Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Zijn de ‘Sprookjes van 1001 nacht’ allemaal verzonnen?

[‘Are the “Arabian Nights” all fiction?’, The Theosophist, oktober 1884, blz. 8-9]

Al vele jaren is het de gewoonte om die verzameling interessante verhalen, ‘Sprookjes van 1001 nacht’ genoemd, te beschouwen als pure fictie, voortgekomen uit een oosters brein in een tijd toen elke heerser zijn verhalenverteller had om hem te vermaken of in slaap te laten vallen. Maar velen die diep in hun hart hebben geloofd in de verhalen die ze in hun jeugd hoorden over feeën en geesten, hebben bij het doorlezen van deze verhalen over wonderen en magie een herleving van hun jeugdfantasieën gevoeld. Anderen hebben er echter om gelachen en ze uitsluitend als fabels beschouwd, en de hele wetenschappelijke wereld bewaart slechts een minachtende stilte.

De vraag die hier door wetenschappers moet worden beantwoord is hoe zulke ideeën zijn ontstaan? Als men ze op zichzelf beschouwt, dan zal men denken dat er met zoveel rook op een bepaald moment brand moet zijn geweest. Zoals de gangbaarheid van een mythe – bijvoorbeeld die over de duivel of slang – bij grote aantallen mensen of gedurende lange perioden erop wijst dat er iets moet zijn geweest, wat het ook was, dat aanleiding gaf tot die gedachte.

Bij dit onderzoek gaan onze gedachten uit naar dat deel van de wereld dat in de buurt van de Rode Zee, Arabië en Perzië ligt, en we worden heel dicht bij plaatsen gebracht die nu door water worden bedekt en eens deel uitmaakten van het oude Lemurië. De naam Rode Zee kan zijn ontstaan uit het feit dat men echt dacht dat deze de hel bedekte, en de zuidelijke ingang bij het eiland Perim wordt ‘Bab el Mandeb’, of ‘de poort van de hel’, genoemd. Deze Rode Zee speelt een prominente rol in de ‘Sprookjes van 1001 nacht’ en is van enige betekenis. We moeten ook bedenken dat Arabië ooit haar wetenschappers had, en de invloed van hun denken is in onze tijd nog niet helemaal uitgewist. Veel van deze wetenschappers waren tovenaars, en ze verkregen hun kennis hetzij van de Lemurische adepten of van de zwarte magiërs van dat andere beroemde land, Atlantis.

We kunnen gerust concluderen dat de ‘Sprookjes van 1001 nacht’ niet allemaal pure fictie zijn, maar de zwakke nagalm van een luidere echo die de schrijvers ervan bereikte vanuit de tijd van Lemurië en Atlantis.

Salomo wordt af en toe erin genoemd, en Salomo werd overal en altijd als een groot adept beschouwd. De joodse kabbala en de talmud spreken met grote eerbied over hem. Zijn macht en de kracht van zijn zegel – de vervlochten driehoeken – duiken voortdurend op tussen de andere magische processen waarnaar in deze verhalen wordt verwezen. En in bijna alle gevallen waarin wordt verteld dat hij optrad tegen boze geesten, begroef hij ze in de Rode Zee. Als Salomo een joodse koning was, ver weg in Palestina, hoe kwam hij dan bij de Rode Zee, en waar wordt er ook maar enige melding gemaakt van zijn reizen? Deze geesten waren elementalen, en Salomo is slechts een naam die staat voor de enorme kennis van de magische kunsten die de adepten bezaten op een moment dat in de duisternis van het verleden begraven ligt. In één verhaal haalt een visser een zwaar voorwerp binnen boord, dat een grote ijzeren pot blijkt te zijn, met een metalen deksel waarop het zegel van Salomo was gegraveerd. De ongelukkige man opende de pot, en onmiddellijk steeg daaruit een damp op die zich eerst over de hele hemel verspreidde, en zich daarna weer condenseerde tot een monsterlijke vorm die zich tot de visser richtte en zei dat hij eeuwen geleden daarin door Salomo was opgesloten, dat hij na 200 jaar zwoer dat hij degene rijk zou maken die zo gelukkig was om hem eruit te bevrijden, na 500 jaar dat hij zijn bevrijder zou belonen met macht, maar na 1000 jaar gevangenschap zou hij degene die hem bevrijdde doden. Daarna verzocht hij de man zich voor te bereiden op de dood. De visser zei echter dat hij betwijfelde of de geest wel echt in de pot was geweest omdat hij te groot was. Om te bewijzen dat hij daarin had gezeten nam de geest onmiddellijk een dampvorm aan en zonk langzaam met spiraalvormige bewegingen weer in de ijzeren pot; ogenblikkelijk klapte de visser het deksel dicht en stond op het punt om hem in zee terug te werpen. De djinn smeekte toen om genade en beloofde de man te dienen en hem niet te doden, waarna hij werd vrijgelaten.

Veel mensen zullen om dit verhaal lachen. Maar niemand die de wonderen van het spiritisme heeft gezien, of die weet dat er tot op de dag van vandaag in India maar ook elders veel mensen zijn die zich inlaten met elementalen die hen ogenblikkelijk voorwerpen brengen, enz., zal lachen vóór hij over de omstandigheden heeft nagedacht.

Merk op dat de pot waarin hij werd opgesloten van metaal was gemaakt, en dat het zegel als talisman op het deksel stond. Het metaal weerhield hem ervan om magnetisch contact te maken om zo te ontsnappen, en het zegel op het deksel blokkeerde die weg. Er stonden geen tekens op de zijkanten van de pot. Dat hij zich verspreidde tot een enorme damp toont aan dat hij een van de luchtelementalen was – de krachtigste en kwaadaardigste, en zijn boosaardigheid blijkt uit de laaghartige, ondankbare eed die hij zwoer om zijn bevrijder te vernietigen, wie het ook was. Dat hij zich verspreidt tot een damp, in plaats van in één keer uit de pot te springen, verwijst naar zijn onzichtbaarheid, want we zien dat hij, om weer daarin terug te keren gedwongen was zijn dampvormige toestand aan te nemen, en in die toestand gleed hij opnieuw in de pot.

In een ander verhaal zien we een jongeman een succubus-elementaal bezoeken, die hem nu en dan in staat stelt eropuit te gaan en wonderen te verrichten. Maar de ingang van haar schuilplaats is onzichtbaar en wordt voor anderen verborgen gehouden. In India zijn er mensen die dom genoeg zijn om een magnetische betrekking met dit soort elementalen aan te gaan door middel van processen die we hier niet in detail zullen vermelden. Indien u dat wenst zal het elementaal dan onmiddellijk een voorwerp tevoorschijn brengen dat u ooit heeft aangeraakt, hoe ver weg het ook is of hoe veilig het ook is opgeborgen. De gevolgen van dit gevaarlijke verbond zijn heel schadelijk voor de mens die dit verbond aangaat. In de verslagen van het spiritisme in Amerika worden andere gevallen gegeven van bijna dezelfde soort, voldoende om aan te tonen dat een verbond kan worden aangegaan tussen een mens en een intelligentie of kracht die buiten onze zintuiglijke waarnemingen staat.

In andere verhalen hebben verschillende figuren macht over mensen, dieren en natuurkrachten. Ze veranderen mensen in dieren en verrichten andere wonderen. Wanneer ze de metamorfose willen veroorzaken, werpen ze een handvol water in het gezicht van de ongelukkige en roepen: ‘Verlaat die vorm van een mens en neem de vorm van een hond aan.’ De verschrikkelijke Maugraby is een zwarte magiër – zoals men die tegenwoordig in Bhutan kan aantreffen – die veel mensen had veranderd, en het verhaal van zijn ondergang laat zien dat zijn leven en kracht en zijn dood in het teken stonden van de kwalijke praktijken van zwarte magie. Wanneer de persoon en de talisman werden vernietigd dan was het elementaal ook vernietigd. De witte magiër heeft geen andere talisman dan zijn atman, en omdat deze niet kan worden vernietigd, staat hij boven alle angst.

Het is redelijk te concluderen dat deze bewonderenswaardige en amusante verhalen niet alleen maar fictie zijn. Ze bevatten veel onzin, maar ze zijn tot ons gekomen uit het land – nu woest en verlaten – waar ooit mensen van het vierde ras de scepter zwaaiden en zich bezighielden met zowel witte als zwarte magie.

WQJ


Theosofische inzichten, blz. 463-6

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag