Een allegorie
Toen hij in de tuin van zijn hart wandelde, ontmoette de leerling plotseling de meester en was blij, want hij had in zijn dienst juist een taak volbracht en haastte zich die aan zijn voeten te leggen.
‘Zie, meester’, zei hij, ‘dit is volbracht: laat me nu ander onderricht geven.’
De meester keek hem treurig maar coulant aan, zoals men een kind aankijkt dat iets niet kan begrijpen.
‘Er zijn al velen die intellectuele denkbeelden over de waarheid onderwijzen’, antwoordde hij. ‘Denk je dat je het beste kan dienen door hetzelfde te doen?’
De leerling stond perplex.
‘Zouden we de waarheid niet van de toppen van de daken moeten roepen, tot de hele wereld haar heeft gehoord?’ vroeg hij.
‘En dan . . .’
‘Dan zal de hele wereld haar beslist aanvaarden.’
‘Nee,’ antwoordde de meester, ‘de waarheid is niet iets van het verstand, maar van het hart. Zie!’
De leerling keek en zag de waarheid alsof het een wit licht was dat zich over de hele aarde verspreidde; niets daarvan bereikte echter de groene en levende planten die haar stralen zo hard nodig hadden, omdat er een dikke wolkenlaag tussen zat.
‘De wolken zijn het intellect van de mens’, zei de meester. ‘Kijk nog eens.’
De leerling keek intensief en zag hier en daar vagelijk openingen in de wolken, waardoor het licht in gebroken zwakke stralen probeerde heen te schijnen. Elke opening werd veroorzaakt door een kleine draaikolk van trillingen, en toen de leerling naar beneden keek door de openingen die zo werden gemaakt, zag hij dat elke draaikolk zijn oorsprong had in een menselijk hart.
‘Alleen door het aantal draaikolken te vergroten en deze te versterken zal het licht de aarde ooit bereiken’, zei de meester. ‘Is het dan het beste om meer licht op de wolken te werpen, of om een draaikolk van hart-kracht tot stand te brengen? Je moet aan dit laatste ongezien en ongemerkt werken en zelfs zonder er dank voor te krijgen. Het eerste zal je lof en bekendheid onder de mensen brengen. Beide zijn nodig: beide zijn ons werk, maar er zijn zo weinig draaikolken! Ben je sterk genoeg om de lofprijzingen te laten schieten en van jezelf een hartcentrum van zuivere onpersoonlijke kracht te maken?’
De leerling zuchtte, want het was een pijnlijke vraag.