De Gulden Regel
De grote religies leren alle dat geestelijke rijkdom uitgaat boven materiële. Zij leren alle de waarde van de enkeling en zijn vermogen dichter naar God te groeien. En alle stemmen in met het beginsel van eenheid, de eenheid van het heelal, de eenheid van de mensenfamilie. Alle mensen wordt geleerd dat ze tot deze eenheid behoren. Ieder van ons zou persoonlijk moeten bijdragen om die eenheid te helpen bevorderen.
– Edward R. Murrow1
De sterke zielen die in deze tijd worden geboren bestormen de barricaden van de doctrinaire theologie. Velen van hen zullen zich voegen bij het grote aantal ‘onkerkelijken’ die, al hangen ze geen bepaalde geloofsrichting aan, toch niet als ‘atheïsten’ moeten worden beschouwd maar eerder als mensen die de voorkeur eraan geven hun God te zoeken in de stilte van hun eigen ziel. Want uit het hart komen de belangrijke zaken van het leven, en als mannen en vrouwen overal ter wereld ernstig trachten door te dringen tot de wortels van geestelijke kracht, zal de kwaliteit van hun geloof het pasklaar gemaakte ‘geloof’ van de religies ver achter zich laten.
Ondanks alle verschillen bezitten we een gemeenschappelijk erfdeel, zoals blijkt uit de universaliteit van de Gulden Regel – een regel van spirituele hoffelijkheid die, eenmaal tot richtsnoer genomen, de noden van onze beschaving in hoge mate zou kunnen doen verminderen:
Bij de indianen:
Grote Geest, geef dat ik mijn buurman niet beoordeel voor ik een mijl in zijn mocassins heb gelopen.2
In het boeddhisme:
Op vijf manieren zou iemand zijn vrienden en bekenden van dienst moeten zijn – met edelmoedigheid, hoffelijkheid, welwillendheid, door hen te behandelen zoals hij zichzelf behandelt, en door zijn woord gestand te doen.3
Christendom:
Alles nu wat u wilt dat u de mensen doen, doet u hen ook aldus, want dit is de wet en de profeten.4
Confucianisme:
‘Is er enig woord’, vroeg Tse Kung, ‘dat als gedragsregel voor het leven kan dienen?’ De meester antwoordde: ‘Is sympathie niet dat woord? Doe niet aan anderen wat u voor uzelf niet wenst.’5
Griekse filosofie:
Doe niet aan anderen wat uzelf niet wenst te ondergaan. – Isocrates6
Behandel uw vrienden zoals u door hen behandeld wilt worden. – Aristoteles7
Hindoeïsme:
Men moet zich tegenover anderen niet gedragen op een manier die ons onaangenaam zou zijn. Dit is het wezen van plicht (dharma). Al het overige komt voort uit zelfzuchtige verlangens.8
Islam:
Niemand van u is een gelovige voordat hij zijn broeder toewenst wat hij voor zichzelf wenst.9
Joodse leer:
U moet uw broeder niet haten in uw hart; . . . maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf.10
De leer van Zarathoestra:
Alleen dat karakter is goed dat anderen niet aandoet wat niet goed is voor hemzelf.11
Als een voldoende aantal onafhankelijke denkers openlijk uitdrukking geven aan hun diepste geloof, zullen we ontdekken dat de broederschap van denken die nu in opmars is, zo’n bolwerk van geestelijke kracht zal vormen, dat geen stormen van nationale verschillen kunnen zegevieren, en dat de verlossing van de afgescheidenheid verzekerd is.
Noten
- Edward R. Murrow, This I Believe, 1954, II:165.
- Indianen: Traditioneel.
- Boeddhisme: Sigalovada Suttanta §31 (vgl. Sacred Books of the Buddhists, vert. Rhys Davids, IV:182).
- Christendom: Mattheus 7:12.
- Confucianisme: Analects XV:23.
- Griekse filosofie: Orations, Nicocles 61.
- Griekse filosofie: D. Laertius, Lives, Aristotle, V.21.
- Hindoeïsme: Mahabharata V. 1517.
- Islam: The Sayings of Mohammed, 1910, Sunnah 3.
- Joodse leer: Leviticus 19:17-18.
- Leer van Zarathoestra: Dadistan 94:5 (naar Eng. vert. West, SBE, XVIII:271).