Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Vorst Talleyrand – Cagliostro

[‘Prince Talleyrand – Cagliostro’, The Path, oktober 1890, blz. 211-13]

Er is veel ten gunste en ten ongunste van Cagliostro gezegd sinds hij van het toneel verdween, en er is zoveel tegen hem geschreven door zijn vijanden, vooral door leden van de orde van jezuïeten, dat het grote publiek hem is gaan beschouwen als niets anders dan een bedrieger, en wel een heel ordinaire bedrieger. Dit ging zover dat zijn naam in encyclopedieën gelijkstond met een van de grote charlatans die van tijd tot tijd zouden verschijnen om de mensheid te misleiden en zichzelf te verrijken. Eenzelfde soort reputatie kreeg ook onze geëerde medestudent Helena P. Blavatsky, en om soortgelijke redenen, en op even weinig gebaseerd. Het valt nauwelijks te betwijfelen dat na verloop van tijd haar vijanden, evenals die van hem, er genoegen in zullen scheppen om haar een grote bedriegster te noemen, zoals al is gedaan door een kleingeestige zogenaamde onderzoeker die helemaal naar India ging om theosofische zaken onder de loep te nemen.

Alessandro Cagliostro

Alessandro Cagliostro 1743-1795(?)

Als Cagliostro echt een bedrieger was, dan is het vreemd dat de beste mannen en vrouwen van Europa zoveel belangstelling voor hem hadden. Dit feit zal altijd om een verklaring vragen, en zolang er niet de nodige aandacht aan wordt besteed, zal iemand die niet in encyclopedieën gelooft waarschijnlijk een hoge dunk van de graaf hebben. Er zijn nu een aantal mensen met een helder verstand en een grote kennissenkring die zeggen dat ze geloven dat hij nog leeft, niet onder zijn oude naam, maar onder een andere, en dat hij betrokken is bij een groots werk dat de hele menselijke familie omvat. Dit kan al of niet waar zijn, want hij zou dan heel oud moeten zijn, maar de student van het occulte weet dat we noch oud noch jong zijn, maar altijd onsterfelijk.

De grote vorst Talleyrand heeft ons iets over Cagliostro nagelaten dat van belang is. Het is te vinden in hoofdstuk 4 van een boek dat in Londen in 1848 werd gepubliceerd, met de memoires van de vorst door zijn privésecretaris É. Colmache. Daarin blijkt dat de vorst werd gevraagd om te vertellen wat er tijdens zijn bezoek aan Cagliostro gebeurde, en dit heeft hij vrij uitvoerig gedaan. Hij had zoveel over de graaf gehoord dat hij besloot hem op te zoeken en zelf de man over wie bijna iedereen sprak te ontmoeten. Er werd een afspraak gemaakt, en op het afgesproken tijdstip belde Talleyrand aan en werd bij hem gebracht, waar hij een vreemde figuur aantrof – een vrouw, gekleed in het zwart en van wie het gezicht gesluierd was – over wie ook veel is gezegd omdat zij een handlanger van Cagliostro zou zijn of anders een heel goed medium. De graaf scheen druk bezig te zijn, en staarde in de ogen van de vorst met zo’n eigenaardige blik dat laatstgenoemde zijn gedachten niet onder controle kon houden, waarop Cagliostro zo vriendelijk was hem eraan te herinneren dat men de vele andere mensen die wachtten op een audiëntie niet kon laten wachten als er niets te zeggen viel. Daarna, zoals de vorst zelf zegt, was hij volkomen in de war en kon hij zich de lastige vraagstukken die hij had voorbereid niet herinneren, en was gedwongen om Cagliostro te vragen of hij hem iets kon vertellen over een bepaalde gravin. Het antwoord dat hij kreeg was dat ze die avond in het theater zou zijn en een bepaalde jurk en bepaalde sieraden zou dragen. Toen vroeg Talleyrand of hij een middel tegen de hoofdpijn had waaraan ze vaak leed, en Cagliostro reikte naar omlaag en pakte een kruik en gaf de vorst iets wat op water leek. Het was bestemd om op haar voorhoofd te worden aangebracht, en er werd uitdrukkelijk voorgeschreven dat onder geen enkele omstandigheid iemand anders het flesje of het water mocht aanraken. Talleyrand vertrok toen, de gravin verscheen in het theater precies zoals werd gezegd, en na het toneelstuk ging het gezelschap, onder wie Talleyrand, naar een souper. De maaltijd was bijna tot aan de koffie gevorderd toen iemand vroeg naar het resultaat van het bezoek aan de veronderstelde bedrieger. De vorst haalde het flesje tevoorschijn, maar tegen de instructies in liet hij iedereen van het gezelschap eraan ruiken en het vasthouden. Daarna werd voorgesteld om het water op het mooie voorhoofd van de gravin aan te brengen, maar er was enige aarzeling, tot ten slotte een hoeveelheid van de vloeistof in de hand van een van de gasten werd gegoten en op haar voorhoofd werd aangebracht. Onmiddellijk schreeuwde ze van pijn, maar de hand kon niet gemakkelijk worden teruggetrokken; deze moest met kracht worden losgetrokken, en nam een groot stuk huid van de dame mee. De volgende dag werd de politie naar Cagliostro gestuurd, en de kruik met vloeistof werd meegenomen naar een officiële analist die vaststelde dat het niets anders dan water was, evenals de inhoud van het flesje. Dit kon de vorst niet verklaren, maar bij het verhoor zei Cagliostro dat het in feite water was dat hij sterk had gemagnetiseerd, en dat als de vorst zijn aanwijzingen had opgevolgd, haar geen kwaad zou zijn overkomen. Hij had echter toegestaan dat veel losbollen het hadden aangeraakt en eraan hadden geroken, en zij hadden het enorm sterke magnetisme veranderd in iets wat een agressief middel bleek te zijn. Natuurlijk zullen de opstellers van hypothesen zeggen dat het geen water was, maar ‘een of ander’ zuur of iets dergelijks, zonder echter te kunnen vertellen wat ze precies bedoelen. Het voorval is goed gedocumenteerd en maakte diepe indruk op de vorst, die met feiten komt en niet met discutabele theorieën.

J. Quilter


Theosofische inzichten, blz. 134-7

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag