Gebed en aspiratie
Als ons de vraag wordt gesteld ‘Bidden theosofen?’ dan is mijn persoonlijke antwoord ja en nee; het hangt ervan af wat de vrager met bidden bedoelt. Als hij bedoelt op de knieën gaan en een bede richten tot een god buiten hem, die zuiver denkbeeldig is, waarvan het verstand zich slechts met de grootste moeite een beeld kan vormen en die dus niet instinctief als een werkelijkheid in het hart van de mens leeft, dan moeten we antwoorden: nee, niet dat soort bidden. Dat betekent dat men de god in de mens verloochent, dat men hem zijn rechten ontzegt en om hulp van buiten roept. Dat zijn louter smeekbeden, verzoeken, vragen om gunsten. Dat is zuiver exoterisch.
Het ware gebed betekent rijke, geestelijke nederigheid van het menselijk ik dat zich een voorstelling vormt van wat onuitsprekelijk groots is. Het is het verlangen te worden als de hemelse Vader, zoals Jezus het uitdrukte; het verlangen om een zoon van het goddelijke te worden. Het is bijna een bevel van de mens aan zichzelf om zich te verheffen en tot hogere dingen over te gaan, omhoog naar het goddelijke, waarvan een vonk in iedere mensenziel klopt. Als we ons op harmonische wijze verbinden met deze innerlijke hartslag, deze polsslag van het goddelijke en tot dezelfde trillingsfrequentie komen, vernieuwt zich ons leven en ondergaan we een totale hervorming. We zijn dan niet langer slechts mensen die om gunsten vragen, waardoor we onszelf verzwakken, maar we beginnen onze eenheid te beseffen met het goddelijke. Langzamerhand worden we ons bewust van onze waardigheid die ons als een gewaad omhult. Welk bidden is edeler dan wanneer de zoon wil worden als zijn goddelijke ouder?
Wat mezelf betreft, ik ga nooit ’s avonds slapen en sta nooit ’s morgens op voor ik me ten minste eenmaal naar binnen wend en die ervaring opdoe. Zulk bidden is niet alleen een geesteshouding. Het is een levenswijze, een manier van leven die hem die zich daartoe aangetrokken voelt en haar volgt waardigheid schenkt, die zijn denken verrijkt met inzicht en hem in harmonie brengt met al wat leeft.
Hij bidt het best die al wat is,
van groot tot klein, het meest bemint.
Ja, want het betekent dat men één wordt met alles om zich heen. Het betekent eenvoudig dat men zijn bewustzijn langzamerhand verdiept, het elke dag iets uitbreidt zodat het iets meer van de omringende wereld in zich opneemt, omvat en omsluit. Door zo te bidden, te leven, te denken en te voelen groeit ons bewustzijn steeds meer, tot we op een dag in ons denken en voelen het heelal kunnen omvatten. Dan zijn we niet langer gewone mensen; we zijn dan god-mensen en nemen na onze dood onze plaats in tussen de goden, de kosmische geesten, aartsengelen, engelen, machten – als de christelijke terminologie u aanstaat.
Wat is het verschil tussen een gewoon mens en een genie? De gewone mens leeft binnen het kleine besloten raamwerk van het persoonlijke bewustzijn; hij kan niet daarbuiten gaan. Hij heeft geen intuïtie, geen inspiraties. De geniale mens is iemand die zijn bolster heeft opengebroken. In zijn bewustzijn en gevoelens reist hij door het omringende heelal. Hij verkeert in dezelfde trilling als het heelal om hem heen en daardoor krijgt hij inspiratie en verheven ideeën. Hij ziet, hij voelt – en men zal zeggen ‘Er is een genie verschenen’.
Zulk bidden brengt ons in contact met alle dingen. Het wekt eigenschappen in ons die tot nu toe latent zijn gebleven maar die nu de kans krijgen zich te ontwikkelen, te ontplooien, zich uit te breiden. En onder echt bidden verstaan we niet alleen het uitbreiden van het persoonlijke bewustzijn om één te worden met het universele bewustzijn, maar ook het in praktijk brengen van wat we ervaren. En dat is een even grote vreugde: in praktijk brengen wat we verkondigen. Anders zijn we niet meer dan een rinkelend cimbaal en het dreunend lawaai van holle vaten – Vox et praeterea nihil, ‘Een stem en verder niets’. Maar wanneer men het bidden in praktijk brengt, versterkt men zijn eigen krachten door oefening. Wat uzelf heeft gevoeld, begint u in praktijk te brengen. U ziet hoe het licht van begrip opflitst in de ogen van anderen; er ontstaat een nieuwe en verborgen sympathie tussen de ene en de andere mens. Het is een nieuwe levenskracht. Deze manier van bidden is ook een levenswijze; het is tevens wetenschap; het is filosofie; het is religie.
Wij zijn kinderen van het oneindige, van het goddelijke. Onze godheid is intrakosmisch en tegelijk transcendent, op dezelfde manier als een mens niet alleen zijn fysieke lichaam is, en niet alleen zijn denkvermogen of zijn geest. Hij is lichaam en gevoelens en emoties en denkvermogen en ziel; maar daarboven is hij transcendent; in hem is iets dat groter is dan dit alles. Dat is de vonk van het goddelijke, de vonk waardoor de mens met het onzichtbare, met het goddelijke is verbonden. Die vonk is het belangrijkste en krachtigste element in ons. Hij is de overheersende en regelende factor in onze bestemming en als wij groter en edeler willen worden en hoger willen komen, moeten we ons tot die vonk opheffen, moeten we ons verheffen door te leven naar wat we weten. Dan wordt ons leven groots. En als die oefening tot betrekkelijke volmaaktheid is gebracht, zal de visie van het geniale ongemerkt bezit nemen van het denken. Want genialiteit betekent kosmische wijsheid. Genialiteit gaat gepaard met een steeds groeiend begrip en ten slotte gaan we beseffen dat we niet alleen wezens zijn die misschien na de dood een leven in hemel of hel hebben, maar dat onze bestemming de bestemming is van het oneindige Al: dat we eindeloos zijn, eeuwig als de duur, als de kosmische tijd en dat het grenzeloze heelal ons thuis is; dat we hier op aarde slechts voor een enkele dag zijn; dat dit niet meer is dan een fase in onze evolutiereis omhoog en steeds verder.
Waarnaar we streven, waarvoor we bidden is: een steeds verruimend bewustzijn door aspiratie, door studie, door te leven overeenkomstig onze woorden – een steeds verruimend bewustzijn naar dat hoogtepunt, eenwording met het goddelijke. We gaan door alle natuurrijken heen, groeien van mens tot supermens; van supermens tot halfgod; van halfgod tot het goddelijke, tot het supergoddelijke en zo verder omhoog langs de eindeloze levensladders. Wat een wonder! Wat een schitterend beeld!
We beseffen dat die goddelijke geest waarover we zo gemakkelijk praten – omdat hij een intuïtieve gedachte vertegenwoordigt, een antwoord is op het innerlijke verlangen, op die onzegbare honger in ieder normaal mens – slechts onze menselijke voorstelling is van iets dat nog wonderbaarlijker, nog grootser is; en we kunnen nooit een einde bereiken; dat het groei is en vooruitgang en een eeuwig zich uitbreidende genialiteit van bewustzijn.
Bidden theosofen? Ja, in die zin dat we proberen van ons dagelijks leven een gebed door daden te maken. We hebben de draad van Ariadne, we bezitten de sleutel en we proberen die te gebruiken. Weet u wat die sleutel is? Wijsheid van de goden. En weet u wat het slot is? Dat zijn wijzelf die deze sleutel hanteren. Door hem voor ons eigen bewustzijn te gebruiken, hem al is het maar een klein beetje om te draaien, stroomt er magisch licht door de op een kier geopende deur, vanuit de onuitsprekelijke mysteriën die daar zijn verborgen en opwellen uit de kosmische bron. Niemand kan ooit een naam eraan geven. Hij is naamloos. Namen halen hem alleen omlaag. Daarnaar streven, altijd en zonder ophouden – dat is bidden. Door dat te doen groeien we. Wat een hoop, wat een vrede! Wat groeit ons begrip als we uit onszelf, vanuit ons eigen bewustzijn het einde van de draad van Ariadne hebben gevat. Dit proces van elkaar voortdurend opvolgende stadia van ervaring en groei noemen we inwijding.