Mystieke wijsheid uit de oudheid*
Gösta Eklund
*Uit Teosofiskt Forum, 2:1, 1982.
Vaak denken we dat we knapper zijn dan de mensen uit het verleden en dat is misschien ook zo op bepaalde gebieden. Als we echter de geloofsopvattingen van onze voorouders grondiger onderzoeken, blijkt dat er heel wat door de moderne mens over het hoofd wordt gezien, een filosofie die respect afdwingt vanwege haar diepe wijsheid, een tijdloze kennis, waarover de dichter schreef ‘alleen het zeer oude is eeuwig jong’ en die de Edda omschrijft met de woorden: ‘De runen zult u vinden en goed lezen, machtige toverwoorden die de vader van de wijsheid optekende en de goden verborgen hielden, in steen gebeiteld door de stem van Odin.’* De Kalevala, het Finse nationale epos, noemt het ‘de wijsheid van het verre verleden en diepzinnige woorden over de oorsprong.’
*Hávamál (‘De woorden van de Verhevene’).
Zelfs een oppervlakkig bestudeerder van de theosofie moet in deze suggestieve resten van de kunst van de barden de eeuwige wijsheid herkennen, want hier is de stroom van wijsheid nog duidelijk waarneembaar. Ieder die zich daarin wil verfrissen, kan iets ontvangen van de onbedwingbare oerkracht die zich in de natuur op zo prachtige wijze manifesteert. De Edda bevat veel levenswijsheid, evenals de Kalevala, en soms vinden we er ook een diepe wetenschappelijke kennis in verborgen. Gezien de beschikbare ruimte kunnen we slechts enkele voorbeelden geven, maar laten we eens nagaan wat die ons te zeggen hebben:
Ik weet dat ik hing aan de door de wind geteisterde boom
Negen hele nachten, doorboord met een speer,
Gewijd aan Odin, mijzelf aan mijn Zelf boven mij in de boom,
En niemand kent de oorsprong van de wortel daarvan.
– Hávamál, §137
De door de wind geteisterde boom heeft betrekking op de es, Yggdrasil – de wereldboom zoals hij vaak wordt genoemd: Ygg is een van de vele namen van Odin en betekent ‘de gevreesde’; drasil komt misschien van Drasul, de naam van het ros van de Dag dat de wagen van de zon trekt. Yggdrasil kan dus worden vertaald als ‘het ros van de gevreesde’. Deze levensboom symboliseert de hele schepping en komt overeen met de Asvattha-boom van de hindoes en ook met de vijgenboom van de Egyptenaren. De negen lange nachten slaan op de tijd dat de door de wind geteisterde boom heeft bestaan. ‘Doorboord met een speer’ heeft betrekking op het lijden en zijn droefgeestige metgezel, de smart, die de wapens van de stoffelijke wereld zijn en waardoor het lot het onvolmaakte volmaakt doet worden – kortom, evolutie. De uitdrukking ‘gewijd aan Odin’ slaat op de bestemming van de wezens die evolueren: Odin is natuurlijk de Alvader, of het inwonende goddelijke element gedurende de hele schepping. Dit vers is in het bijzonder van toepassing op het rijk van de mens.
‘Mijzelf aan mijn Zelf’ geeft uitdrukking aan een bijzonder diepzinnige gedachte en houdt in dat het pad naar volmaking bestaat uit het offeren (of heilig maken) van het beperkte en persoonlijke aan het onbeperkte en onpersoonlijke. Jezus spreekt dezelfde gedachte uit in de woorden ‘Ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden’(Matteüs 16:25). Volgens de Edda offert Odin ook een oog bij Mimirs bron om daar één teug van haar wijsheid te mogen nemen. Het hierboven aangehaalde vers omvat een hele wereldfilosofie. In dit verband is het van belang op nog een andere merkwaardige zinspeling te wijzen en wel van H.P. Blavatsky: ‘Het symbool voor heilige en geheime kennis was in de oudheid steeds een boom, waarmee ook een geschrift of een verslag werd aangeduid’ (De geheime leer, 1:159vn).
Ook de Kalevala bevat veel soortgelijke passages. Iemand die de hindoe- of een andere mythologie heeft bestudeerd, zal het niet moeilijk vallen de scheppingslegende uit de Kalevala te interpreteren, die vertelt hoe Ilmarinen, de goddelijke smid, na eerst de hemelkoepel te hebben gesmeed, begint aan het smeden van Sampo, de magische molen die alles voortbrengt wat ervan wordt verlangd en die de oorsprong van alle geschapen dingen is. De Sampo uit de Kalevala komt heel nauwkeurig overeen met de Grotte, de molen uit de Edda.
Aan het einde van elke werkdag brengt de oven een ander mooi en nuttig product voort, maar elk vertoont een ernstig gebrek, zodat Ilmarinen het afkeurt. In de eerste vier dagen werden een kruisboog, een schip, een vaars en een ploeg voortgebracht, ‘mooi om te zien maar slecht van kwaliteit’, en telkens werden ze door de smid ‘in stukken geslagen en teruggeworpen in de oven’. Na deze eerste vier dagen van mislukte schepping volgen er nog drie, waarin Ilmarinen
De winden opriep om de blaasbalg te bedienen
Met inspanning van al hun kracht.Toen staken de winden op in hevigheid,
De oostenwind blies, de westenwind blies,
En de zuidenwind nog sterker,
En de noordenwind huilde en raasde.
Zo bliezen ze één dag, een tweede,
En op de derde dag eveneens.
Vuur lekte uit de ramen,
Uit de deur vlogen de vonken
En de stof steeg naar de hemel;
Met de wolken mengde zich de rook.
Daarop boog smid Ilmarinen,
Op de avond van de derde dag,
Omlaag en keek nauwlettend
Naar de bodem van de oven,
En zag hoe de Sampo zich vormde,
Met zijn veelkleurige kap,Toen begon smid Ilmarinen,
Hij de grote eerste werker,
Hem te smeden met zijn hamer,
Sloeg erop met snelle slagen,
Schiep de Sampo knap en kundig,
Eén kant was een korenmolen,
En een andere één voor zout,
En een derde één voor munten.– Kalevala, rune 10
Ieder die twijfelt aan de toespelingen op beroeringen die in de oertijd op aarde plaatsvonden of aan het verhaal van de schepping dat in dit lied allegorisch wordt beschreven, mag het, als hij dat wenst, zien als niet meer dan een beschrijving van de manier waarop de natuur te werk gaat. De natuur werpt alles dat niet aan haar doel beantwoordt in de smeltpot. Als we, net als de Ouden, een leidende intelligentie waarnemen achter de processen van de natuur, komen we tot de conclusie dat de evolutie bewust werkt aan een majestueus doel. Dat de Ouden het zo zagen blijkt uit het feit dat zij gewoon waren achter alle natuurkrachten een goddelijke leiding te zien.
Er is nog meer te leren uit de mythologie van onze voorouders dat belangwekkend is (Edda):
Vijfhonderd deuren en nog eens veertig
Heeft het walhalla, dat weet ik;
Achthonderd Eén-strijders komen tegelijk tevoorschijn
Uit elk ervan, wanneer ze eropuit gaan om getuigen te zijn.
– Grimnismál, (Het lied van Grimner) §24
540 x 800 = 432.000. Dit getal klopt zowel met de hindoe- als de Babylonische berekeningen omtrent de duur van de huidige era of cyclus. Het getal 432 is voorts van fundamenteel belang bij de berekening van al dergelijke tijdperken. Deze nauwkeurige overeenstemming kan nauwelijks op toeval berusten; veeleer bevestigt het de identiteit van de Edda met de oude wijsheid.
In de Kalevala vinden we het woord marja (bes), waarvan is afgeleid Marjatta, de naam van de moedermaagd, die zwanger werd door het eten van een bes. De baby verdween onmiddellijk na de geboorte op geheimzinnige wijze en Marjatta ging op weg om de hele schepping te vragen wie iets wist van haar kind. De eerste die zij ontmoette was de maan, die op haar smeekbede antwoordde:
‘Wist ik het, ik zei het u niet,
Hij toch was het die mij schiep, . . .’
Daarna ontmoet ze de zon en stelt dezelfde vraag.
En de zon antwoordde wijs:
‘Inderdaad ik ken uw kind,
Hij toch was het die mij schiep,
Om op deze dagen van fraai weer
Gouden stralen uit te werpen
Om mijn zilveren stralen te verspreiden.’
– Kalevala, rune 50
Hierin ligt nog een universele gedachte verborgen, dezelfde die te vinden is in het christelijke verhaal van Maria en in de Egyptische legende van Isis en haar zoon Horus. De vader is het eeuwige, onveranderlijke; de moeder de kuise, hemelse maagd, en de zoon vertegenwoordigt de geopenbaarde werelden in hun oneindige verscheidenheid.
Viktor Rydberg wees op de samengestelde natuur van de mens overeenkomstig de Oud-Noorse mythologie in zijn veelomvattende werk Germansk Mitologi (Germaanse Mythologie):
Eén stierf ‘naar de Hel’ en tegelijk ‘naar het graf’. Dat waaruit de aardse mens bestond, naast zijn lichamelijk kleed, was niet het eenvoudige wezen, ‘de ziel’, die niet kan worden verdeeld, maar er was een combinatie van factoren die in de dood konden worden gescheiden.
Dit vindt zijn verklaring in de samenstellende delen van de menselijke natuur. Zolang een mens op aarde leeft zijn er zes van deze samenstellende delen: de geest – het geschenk van Odin; de ziel het geschenk van Hönir; en het innerlijk lichaam, naar goddelijk beeld gevormd – het geschenk van Lodur – dat ook zijn groeikracht en aardse vorm omvat. Lit is het oude woord dat voor de innerlijke vorm wordt gebruikt. Van het verschijnen van lit is het verschijnen van het lichaam afhankelijk. Als lit schoon is, is het lichaam dat ook, en als lit verandert, doet het lichaam dat eveneens.
In de volksverhalen van Afzelius wordt verteld dat de thor-dyvel (‘kever’) in ons land [Zweden] als heilig werd beschouwd. Vond men er één die op zijn rug lag en keerde men hem om, dan geloofde men dat deze vriendelijke daad de zonden goedmaakte. Waar kwam die gedachte vandaan? De kever was heilig voor Thor, die in één vermomming de voorspraak was tegenover Odin de Alvader, maar niet alleen in de Oud-Noorse mythologie is de kever heilig, want zowel de Egyptenaren als de hindoes zagen hem zo. In Egypte symboliseerde de scarabee de zon, Ra. Het woord scarabee betekent letterlijk ‘de zelfwordende’. De scarabee of Kheperu (van de wortel kheper, worden, herboren worden) heeft zowel betrekking op de wedergeboorte van de mens op aarde als op zijn spirituele wedergeboorte. Over het onderwerp Thor, zegt H.P. Blavatsky:
Thor, de personificatie van elektriciteit, hanteert zijn bijzondere element alleen wanneer hij is beschermd door handschoenen van ijzer, wat de natuurlijke geleider van elektriciteit is. Zijn krachtgordel is een gesloten circuit waarlangs de geïsoleerde stroom moet gaan, in plaats van zich in de ruimte te verspreiden. Wanneer hij met zijn wagen door de wolken snelt, is hij elektriciteit in haar actieve toestand, zoals blijkt uit de vonken die van de wielen spatten en de ratelende donder van de wolken. De puntige ijzeren disselboom van de wagen doet denken aan een bliksemafleider; de twee rammen, die dienstdoen als rossen, zijn de bekende oude symbolen van de mannelijke of voortbrengende kracht; hun zilveren teugels geven het vrouwelijke beginsel weer, want zilver is het metaal van Luna, Astarte, Diana. Daarom zien we in de ram en zijn teugel de actieve en passieve beginselen van de natuur in hun tegenstelling verenigd, het ene vooruitsnellend, het andere tegenhoudend, terwijl beide ondergeschikt zijn aan het wereld-doordringende, elektrische beginsel, dat hen aandrijft. Het gevolg van de elektriciteit, die de impuls geeft, en van de mannelijke en vrouwelijke beginselen die zich eindeloos in onderlinge verbanden verenigen en opnieuw verenigen, is de evolutie van de zichtbare natuur, waarvan de schitterende bekroning het planetenstelsel is, dat bij de mythische Thor wordt gesymboliseerd door de krans van glinsterende bollen die zijn voorhoofd sieren.
– Isis ontsluierd, 1:230
Het bovenstaande heeft tot doel een glimp te geven van de diepe kennis en wijsheid die in onze Oud-Noorse culturele erfenis te vinden is. Veel moest worden weggelaten maar de belangstellende lezer kan zelf meer vinden. Er is geen gebrek aan materiaal.
Oude culturen en hun spirituele tradities: Noorwegen/Zweden