Aan hen die treuren
De goede boodschap die theosofie heeft voor hen die treuren en bedroefd zijn, heeft niet alleen betrekking op de dood en op hen die door de gestorvenen worden achtergelaten, maar ook op hen die nog niet met de dood te maken hebben gehad, op allen die op deze aarde moeten leven, waar meer verdriet en narigheid en geestelijke vermoeidheid is dan geluk en echte vrede. Want ik vraag me af of een gevoelige vrouw of man echt gelukkig kan zijn in een wereld als de onze, waarin we overal om ons heen de afschuwelijkste bewijzen zien dat mensen elkaar onmenselijk behandelen. Hoe kunnen we ons terugtrekken in onze waterdichte compartimenten van de geest of het hart als we weten wat er om ons heen gebeurt, niet alleen met mensen, maar ook met hulpeloze dieren: lijden, pijn, verdriet, en aan alle kanten kreten van deze martelaren die naar de hemel opstijgen!
We praten over hen die treuren en ieder van ons beperkt dat tot zijn eigen ik. Hoe zit dat? Is de vriendelijke hand die in sympathie en begrip wordt uitgestoken naar anderen die in eenzaamheid treuren ons niet lief? De dood zelf is niet iets om over te treuren. We hebben op deze aarde meer dan duizendmaal de dood ervaren. Ze is ons goed bekend. Ze is een oude ervaring; en nu zijn we weer hier. Maar we voelen mee met hen die treuren en nog in leven zijn: treuren om het verlies van dierbaren; treuren om het verlies van geld, waardoor ze zelfs moeite hebben het lichaam te voeden van hen van wie ze houden; treuren omdat het moeilijk is werk te vinden om als werkende mannen en vrouwen de monden van hun hongerige kinderen te kunnen vullen; treuren omdat ze vrienden, liefde, hoop en wat misschien het ergste van alles is, het vertrouwen in hun medemensen hebben verloren.
Ieder mens treurt als hij of zij niet harteloos is. De mens die niet kan treuren en niet treurt is volgens mij niet menselijk; en de natuur zit zo mooi en wonderlijk in elkaar dat we juist door dit vermogen om te treuren sympathie voor anderen voelen en dat het aan hen die treuren een begrijpend hart geeft; en het is een magisch wonder van de menselijke geest dat verdriet, smart en lijden onze meest wijze vrienden zijn. Hoezeer verrijken ze ons hart! Wat een kostbare schat is de bewustzijnsverruiming die ontstaat als ons hart wordt geraakt door de vaak pijnigende maar altijd helende hand van smart. We brengen offers, maar deze offers betekenen zuivering, een ontwaken in een groter leven. Door verdriet, door rouw en door medelijden en mededogen die daardoor worden opgeroepen, leren we waarachtig te leven. Zelfs kleine kinderen weten wat verdriet is en wat een zegen het voor hen is het meest verhevene in het leven te leren kennen: te leren en daardoor te groeien en ruimhartiger te worden.
Hoe meelijwekkend is de mens die geen medegevoel kent voor anderen en gevangen zit in zijn kleine nietige ik. Is er grootsheid in hem? Men zoekt maar vindt haar niet. Een mens daarentegen die heeft geleden, voelt mee met de hele wereld. Elke kreet van smart valt als een brandende traan op zijn hart en veredelt hem. De natuur verricht hier een wonder want in dit proces worden hoop en vertrouwen geboren, een inspiratie die voortvloeit uit een verruimd bewustzijn en die door de sterren is verlicht.
Een zegenrijke vrede, de grootste vreugde en het grootste geluk die voor hart en ziel van de mens mogelijk zijn, valt als een geestelijk erfgoed ten deel aan hen van wie het hart door lijden is verzacht. Zij die nooit lijden zijn ongevoelig van aard, ongerijpt in hun eigen beperkte bewustzijn. De mens die nooit heeft geleden weet niet wat vrede is. Hij heeft die nooit ervaren. De mens die nooit verdriet heeft ondervonden weet niet wat het betekent als daaraan een einde komt en kent het geluk niet als de rust weerkeert.
Aan hen die verdriet hebben – en dat geldt eigenlijk voor de hele mensheid – brengt de theosofie haar onuitsprekelijk mooie leer van hoop en vrede en dat komt omdat ze ons leert te begrijpen. De Fransen hebben een spreekwoord: Tout comprendre c’est tout pardonner, wat wil zeggen dat als men ten volle begrijpt, men alles vergeeft.
Is het niet duidelijk dat innerlijke grootsheid het gevolg is van verruiming en dat verruiming van ons bewustzijn, van ons begrip en van ons hart voortvloeit uit lijden? Ook vreugde kan een glimlach om de lippen en het licht van geluk in de ogen brengen; maar is er niet een gezegde dat alle gewone vreugden van het leven in de mond tot as worden? Is het ook niet zo dat de vreugden van het leven ons maar al te vaak zelfzuchtig maken? We grijpen ons aan de vreugden vast uit angst ze kwijt te raken. Die gewone vreugden beperken ons dikwijls. Maar medeleven, sympathie, voortvloeiend uit leed, maken de hele wereld tot één familie. De mens die niets anders dan vreugde in het leven heeft gekend, geeft er misschien niet om een medemens verdriet te doen. Hij is niet ontwaakt. Hij heeft geen begrip. Hij is op het verkeerde spoor. Hij is onwetend. Maar de man of vrouw die heeft geleden, die verdriet heeft gehad, is groot in medegevoel, groot in begrip, want zij hebben inzicht, zij begrijpen; zij hebben hun bewustzijn verruimd, zij zijn groter geworden. En als dit zijn hoogtepunt bereikt, betekent dat heerlijkheid in de ware oorspronkelijke zin van het woord: zij zijn verheerlijkt, bijna god-mensen op aarde.
Onze zegenrijke boodschap voor hen die treuren is daarom: vrees de heldere en heilige vlam niet. Ze maakt echte mannen en vrouwen van ons, niet slechts wezens van het mannelijke en vrouwelijke geslacht. Wat is het edele en opvallende kenmerk van de god-mensen die van tijd tot tijd tot ons zijn gekomen? Dat is het begrijpende hart, zodat zij met een vrouw in moeilijkheden konden spreken en haar konden helpen; met een man die in onwetendheid verkeert en hem steun en vrede konden brengen; met kleine kinderen die ze begrip konden bijbrengen. Want het hart van een edel mens spreekt rechtstreeks tot het hart van een kind, dat nog natuurlijk is, dat nog niet is bedorven door de onwaarheden die het maar al te vaak bij het opgroeien leert en weer moet afleren om echt een man of vrouw te worden.
Voor hen die verdriet hebben luidt het zegenrijke evangelie: laat de heilige vlam uw hart binnengaan als een god die u bezoekt. Behandel hem vriendelijk. Verwelkom hem als een gast; en deze gast, in smart gehuld, zal het kleed van verdriet afwerpen en u zult beseffen dat u zonder het te weten een god heeft gehuisvest. En die god bent uzelf. Dan bent u in uw ware wezen opgegaan.