De dood en de levensboom
Blair A. Moffett
Hoe zien de indianen de dood? De tradities van de stammen over dit onderwerp verschillen in uitdrukkingswijze, maar ze zijn niet met elkaar in strijd wat de fundamentele aspecten betreft. De Tillamook uit Oregon bijvoorbeeld, hebben een interessant verhaal over een van hen die stierf. Omdat de mensen hem terug wilden hebben, voerde de stam vijf dagen lang een heilige dans uit, waarna de ‘dode’ ontwaakte, om voedsel vroeg, en hun toen vertelde wat de ervaringen na de dood zijn. Hij zei dat de ziel van de mens na de fysieke dood ‘een lange weg’ gaat. Er wordt een punt bereikt waar zij die op aarde niet goed hebben geleefd, het ‘verkeerde pad’ nemen, terwijl zij die een rechtschapen leven leidden, verder gaan langs het ware pad van de ziel naar het paradijs.
Uitspraken van een hedendaagse Chippewa medicijnman, Sun Bear, uit zijn traditionele godsdienst, werken de inheemse zienswijze over de dood verder uit. Omdat het leven beweging is, maar een beweging die cyclisch is en niet rechtlijnig, is de stoffelijke dood niet meer dan een ‘verandering van werelden en vormen’, want het is ‘een cirkel van geboorte naar dood naar wedergeboorte.’ Het aanvaarden door de inheemse volkeren van het feit van de menselijke wedergeboorte of reïncarnatie op aarde, oefent daarom grote invloed uit en geeft vorm aan hun voorstelling van de dood. Al in 1868 beweerde de bekende onderzoeker van de inheems Amerikaanse religies, Daniel Brinton, dat het ‘in feite een van hun meest diepgewortelde en wijdverspreide overtuigingen was . . . onverbrekelijk verbonden met hun hoogste theorieën over een toekomstig leven, hun begrafenisceremoniën, en hun uitdrukkingswijzen.’ De leer van reïncarnatie is een van de voornaamste kenmerken van het Noord-Amerikaanse inheemse religieuze leven. Maar dat niet alleen, het is een geloof dat een belangrijk element vormt van de wereldvisie van de volkeren van de Andes in Zuid-Amerika, zoals het dat ook was bij de Inca’s uit dat gebied gedurende de Spaanse verovering.
Een ander denkbeeld dat aan de Amerikaans Indiaanse voorstelling van de dood vorm geeft, één die waarschijnlijk minder bekend is en zeker weinig wordt begrepen door westerse studenten, is dat de dood werd geboren of verscheen op een zeker punt of een bepaald moment in de vroege evolutionaire geschiedenis van de mensheid. Vóór die tijd bestond de dood niet, en de mensen stierven niet zoals ze dat nu doen. Bijvoorbeeld in het heilige geschiedenisverhaal van de Quiché-Maya’s van Midden-Amerika, de Popol Vuh, verschijnt het woord dood niet voordat het derde tijdperk van de mens beschreven wordt (de mens is nu in zijn vierde tijdperk volgens deze overlevering). Met name in het Boek van Chilam Balam van Chumayel, een verwant Maya geschrift, wordt de dood genoemd als een ‘uitvinding’ van de scheppende goden, die nodig was om de wrede mensen uit het derde tijdperk te vernietigen vanwege hun onvolkomenheden. ‘Op drie Cimi vond de uitvinding van de dood plaats. Het gebeurde dat God Onze Vader de eerste dood uitvond.’ Daarom kijken sommige stammen met afkeer tegen de dood aan, als een ongelukkige onderbreking van ons bewust bestaan en als een bedreiging van het leven, maar één die door vroegere fouten die door de mens zijn gemaakt, nu door hem moet worden ondergaan totdat zijn schuld aan de Schepper is afbetaald. Maar deze opvatting houdt teveel ingewikkelde begrippen in, om hier in bijzonderheden te kunnen worden behandeld.
Veel duidelijker zijn de inheemse leringen, dat een mens een wezen is samengesteld uit een aantal ‘zielen’ of aspecten van bewustzijn en dat de mens en alle rijken van het leven zich in een uit vele sferen of gebieden bestaand zonneheelal bevinden en ontwikkelen. In zijn bespreking van de Amerikaans Indiaanse begrippen over de meervoudigheid van de ‘zielen’ van de mens, vergelijkt Brinton deze met de rabbijnse leer van de nefesh, ruach, en neshamah, of de dierlijke, menselijke en goddelijke ziel; en met de verdeling van Paulus in zijn Brief aan de Romeinen, in de lichamelijke ziel, de intellectuele ziel en de ‘geestelijke gave’. Bij de Sioux volkeren van de grote vlakten van Noord-Amerika betekent het Lakota woord wanagi, ‘ziel’, volgens de stamoudsten eigenlijk de totaliteit van de innerlijke entiteiten van de mens, in het centrum waarvan Wakan-Tanka of ‘zuivere geest’ staat. De meeste inheemse volkeren uit Zuid-Amerika ten oosten van de Andes geloven dat een mens verscheidene ‘zielen’ heeft, die verantwoordelijk zijn voor de verschillende manifestaties van leven in het lichaam. En dan hebben we het prachtige Navajo-gezegde, dat ‘de mens uit alles gemaakt is.’
Figuur 1. Ruimtelijke voorstelling van het heelal bij de Tzotzil Maya’s, Chiapas, Mexico (Time and Reality in the Thought of the Maya, blz. 141; met toestemming overgenomen)
Ons uit veel gebieden bestaande zonneheelal wordt in veel Amerikaanse culturen vergeleken met een kosmische boom met vele takken: de wereldboom of levensboom. Voor sommige Noord-Amerikaanse volkeren is de spar het symbool ervan, terwijl het voor de Maya’s uit Midden-Amerika de Ceibaboom is. Het leven zelf en de menselijke generaties dalen af vanuit de wortel, door de takken heen naar de aarde of het gebied aan de oppervlakte; in de Quiché-Maya taal bijvoorbeeld, zijn de werkwoorden ‘afdalen’ en ‘geboren worden’ synoniemen. Dit idee over de circulatie van levens van de top naar de bodem en verder rond de grote kosmische boom in zich herhalende cyclussen van leren, ervaren en groeien, is vervat in elke belangrijke uiting van het inheems Amerikaanse spirituele denken. De lichamelijke dood is daarom eenvoudig een tijdelijk vertrek uit het aardse gebied naar andere voor ons onzichtbare gebieden, en zal te zijner tijd worden gevolgd door een terugkeer hierheen om onze onvervulde taken en plichten weer op te nemen.
Figuur 2. De Irokese levensboom (naar Wayne Eagleboy)
De wijze waarop deze voorstelling voorkomt in inheemse kunstvormen, ceremoniën, architectuur en zelfs in gereedschappen en gebruiksvoorwerpen, zoals geverfde potten en kommen, gevlochten manden, en in dessins die in kleding genaaid of geweven zijn, is bijna eindeloos. Misschien de meest complete voorstelling die we hebben van dit zonneheelal van het leven is het klassieke Maya en Midden-Amerikaanse beeld van dertien hemelen of ‘bovenwerelden’ en negen ‘onderwerelden’ onder de aardse wereld, in trapvorm zoals in figuur 1, een hedendaagse Tzotzil Maya illustratie.
Vergelijkbaar zijn de Noord-Amerikaanse Leni Lenape en Hopi standpunten. Het Grote Huis van de Leni Lenape uit Delaware vertegenwoordigt dit heelal: de vloer ervan is de aarde, het dak is het hemelgewelf, waarboven de twaalf hoogten of gebieden van zijn zich uitstrekken tot de woonplaats van de ‘Grote Geest, namelijk de Schepper’, terwijl de grond eronder de ‘onderwereld’ omvat. De Hopi’s uit Arizona hebben hun ‘zeven universa, elk met zijn opeenvolgende werelden, samen het totaal van 49 stadia van de ontwikkeling van de mens op zijn levensweg omvattend’. De Seneca’s uit New York hebben een nauwkeurig omschreven leer over de zeven werelden van het zijn. Als we ons naar Zuid-Amerika wenden, is het hetzelfde, De Guarani-volkeren uit Zuid-Brazilië en Paraguay hebben bijvoorbeeld hun zeven ‘paradijzen’ of gebieden boven het aardse gebied. Figuur 2 is Wayne Eagleboy’s voorstelling van de Irokese levensboom met zijn zeven hoofdtakken.
Als we al deze gezamenlijke ideeën overwegen, komt er een prachtig beeld naar voren van de plaats in de inheemse Amerikaanse voorstelling van wat wij de dood noemen, de ontbinding van het stoffelijk lichaam: het is niet meer dan een overgang van ons werkelijke zelf naar andere en ruimere gebieden van leven en bewustzijn. Het bewustzijn sterft dan ook niet, maar blijft bestaan als deel van de eenheid van alle leven, het verband tussen alle levende schepselen als verwante wezens die zich tezamen voortbewegen door de grote boom. Deze zienswijze wordt bevestigd als we bedenken dat, zoals Hartley Burr Alexander ons vertelt, de Indiaan alleen aan de vorm van iets is gehecht vanwege het beginsel, de bewuste essentie, vervat in de vergankelijke vorm. De inheemse Amerikaan benadert deze heilige voorstellingen tevens met ontzag en eerbied, omdat – aangezien onze grote evolutie nog niet voltooid is en nog steeds verder gaat – dat wat ons te boven gaat en wat nog moet komen het grote mysterie blijft. Dit is iets om over na te denken, om nauwkeurig te overwegen, en om gehoor aan te geven door een hoge ethische levensstandaard in de huidige wereld, zodat we door de hogere zielen in ons, de ‘geest-wezens’, geholpen kunnen worden tot een helderder inzicht te komen. De logische conclusie die wij hieruit kunnen trekken is, dat zijn opvatting ons zegt dat een bepaald innerlijk deel van onze totaliteit thuishoort in elk van de takken van de kosmische boom die ons zonneheelal is, en dat dit daarom onsterfelijk is totdat het heelal zelf zijn periodieke dood ondergaat.
Oude culturen en hun spirituele tradities: Amerika
Artikelen van Blair A. Moffett