25. De mysteries van het zevental
C. Het zevental in de Veda’s; het bevestigt de occulte leer over de zeven bollen en de zeven rassen
Indien we onze beste bewijzen voor de verkondigde feiten willen aanvoeren, moeten we teruggaan tot de werkelijke bron van de geschiedenis. Want al zijn de hymnen van de Rig-Veda geheel allegorisch, ze geven toch veel te denken. De zeven stralen van Surya (de zon) lopen daarin parallel met de zeven werelden (van elke planeetketen), met de zeven rivieren van hemel en aarde, waarbij eerstgenoemde de zeven scheppende menigten zijn, en laatstgenoemde de zeven mensen of oorspronkelijke mensengroepen. De zeven rishi’s uit de oudheid – de voorouders van al wat op aarde leeft en ademt – zijn de zeven vrienden van Agni, zijn zeven ‘paarden’, of zeven ‘hoofden’. De mensheid is voortgekomen uit vuur en water, zegt de allegorie; door de vaderen, of de voorvaderlijke offeraars, gevormd uit Agni; want Agni, de asvins, de aditya’s,1 zijn allemaal synoniem met die ‘offeraar’ of de vaderen, die respectievelijk pitri’s, angirasas,2 de sadhya’s, ‘goddelijke offeraars’, de meest occulte van allemaal, worden genoemd. Ze worden allemaal devaputra-rishayah of ‘de zonen van god’ genoemd.3 De ‘offeraars’ zijn bovendien collectief de ene offeraar, de vader van de goden, Visvakarman, die de grote sarvamedha-ceremonie verrichtte, en uiteindelijk zichzelf opofferde.4
In deze hymnen wordt de ‘hemelse mens’ purusha genoemd, ‘de Mens’,5 uit wie Viraj werd geboren,6 en uit Viraj de (sterfelijke) mens. Het is Varuna (nu van zijn verheven plaats weggehaald om hoofd van de heren-dhyani’s of deva’s te worden) die alle natuurverschijnselen regelt, die ‘een pad maakt voor de zon, dat deze moet volgen’.7 De zeven rivieren van de hemel (de afdalende scheppende goden) en de zeven rivieren van de aarde (de zeven oorspronkelijke mensheden) staan onder zijn toezicht, zoals zal blijken. Want wie de wetten van Varuna (vratani, ‘natuurlijke werkingen’, actieve wetten) overtreedt, wordt gestraft door Indra,8 de machtige vedische god, van wie het vrata (de wet of macht) groter is dan de vratani van elke andere god.
Zo kan men aantonen dat de Rig-Veda, de oudste van alle bekende oude geschriften, de occulte leringen in bijna elk opzicht bevestigt. Zijn hymnen – de optekeningen door de eerste ingewijden van het vijfde (ons ras) over de oorspronkelijke leringen – spreken over de zeven rassen (er moeten er nog twee komen) en stellen deze allegorisch voor door de ‘zeven stromen’;9 en over de vijf rassen (pañcha krishtayah) die deze wereld al hebben bewoond in de vijf gebieden ‘pañcha pradisah’,10 en ook over de drie continenten die hebben bestaan.11
Alleen die wetenschappers die de verborgen betekenis van de purushasukta kunnen ontdekken (waarin de intuïtie van de huidige oriëntalisten ‘een van de jongste hymnen van de Rig-Veda’ wenst te zien), mogen hopen dat ze eens zullen begrijpen hoe harmonisch de leringen ervan zijn, en hoe duidelijk ze de esoterische leringen bevestigen. Men moet de daarin aangegeven relaties tussen de (hemelse) mens – ‘purusha’, geofferd voor de voortbrenging van het heelal en alles daarin (vgl. Visvakarman) – en de aardse sterfelijke mens12 in alle diepzinnigheid van hun metafysische betekenis bestuderen, vóór men de verborgen filosofie van dit vers begrijpt:
‘Hij [‘de Mens’, purusha, of Visvakarman] had zeven blokken brandhout en driemaal zeven lagen brandstof om zich heen; toen de goden het offer brachten, bonden ze de Mens als slachtoffer.’13 Dit houdt verband met de drie zevenvoudige oorspronkelijke rassen, en bewijst de hoge ouderdom van de Veda’s, die waarschijnlijk in deze eerste mondelinge leringen geen ander offer kenden; en ook met de zeven oorspronkelijke groepen van de mensheid, want Visvakarman stelt de goddelijke mensheid als geheel voor.14
Deze leer vindt men ook in de andere oude religies. Ze kan en moet verminkt en verkeerd uitgelegd tot ons zijn gekomen, zoals in het geval van de parsi’s, die haar in hun Vendidad en elders lezen, zonder de toespelingen die ze bevatten ook maar iets beter te begrijpen dan de oriëntalisten; toch wordt de leer in hun oude boeken duidelijk genoemd.15 Maar zie verderop.
Als men de esoterische leer vergelijkt met de interpretatie van James Darmesteter, kan men in één oogopslag zien waar de fout is gemaakt, en welke oorzaak deze heeft teweegbracht. De passage luidt als volgt:
De Indo-Iraanse asura [ahura] werd vaak als zevenvoudig opgevat; door de werking van bepaalde mythische [?] getallen waren de voorouders van de Indo-Iraniërs ertoe gekomen te spreken over zeven werelden,16 en de hoogste god werd vaak zevenvoudig gemaakt, evenals de werelden waarover hij heerste. . . . De zeven werelden werden in Perzië de zeven karshvars van de aarde; de aarde wordt verdeeld in zeven karshvars, waarvan er maar één bekend is aan en toegankelijk is voor de mens, en wel die waarop we leven, namelijk Hvaniratha; wat op hetzelfde neerkomt als dat men zou zeggen dat er zeven aarden zijn.17 De mythologie van de parsi’s kent ook zeven hemelen. Hvaniratha zelf wordt verdeeld in zeven zones.18
Dezelfde verdeling en leer zijn te vinden in het oudste en meest geëerde geschrift van de hindoes: de Rig-Veda. Daarin wordt gesproken over zes werelden naast onze aarde: de zes rajamsi boven prithivi – de aarde – of ‘dit’ (idam) in tegenstelling tot dat wat daar is (d.w.z. de zes bollen op de drie andere gebieden of werelden).19
De cursivering is van ons, om te wijzen op de overeenkomst van de leringen met die van de esoterische leer, en op de gemaakte fout. De magiërs of mazdeeërs geloofden slechts in wat anderen geloofden, namelijk in zeven ‘werelden’ of bollen van onze planeetketen, waarvan er voor de mens (in deze tijd) slechts één toegankelijk is, onze aarde; en in het achtereenvolgens verschijnen en verdwijnen van zeven continenten of aarden op deze bol, waarbij elk continent ter herinnering aan de zeven bollen (één zichtbaar, zes onzichtbaar) verdeeld was in zeven eilanden of continenten, ‘zeven zones’, enz. Dit was een algemeen verbreid geloof in die tijd, toen de nu geheime leer voor iedereen toegankelijk was. Dit grote aantal plaatsen waar een zevenvoudige indeling optreedt en het steeds weer terugkeren van het getal zeven brachten de oriëntalisten (die bovendien al op een dwaalspoor waren gebracht doordat de oorspronkelijke leringen bij zowel de niet-ingewijde hindoes als parsi’s in vergetelheid waren geraakt) zo in de war dat ze het als ‘mythisch’ gingen opvatten. Dit vergeten van de eerste beginselen zorgde ervoor dat de oriëntalisten van het juiste pad af raakten en de grootste blunders begingen. Dezelfde fout wordt gemaakt bij de omschrijving van de goden. Zij die niets weten over de esoterische leer van de oudste Indo-Europeanen, kunnen de metafysische betekenis die in deze wezens besloten ligt, nooit in zich opnemen of goed begrijpen.
Ahura-Mazda (Ormazd) was het hoofd en de synthese van de zeven amesha-spenta’s (of amshaspends) en dus zelf een amesha-spenta. ‘Jehovah-Binah-Arelim’ was het hoofd en de synthese van de elohim en meer niet, en evenzo was Agni-Vishnu-Surya de synthese en het hoofd of het brandpunt waaruit in zowel de fysica als de metafysica – uit zowel de spirituele als de fysieke zon – de zeven stralen, de zeven vuurtongen, de zeven planeten of goden emaneerden. Deze werden allemaal oppergoden en de ene god, maar pas nadat de oorspronkelijke geheimen verloren waren gegaan, Atlantis door ‘de grote vloed’ was verzonken, en India in bezit was genomen door de brahmanen, die op de toppen van de Himalaya een veilig heenkomen hadden gezocht toen zelfs de hoge tafellanden van wat nu Tibet is, enige tijd waren overstroomd. Ahura-Mazda wordt in de Vendidad slechts aangeroepen als ‘de gelukzaligste geest, schepper van de stoffelijke wereld’. Ahura-Mazda betekent letterlijk vertaald de ‘wijze heer’ (ahura, ‘heer’ en mazda, ‘wijs’). Bovendien verbindt deze naam ahura, in het Sanskriet asura, hem met de manasaputra’s, de zonen van wijsheid die de verstandeloze mens bezielden, en hem zijn denkvermogen (manas) schonken. Ahura (asura) kan worden afgeleid van de wortel ah, ‘zijn’, maar zijn oorspronkelijke betekenis wordt door de geheime leer gegeven.
Pas wanneer de geologie zal hebben vastgesteld hoeveel duizenden jaren geleden de woelige wateren van de Indische Oceaan de hoogste plateaus van Centraal-Azië bereikten, toen de Kaspische Zee en de Perzische Golf één geheel ermee vormden, zal men de ouderdom van het Indo-Europese brahmaanse volk kennen, en de tijd waarin het afdaalde naar de vlakten van Hindoestan, wat duizenden jaren later plaatsvond.
Yima, de zogenaamde ‘eerste mens’ in de Vendidad, behoort evenals zijn tweelingbroer Yama, de zoon van Vaivasvata-manu, tot twee tijdperken van de wereldgeschiedenis. Hij is de ‘voorvader’ van het tweede mensenras, en dus de personificatie van de schaduwen van de pitri’s, en de vader van de postdiluviale mensheid. De magiërs zeiden ‘Yima’, zoals wij ‘mens’ zeggen, wanneer we over de mensheid spreken. De ‘schone Yima’, de eerste sterveling die met Ahura-Mazda omgaat, is de eerste ‘mens’ die sterft of verdwijnt, niet de eerste die wordt geboren. De ‘zoon van Vivanghat’ was, evenals de zoon van Vaivasvata, de symbolische mens; in de esoterie was hij de vertegenwoordiger van de eerste drie rassen en de collectieve voorvader daarvan. Van deze rassen zijn de eerste twee nooit gestorven20 maar alleen verdwenen, opgenomen in hun nakomelingen, en het derde ras kende de dood pas tegen zijn einde, na de scheiding van de geslachten en zijn ‘val’ in de voortplanting. Hierop wordt duidelijk gezinspeeld in Fargard 2 van de Vendidad. Yima weigert de drager van de wet van Ahura-Mazda te worden, en hij zegt: ‘Ik werd niet geboren en niet opgeleid om de prediker en drager van uw religie te zijn.’ En dan vraagt Ahura-Mazda hem zijn mensen te vermeerderen en ‘over zijn wereld te waken’.21
Hij weigert de priester van Ahura-Mazda te worden, omdat hij zijn eigen priester en offeraar is, maar hij aanvaardt het tweede voorstel. Men laat hem antwoorden:
Ja! Ik zal over uw wereld heersen en waken. Er zal, terwijl ik koning ben, noch koude wind noch hete wind zijn, noch ziekte noch dood.22
Dan brengt Ahura-Mazda hem een gouden ring en een dolk, de symbolen van gezag; en onder de regering van Yima
verstreken driehonderd winters, en de aarde werd weer gevuld met kudden en vee, met mensen, en honden, en vogels, en met roodgloeiende vuren’, enz. [300 winters betekent 300 perioden of cyclussen].23
‘Weer gevuld’, d.w.z. dat dit alles al eerder op aarde was geweest; en dit bewijst de kennis van de leer over de opeenvolgende vernietigingen van de wereld en haar levenscyclussen. Toen de ‘300 winters’ eenmaal voorbij waren, werd Yima door Ahura-Mazda gewaarschuwd dat de aarde te vol werd, en dat de mensen nergens konden wonen. Dan treedt Yima naar voren, en met hulp van Spenta Armaiti (de vrouwelijke genius, of de geest van de aarde) laat hij de aarde zich oprekken en een derde groter worden, waarna er ‘nieuwe kudden en mensen’ op verschijnen. Ahura-Mazda waarschuwt hem opnieuw, en Yima laat de aarde door dezelfde magische kracht twee derden groter worden. ‘Negenhonderd winters’ gaan voorbij, en Yima moet de ceremonie voor de derde keer verrichten. Dit alles is allegorisch. De drie processen van het oprekken van de aarde hebben betrekking op de drie opeenvolgende continenten en rassen, waarvan het ene na en uit het andere voortkomt, zoals elders vollediger is verklaard. Na de derde keer wordt Yima in een vergadering van ‘hemelse goden en voortreffelijke stervelingen’ door Ahura-Mazda gewaarschuwd dat er fatale winters over de stoffelijke wereld zullen komen, en dat alle leven zal vergaan. Dit is de oude mazdeïsche symboliek voor de ‘vloed’ en de komende ramp voor Atlantis, die elk ras op zijn beurt wegvaagt. Evenals Vaivasvata-manu en Noach maakt Yima op aanwijzing van de god een vara (een omheining, een ark), en brengt de kiem van alle levende wezens, dieren en ‘vuren’, daarheen.
Van deze ‘aarde’ of dit nieuwe continent werd Zarathoestra de wetgever en heerser. Dit was het begin van het vierde ras, nadat de mensen van het derde begonnen uit te sterven. Tot dan toe was er, zoals gezegd,24 geen werkelijke dood geweest, maar alleen een transformatie, want de mensen hadden nog geen persoonlijkheid. Ze hadden monaden: ademtochten van de ene adem, en even onpersoonlijk als de bron waaruit ze voortkwamen. Ze hadden lichamen, of beter gezegd schaduwen van lichamen, die zonder zonde en dus zonder karma waren. Omdat er geen kamaloka was – en al helemaal geen nirvana of zelfs een devachan – voor de ‘zielen’ van mensen die geen persoonlijke ego’s hadden, konden er geen perioden tussen de incarnaties zijn. Evenals de feniks herrees de oorspronkelijke mens uit zijn oude lichaam in een nieuw. Elke keer en met iedere nieuwe generatie werd hij steviger en fysiek volmaakter, overeenkomstig de wet van de evolutie, die de wet van de natuur is. Het sterven en daarmee het morele verval kwam na de voltooiing van het fysieke organisme.
Uit bovenstaande toelichting blijkt dat ook deze oude religie in haar symboliek met de universele leer overeenstemt.
Elders worden de oudste Perzische overleveringen, de overblijfselen van het mazdeïsme van de nog oudere magiërs, gegeven, en sommige ervan verklaard. De mensheid stamde niet af van één enkel paar. Ook was er nooit een eerste mens – hetzij Adam of Yima – maar een eerste mensheid.
Dit is al of niet ‘gematigd polygenisme’. Indien de wetenschap eenmaal heeft afgerekend met zowel een schepping uit het niets (een absurditeit) als een bovenmenselijke schepper of scheppers (een feit) levert het polygenisme niet méér problemen of bezwaren op (uit een wetenschappelijk oogpunt eerder minder) dan het monogenisme.
Niettemin is dit denkbeeld even wetenschappelijk als elke andere bewering. Agassiz verklaart namelijk dat hij gelooft in een onbepaald aantal ‘afzonderlijk geschapen oorspronkelijke mensenrassen’;25 en hij merkt op dat, ‘terwijl op elk zoölogisch gebied de dieren van verschillende soorten zijn, de mens, ondanks de verscheidenheid van zijn rassen, altijd een en dezelfde soort vormt.’26
Het occultisme bepaalt en beperkt het aantal oorspronkelijke rassen tot zeven, omdat er ‘zeven voorouders’, of prajapati’s, zijn, die de wezens evolueren. Dit zijn noch goden noch bovennatuurlijke wezens, maar gevorderde geesten van een andere en lagere planeet, die op deze zijn wedergeboren, en die op hun beurt in deze ronde de huidige mensheid geboren lieten worden. Deze leer wordt weer bevestigd door een van haar echo’s – die van de gnostici. In hun antropologie en genesis van de mens leerden ze dat ‘een bepaalde groep van zeven engelen’ de eerste mensen vormde, die niet méér waren dan redeloze, reusachtige, schaduwachtige vormen – ‘slechts een kronkelende worm’ (!), schrijft Irenaeus,27 die zoals gewoonlijk beeldspraak voor de werkelijkheid aanziet.
Noten
- Rig-Veda, 3:54:16; 2:29:3-4.
- Op.cit., 1:31:17; 1:139:9; enz. Prof. Roth omschrijft (in het Petersburger Sanskrit-Wörterbuch) de angirasas als een ras van hogere wezens tussen goden en mensen; terwijl prof. Weber volgens zijn onveranderlijke gewoonte om het goddelijke te moderniseren en te antropomorfiseren, in hen de oorspronkelijke priesters ziet van de religie die de Indo-Europese hindoes en Perzen gemeenschappelijk hadden. Roth heeft gelijk. ‘Angirasas’ was een van de namen van de dhyani’s, of deva-leraren (guru-deva’s), van de ingewijden van het late derde, het vierde, en zelfs het vijfde ras.
- Rig-Veda, 10:62:4.
- Zie H.W. Wallis, The Cosmology of the Rigveda, 1887, blz. 68ev.
- Rig-Veda, 10:90:1.
- Op.cit., 10:90:5.
- H.W. Wallis, The Cosmology of the Rigveda, blz. 98.
- Rig-Veda, 10:113:5.
- Op.cit., 1:35:8.
- Op.cit., 9:86:29.
- Drie verzonken, of op een andere manier vernietigde, continenten – het eerste ‘continent’ van het eerste ras bestaat nog steeds en zal tot het einde blijven bestaan – worden in de occulte leer beschreven: het continent van de Hyperboreeërs, het Lemurische continent (we gebruiken de naam die nu in de wetenschap bekend is), en het Atlantische. Het grootste deel van Azië verrees boven water na de vernietiging van Atlantis; Afrika kwam nog later, terwijl Europa het vijfde en het jongste continent is – gedeelten van de beide Amerika’s zijn veel ouder. Maar hierover later meer. De ingewijden die de Veda’s optekenden – of de rishi’s van ons vijfde ras – schreven in een tijd waarin Atlantis al ten onder was gegaan. Atlantis is het vierde continent dat verscheen, maar het derde dat verdween.
- Rig-Veda, 10:90:1-16.
- Op.cit., 10:90:15.
- Deze oude leer is niet zo heel onwetenschappelijk, want een van de grootste natuuronderzoekers van deze tijd, wijlen prof. Louis Agassiz, erkende dat de mens op verschillende geografische plaatsen was ontstaan, en hield tot het einde van zijn leven aan deze opvatting vast. Het één-zijn van de menselijke soort werd door de beroemde professor uit Cambridge (Verenigde Staten) op dezelfde manier opgevat als door de occultisten – namelijk in de zin van hun essentiële en oorspronkelijke homogeniteit en hun oorsprong uit een en dezelfde bron: d.w.z. negroïden, Indo-Europeanen, Mongolen, enz., zijn allemaal op dezelfde manier en uit dezelfde voorouders ontstaan. Laatstgenoemden hadden allemaal één essentie, maar verschilden omdat ze tot zeven gebieden behoorden die in graad maar niet in soort verschilden. Dat oorspronkelijke fysieke verschil werd door dat van de latere geografische en klimatologische omstandigheden maar weinig extra geaccentueerd. Dit is natuurlijk niet de theorie van Agassiz, maar de esoterische versie. Deze wordt volledig besproken in de ‘appendices’ (afdeling 3).
- Zie de opsomming van de zeven bollen – niet de ‘karshvars van de aarde’, zoals wordt aangenomen – in Fargard 19:39.
- De zeven werelden zijn, zoals gezegd, de zeven bollen van de keten, elk bestuurd door een van de ‘zeven grote goden’ van elke religie. Toen laatstgenoemden werden verlaagd en geantropomorfiseerd, en de metafysische denkbeelden bijna waren vergeten, werd de synthese of de hoogste, de zevende, gescheiden van de rest, en die personificatie werd de achtste god; het monotheïsme probeerde tevergeefs deze tot een eenheid te maken. In geen enkele exoterische religie is god werkelijk één, als deze metafysisch wordt geanalyseerd.
- De zes onzichtbare bollen van onze keten zijn zowel ‘werelden’ als ‘aarden’, evenals onze eigen bol, maar ze zijn onzichtbaar. Maar waar zouden de zes onzichtbare aarden op deze bol kunnen zijn?
- Vendidad, vert. J. Darmesteter, The Sacred Books of the East, deel 4, blz. lix, lx-voetnoot; vgl. Ormazd et Ahriman, Parijs, 1877, §72.
- Rig-Veda, 1:34; 3:56; 7:104:11; 5:60:6; vgl. H.W. Wallis, The Cosmology of the Rigveda, blz. 114.
- De dood kwam pas nadat de mens een fysiek wezen was geworden, zie boven. De mensen van het eerste ras en ook van het tweede gingen op en verdwenen in hun nakomelingen.
- Fargard 2:3 (7), 4 (11).
- Fargard 2:5 (14).
- Fargard 2:8 (20).
- Zie voetnoot blz. 693 [voetnoot 20 hierboven].
- Geciteerd in Armand De Quatrefages, The Human Species, 1879, blz. 156.
- Louis Agassiz, Notice sur la géographie des animaux, 1845, blz. 31.
- Tegen ketterijen, 1:24:1.