Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Affidavit

Affidavit1

Affidavit2

Affidavit3

Affidavit4

BEËDIGDE VERKLARING

IK, VERNON GEORGE WENTWORTH HARRISON, van SOLE FARM HOUSE, CHURCH ROAD 51, GREAT BOOKHAM, LEATHERHEAD, KT23 3PQ in het graafschap Surrey, Engeland, Bachelor of Science, Doctor of Philosophy, Chartered Physicist en Chartered Engineer, Lid van het Institute of Physics, Erelid en voormalig president van de Royal Photographic Society of Great Britain, Lid van de Chartered Institution of Building Services Engineers, Lid van de Royal Society of Arts en gedurende de laatste twintig jaar professioneel onderzoeker van betwiste documenten.

VERKLAAR ONDER EDE

GEZIEN HELENA PETROVNA BLAVATSKY née Hahn (1831-1891) Stichtster van de Theosophical Society, in 1885 werd gebrandmerkt als ‘een van de meest begaafde, vindingrijke en interessante bedriegers van de geschiedenis’ door HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE AANGESTELD OM DE VERSCHIJNSELEN TE ONDERZOEKEN DIE VERBAND HOUDEN MET DE THEOSOPHICAL SOCIETY uitgegeven door de Society for Psychical Research in haar Proceedings, deel 3, bladzijden 201-400 (1885), een rapport dat gewoonlijk wordt genoemd en waarnaar hierna wordt verwezen als het Hodgson Rapport, omdat het overgrote deel ervan werd geschreven door Richard Hodgson.

EN GEZIEN het genoemde Hodgson Rapport meer dan een eeuw in brede kring is geaccepteerd door biografen en samenstellers van naslagwerken als bewijs dat genoemde Helena Petrovna Blavatsky zich bewust bezighield met frauduleuze activiteiten op een indrukwekkende schaal.

EN GEZIEN er weinig oorspronkelijk bewijsmateriaal dat op deze zaak betrekking heeft nog bestaat, namelijk De Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett bewaard in de British Library (Additional MSS 45284, 45285 & 45286), aan de hand waarvan sommige van de uitspraken gemaakt door Richard Hodgson in het Hodgson Rapport kritisch kunnen worden onderzocht.

EN GEZIEN de genoemde Mahatma Brieven in de British Library onverkorte brieven bevatten van de volgende schrijvers:
‘KH’ (honderd en acht); ‘M’ (zesentwintig); Helena Blavatsky (negen); Subba Row (drie, één met daaraan toegevoegd commentaar van ‘KH’); A.O. Hume (twee); A.P. Sinnett (twee); ‘de Onterfde’ (één); Stainton Moses (één); en Damodar (één).

VERKLAAR IK DAAROM dat ik het Hodgson Rapport als een bewijsstuk heb bestudeerd en dat ik de genoemde Mahatma Brieven heb onderzocht niet alleen de onverkorte originelen die in de British Library zijn bewaard maar ook reproducties van diezelfde brieven die door de British Library zijn verstrekt in de vorm van een set van 1323 kleurendia’s. Ik heb elk van de 1323 dia’s van een volledige set microscopisch onderzocht, en waar dat maar mogelijk was heb ik het handschrift gelezen in een regel voor regel scan met een vergroting van 50 x de diameter.

IK HEB BEVONDEN EN BEVESTIG:

(1) Het Hodgson Rapport is geen wetenschappelijke studie. Het klinkt als een onderdeel van een gerechtelijk onderzoek dat alleen het requisitoir van de officier van justitie bevat die in een vroeg stadium van het onderzoek een besluit heeft genomen en daarna alleen is geïnteresseerd in bewijs, hoe dubieus ook, dat zijn zaak kan ondersteunen. Er is geen toespraak van de verdediging, geen kruisverhoor van de belangrijkste getuigen van de officier van justitie, geen oproep van getuigen voor de verdediging die door de officier van justitie worden verworpen, en geen rechter die een samenvatting geeft.

(2) Richard Hodgson had geen kennis van of had minachting voor de basisbeginselen van het Engelse recht. Hij citeert mondelinge en niet bevestigde uitspraken van niet met naam genoemde getuigen. Hij citeert documenten die noch in zijn rapport zijn weergegeven noch kunnen worden geïdentificeerd. Hij presenteert vermoedens als vastgestelde feiten. Hij bepraat zijn handschriftkundigen net zolang tot ze hem de antwoorden geven die hij wenst. De mogelijkheid dat iemand anders dan Helena Blavatsky de Mahatma Brieven heeft geschreven werd nooit onderzocht.

(3) In gevallen waarbij het mogelijk was de uitspraken van Hodgson te controleren aan de hand van het directe getuigenis van oorspronkelijke documenten, blijken zijn uitspraken òf onjuist te zijn òf in de context geen betekenis te hebben. Dit betreft vooral de Drie Hoofd uitspraken waarop zijn stelling is gebaseerd dat Mw. Blavatsky de Mahatma Brieven zelf in een verdraaid handschrift heeft geschreven om bedrog te plegen.

(4) Na de Mahatma Brieven te hebben gelezen, heb ik sterk de indruk dat de schrijvers ‘KH’ en ‘M’ echte en van elkaar verschillende mensen waren, geen halfgoden of ‘schillen’. Ze hadden een zeker vooroordeel en werden beïnvloed door de algemene opvatting van hun tijd.

(5) Ik ben van mening dat alle brieven met de initialen ‘KH’ van hem afkomstig waren. De basiskenmerken van zijn handschrift zijn van begin tot einde aanwezig, maar in vooral de eerste brieven zijn er variaties in en verdraaiingen van sommige lettertekens. Deze variaties dragen niet het kenmerk van de leerling vervalser. Ze schijnen te zijn opgetreden door de manier (onbekende) van overdracht van de brieven.

(6) Ik vestig de aandacht op merkwaardige en onverklaarde eigenschappen van de Mahatma Brieven, namelijk: de duidelijke, regelmatige streepjes in een deel van het handschrift dat ogenschijnlijk met blauw potlood is geschreven; de geringe mate waarin de inkt in het papier is gedrongen zelfs wanneer dun ‘rijst’papier werd gebruikt; de onverklaarde eigenschappen van de uitwissingen die schijnbaar zijn gemaakt met een inktverwijderaar maar zonder daarbij het papier ruw te maken of er vlekken op achter te laten; de variabiliteit van sommige (maar niet alle) lettertekens; en de (soms) grotelijks overdreven dwarsbalken van de t. Deze kenmerken doen vermoeden dat de documenten die in de British Library worden bewaard misschien kopieën zijn, gemaakt door een onbekend FAXproces, van originelen die we niet bezitten. Laboratoriumonderzoek van die handschriften is wenselijk.

(7) Het is bijna zeker dat de bezwarende Blavatsky-Coulomb brieven, waaraan Hodgson veel belang hecht in zijn rapport, verloren zijn gegaan of zijn vernietigd. Maar weinig mensen hebben ze ooit gezien. Helena Blavatsky werd toegang tot die brieven geweigerd. Hodgson geeft geen illustraties ervan in zijn rapport. Ik heb geen betrouwbare reproductie of zelfs een facsimile van een ervan kunnen opsporen. Er is sterk indirect bewijs dat deze brieven (of ten minste de bezwarende gedeelten ervan) vervalsingen waren, gemaakt door Alexis en Emma Coulomb, die daarvoor gegronde redenen hadden en over voldoende middelen beschikten om dat te doen.

(8) Ik heb geen bewijs gevonden dat de Mahatma Brieven die in de British Library worden bewaard door Helena Blavatsky bewust en met opzet in een verdraaide vorm van haar eigen handschrift werden geschreven, een vorm die zij volgens Richard Hodgson in de loop van enkele jaren heeft ontwikkeld. Dat wil zeggen, ik vind geen bewijs voor een gemeenschappelijke oorsprong van de handschriften van ‘KH’, ‘M’ en ‘HPB’. In elke gewone rechtszaak zou ik ze beschouwen als verschillende handschriften en ze aan drie verschillende auteurs toeschrijven.

(9) Als enige van de handschriften van ‘KH’ en ‘M’ via de hand van Mw. Blavatsky zouden zijn geschreven terwijl ze verkeerde in een toestand van trance, slaap, of in een andere gewijzigde bewustzijnstoestand die aan psychologen en psychiaters bekend is, dan zouden ‘KH’ en ‘M’ als zogenaamde subpersoonlijkheden van Helena Blavatsky kunnen worden beschouwd. In hoeverre de subpersoonlijkheden onafhankelijk zijn is een zaak voor discussie; maar in geen geval zou er sprake zijn van bewuste fraude of bedrog. Deze veronderstelling omzeilt ook niet de moeilijkheid dat er brieven van ‘KH’ zijn waarvan zelfs Hodgson moest toegeven dat Mw. Blavatsky ze onmogelijk had kunnen schrijven omdat ze op dat moment te ver weg was en verbindingen slecht waren.

(10) Ik ben niet in staat een mening uit te spreken over de ‘verschijnselen’ die in het eerste deel van het Hodgson Rapport worden beschreven. Alle getuigen en voorwerpen die bewijs uit de eerste hand waren, zijn verdwenen, en het is mij niet mogelijk na te gaan of enige van de gerapporteerde ‘verschijnselen’ echt waren; maar na de methoden van Richard Hodgson te hebben bestudeerd, ben ik zijn verslag en verklaring van de genoemde ‘verschijnselen’ gaan wantrouwen.

Helena Petrovna Blavatsky’s medewerkers en bekenden verklaren dat zij een heel complexe persoonlijkheid was en moeilijk te doorgronden. Er zijn nog altijd veel onbeantwoorde vragen over haar leven en werk.

DAAROM VERKLAAR IK dat het mijn MENING als deskundige is, gebaseerd op een studie van deze zaak die een periode van meer dan vijftien jaar bestrijkt, dat de toekomstige geschiedkundigen en biografen van genoemde Helena Petrovna Blavatsky, de samenstellers van naslagwerken, encyclopedieën en woordenboeken, en ook het grote publiek, zich moeten realiseren dat HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE AANGESTELD OM DE VERSCHIJNSELEN TE ONDERZOEKEN DIE VERBAND HOUDEN MET DE THEOSOPHICAL SOCIETY, uitgegeven in 1885 door de Society for Psychical Research, met grote voorzichtigheid moet worden gelezen, zo niet genegeerd. In plaats van een model te zijn voor onpartijdig onderzoek zoals gedurende meer dan een eeuw vaak werd geclaimd, vertoont het ernstige tekortkomingen en is het onbetrouwbaar.

Ik ben van plan deze beëdigde verklaring in bewaring te geven bij het hoofdkwartier van de Theosophical Society, Pasadena, Californië, VS en een gewaarmerkte kopie te sturen naar de Society for Psychical Research, Londen, Engeland.

GEZWOREN door voornoemde VERNON GEORGE WENTWORTH HARRISON

in The Georgian House,
Swan Mews, High Street,
Leatherhead, Surrey
Engeland deze 27ste dag
van februari 1997

Voor mij,
J.M.H. Graham

Een notaris gemachtigd om een eed af te nemen


H.P. Blavatsky en de SPR, blz. 77-85
isbn 9789070328467, gebonden, eerste druk 1998, bestel boek

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag