Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Zal de hulp van de meesters in 1898 worden ingetrokken tot 1975?

[‘Will masters’ help be withdrawn in 1898 until 1975?’, The Path, november 1894, blz. 237-9]

Onder de leden van de TS is de stelling algemeen bekend dat aan het eind van elke eeuw door de mahatma’s een spirituele impuls wordt gegeven die begint in de laatste 25 jaar van de eeuw en die na afloop van die 25 jaar pas weer in het laatste kwart van de volgende periode opnieuw begint. Maar men heeft dit overdreven en helemaal verkeerd begrepen. Enkelen, zelfs velen, gaan zover dat ze concluderen dat de mahatma’s zich dus binnen enkele jaren volledig uit al het werk in de wereld zullen terugtrekken en ons allemaal aan ons lot zullen overlaten. Eén van hen ging zover te beweren dat het de komst van het zesde ras in 1898 betekende, en hij vroeg daarom hoe dat mogelijk was, of wat het ertoe deed, omdat het zesde ras zelf al voldoende kennis zou bezitten. Maar de meesten schijnen te denken dat vanaf dat moment geen hulp meer zal worden gegeven. Ik denk dat dit onjuist is en zal proberen dit duidelijk te maken, zoals het mij door de verkondiger van de stelling, HPB, is duidelijk gemaakt.

De meesters zijn onderworpen aan de wet van actie en reactie, en zijn altijd wijs genoeg niet datgene te doen wat al hun eerdere werk ongedaan zou kunnen maken. De wet van reactie geldt evenzeer voor het denken van de mens als voor fysieke dingen en krachten. Door op een bepaald moment met het uitzenden van grote kracht op het mentale gebied te ver te gaan, zou een reactie van bijgeloof en allerlei slechte gevolgen alles tenietdoen. Bijgeloof heerst nog steeds in de wereld, en de wereld is voor de meesters niet beperkt tot de westerse volkeren. In het Westen wordt in overeenstemming met de historische cyclussen onder de mensen een krachtige en duidelijke poging gedaan – zoals die van de Theosophical Society – om de psychische en spirituele ontwikkeling van de mens te bevorderen. Eén van de redenen om niet te lang door te gaan met het aanwenden van veel kracht is dat anders veel onvoorbereide mensen, van wie het morele besef onontwikkeld is, zich met al onze theorieën gaan bezighouden en deze uit zuiver egoïstische overwegingen gaan gebruiken voor zakelijke en andere doeleinden.

Onder andere om die reden begon HPB haar verschijnselen enige tijd voor haar heengaan te verminderen, hoewel ze, zoals ik zeker weet, tot het laatst toe in staat was ze teweeg te brengen en nog tot het laatste moment in feite vele, en daaronder enkele van de meest wonderbaarlijke, heeft teweeggebracht. Maar dat gebeurde niet in het openbaar. Enkelen hebben gezegd dat de reden voor deze wijziging was dat ze tot de conclusie was gekomen dat het een vergissing was om ze teweeg te brengen, maar daar geloof ik niets van. Het maakte deel uit van een weloverwogen plan en opdracht.

Aan het einde van de 25 jaar zullen de meesters de kracht niet in zo ruime en veelomvattende mate uitzenden als gedurende die 25 jaar. Maar dat betekent niet dat ze zich zullen terugtrekken. Ze zullen de ideeën zich laten ontkiemen in het denken van het grote publiek, maar nooit zullen ze de hulp onthouden aan hen die haar verdienen – hulp die hen toekomt en dan ook wordt gegeven. Velen zullen tegen die tijd echter verder zijn gevorderd dan anderen, en aan hen die uit altruïsme en onbaatzuchtige toewijding werken voor het welzijn van de mensheid zal voortdurende hulp en leiding worden gegeven. Maar er zullen ook veel mensen zijn, zowel in als buiten de TS, die zo egoïstisch en persoonlijk blijven dat ze tevreden zullen moeten zijn met wat ze van anderen en door de algemene ontwikkeling krijgen. Hierover was HPB heel duidelijk. Het is in overeenstemming met de geschiedenis. Door de eeuwen heen zijn er veel mensen geweest die rechtstreekse en waardevolle hulp van de meesters hebben gekregen; en te veronderstellen dat aan het einde van onze eerste 25 jaar aan dat alles een einde zou komen is op zichzelf absurd.

WQJ

HPB heeft in mijn bijzijn hierover vaak gezegd dat het werk dat gedurende de laatste 25 jaar van elke eeuw door de meesters – en door occultisten die in het algemeen tot de broederschap behoren – wordt gedaan, openbaar werk is, of werk dat bijna openbaar is, voor zover dat mogelijk is in verband met het tijdperk en de verlichting van de mensen met wie ze te maken hadden. In alle tijden hebben ze individuen bijgestaan en met hen gewerkt. Met andere woorden: Gedurende de laatste 25 jaar zijn de omstandigheden in de mentale en psychische wereld zodanig dat het werken met grote groepen mensen mogelijk is, terwijl daarna werk min of meer tot de weinigen wordt beperkt. Dit komt omdat het dan de lentetijd van de cyclus is, wanneer goede en slechte neigingen en veranderingen snel ontstaan. Maar steeds zijn er pogingen gedaan om een orde of organisatie te scheppen die praktische uitvoering zou geven aan het werk en dit van de ene op de andere eeuw zou voortzetten volgens de oorspronkelijke richtlijnen. Ze willen hun hulp dus helemaal niet intrekken, maar willen haar blijven geven, niet alleen na het einde van de cyclus, maar altijd en op elk moment. Na het beëindigen van de periode van 25 jaar staan alleen de cyclische omstandigheden het instromen van spirituele wijsheid in de weg.

Maar ze zei ook dat de hoeveelheid uitgezonden kracht zo groot was dat de wereld over deze zaken tot ver in de komende eeuw kon blijven nadenken, en daarbij gaf ze als voorbeeld een trein die met volle vaart rijdt en waarvan de stoomtoevoer wordt afgesloten; deze zal daarna, als deze aan zichzelf wordt overgelaten, nog over een grote afstand doorrijden. En het werk zal in geen geval direct ophouden zodra de cyclus voorbij is. Integendeel, ze zei dat het de bedoeling is een aantal mensen op te leiden die in staat zullen zijn de geest van theosofische inspanningen in stand te houden en van het einde van de ene openbare poging tot aan het begin van een nieuwe contact te blijven houden met de meesters. Dit, zo verklaarde ze, is de betekenis van de woorden die door een van de adepten zijn gesproken: ‘Zolang er drie mensen trouw aan de broederschap blijven, zal de Theosophical Society blijven bestaan.’ En als dit hun belofte is, blijft het de taak van ieder lid een van deze drie te worden, opdat de Society de daadwerkelijke hulp van de meesters voortdurend zal blijven ontvangen.

Wanneer er op het ene tijdstip niet zoveel werk wordt gedaan als op het andere, dan komt dit helemaal niet omdat de meesters hun hulp intrekken maar omdat het in bepaalde perioden minder goed mogelijk is om verandering in de psychische atmosfeer te brengen dan in andere perioden. Als men dit bedenkt, dan is de rest volkomen duidelijk. En om ervoor te zorgen dat de Society in de volgende eeuw zal bestaan en actief zal blijven zoals nu, hoeven we ons slechts te trainen als volgelingen van het licht.

Claude Falls Wright


Theosofische inzichten, blz. 383-6

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag