Misbruik van de vrije wil
Vaak is me gevraagd hoe het komt dat, terwijl het goddelijke zich in en achter alle dingen bevindt, er toch tegelijk zoveel afschuwelijke dingen gebeuren, zelfs in het menselijk leven: oorlogen, aardbevingen, en wat al niet. Uit die dingen blijkt de kosmische activiteit. Maar we moeten niet de kosmische activiteit daarvan de schuld geven maar onszelf, wij die de kanalen zijn waardoorheen de kosmische krachten stromen en werken en die door ons verkeerd worden geleid, door onze – althans relatief – vrije wil, door onze keuzen, door wat we kiezen: we zijn als klokken die ontstemd zijn en onwelluidend klinken, maar toch klokken zijn.
We weten allemaal dat als iemand zijn lichaam misbruikt, hij daarvoor moet boeten door pijn en ziekte. Deze dingen bestaan; en de ziekte, de kwaal en de pijn komen voort uit oorspronkelijke harmonieën, anders zou er geen tegenstelling bestaan. Ze vormen geen weerlegging van de kosmische harmonie; ze bewijzen eerder dat iemand of iets op een of ander punt misbruik heeft gemaakt van het door de goden geschonken recht om met de goddelijke harmonieën mee te werken. Als iemand ten volle meewerkt, is hij wat we een boeddha noemen, een christus of een avatara. Maar als iemand niet op die manier meewerkt en zijn vrije wil, die uit het goddelijke voortkomt, hardnekkig gebruikt om disharmonieën te scheppen, terwijl het zijn plicht is harmonieën te bewaren en te laten voortduren, wat gebeurt er dan? Dat hangt af van het gebied waarop zijn denken werkt. Als hij het neergaande pad kiest in plaats van het pad dat omhoogvoert, gaat hij in ieder geval hoe langer hoe meer omlaag, naar de afgrond.
En dit betekent eenvoudig het volgende: net zoals men door een voortdurend misbruik van de gezondheid deze kan vernietigen, waardoor men een ziekelijk lichaam krijgt, misschien wel voor meer dan één incarnatie op aarde, zo is het ook met het denkvermogen en de wil. Als u uw ziel hardnekkig vult met disharmonische gedachten, haat en slechtheid, bederft u het innerlijke weefsel van die ziel en neemt ze de vorm aan van uw gedachten. U bent dan als een werkman die uw innerlijke zelf schept, uw toekomstige leven vormt overeenkomstig het patroon dat uw gedachten en gevoelens u hebben gegeven. Omdat het kwaad altijd beperkend werkt, is het gevolg dat uw innerlijke constitutie, uw vrije wil, hoe langer hoe minder geschikt wordt, hoe langer hoe minder in harmonie met zichzelf, steeds zwakker in vermogen en kracht, zelfs in verbeeldingskracht en gevoel; want u wordt steeds beperkter in plaats van ruimer en universeler. Het gevolg is dat als u doorgaat op dat pad omlaag, u even laag komt te staan als de dieren. U verliest uw menselijkheid. Niemand behalve uzelf is daarvoor aansprakelijk. Dat bedoelen we als we spreken over het vallen in de afgrond.
Hiertegenover staat voortdurende groei in vermogen en kracht, door meer te omvatten, ons te ontplooien, tot we ten slotte goddelijk worden, kosmisch in ons denken en in het bereik van ons intellect, kosmisch in onze sympathieën die zich uitbreiden met het heelal.