, 1967.
- Mylonas, George, E., Eleusis and tbe Eleusinian Mysteries, Princeton University Press, 1961.
Oude beschavingen en hun spirituele tradities: Griekenland