Voorwoord
Volgens de boeddhistische overlevering kwamen kort na het heengaan van de Heer Boeddha 500 van zijn arhats en discipelen in Rajagaha in vergadering bijeen onder leiding van Kasyapa om zich de waarheden weer voor de geest te halen die ze van hun geliefde leraar hadden ontvangen tijdens de 45 jaar van Boeddha’s spirituele leiding. Ze hoopten de meest treffende elementen van zijn boodschap zo stevig in het geheugen vast te leggen dat ze een blijvende aansporing tot moreel en spiritueel gedrag zouden worden, niet alleen voor henzelf en de broeders in afgelegen delen van het land, maar evenzeer voor alle toekomstige discipelen die zouden proberen het voetspoor van de Ontwaakte te volgen.
Toen de leraar niet langer in hun midden was, beseften de monniken hun verantwoordelijkheid de leringen en leefregels van de Orde zo getrouw mogelijk door te geven. Omdat ze geen geschreven teksten hadden om op te steunen, maakten ze, zoals hun voorouders dat vroeger ook hadden gedaan, hun verhandelingen geschikt ‘om te worden gereciteerd’, dat wil zeggen, basisthema’s werden met variaties herhaald om de toehoorders de denkbeelden in te prenten. Volgens de Singalezen werd het Dhammapada in die tijd mondeling samengesteld op basis van uitspraken die Gautama bij ongeveer 300 verschillende gelegenheden had gedaan. In de coupletten worden in versvorm de vruchteloosheid van huichelarij, misplaatste trots, onoplettendheid en egoïstische verlangens gesteld tegenover waarheidsliefde, bescheidenheid, oplettendheid en zelfverzaking. De adviezen zijn eeuwenoud, maar nog altijd relevant, waarbij de ascetische strekking op passende wijze wordt verzacht door milde humor en uit het leven gegrepen vergelijkingen.
Vervolgens kwamen er verschillende vertalingen van het Dhammapada in omloop in het Sanskriet en in het Chinees; bovendien is een aantal stanza’s bijna letterlijk in andere teksten van de canon te vinden, wat bewijst hoe hoog de tekst in de oudheid stond aangeschreven. Sinds de verzen voor het eerst werden verzameld en gerangschikt, is het Dhammapada een van de meest geliefde boeddhistische geschriften, en wordt het dagelijks gereciteerd door miljoenen volgelingen die de verzen zingen in het Pali of in hun moedertaal.
Het was onvermijdelijk dat er verschillen zouden ontstaan, zowel in de interpretatie van de leringen als in de toepassing van de morele regels, met als resultaat dat er ongeveer een eeuw na de Eerste Vergadering een tweede bijeenkomst werd gehouden om de zuiverheid van de leer te bekrachtigen. Bij deze Tweede Vergadering raakten de arhats verdeeld in twee hoofdstromingen, namelijk de mahasanghika of ‘grote gemeenschap’ en de theravada of ‘leer van de Ouden’. Deze ontwikkelden zich geleidelijk tot het mahayana of de noordelijke school van het boeddhisme, voornamelijk aangehangen in India, Tibet, China, en later in Japan, en het hinayana of de zuidelijke school, met als bolwerk Sri Lanka, Birma en de landen van Zuidoost-Azië.
De omvang van de boeddhistische literatuur is groot en men heeft veel belang gehecht aan het verschil in nadruk tussen het mahayana en hinayana: het mahayana of ‘de grote weg of het grote voertuig’ is de grote ‘veerboot’ of de meer volledige leer van de Heer Boeddha, die alle wezens over de oceaan van geboorten en dood naar de ‘andere oever’ brengt; het hinayana of ‘de onvolledige of gebrekkige weg of het onvolledige of gebrekkige voertuig’ is, zeggen de aanhangers van het mahayana minachtend, de ‘veerboot’ van mindere kwaliteit, omdat het minder van de essentiële kern van wijsheid van de meester bevat. De theravadins, de grootste tak van het zuidelijke boeddhisme, verwerpen deze naam en noemen zichzelf nooit aanhangers van het hinayana, omdat volgens hen de Pali-canon de oudste verslagen bevat over het leven en de boodschap van Boeddha en dus dichter bij de bron staat dan de latere en verder uitgewerkte leringen van de mahayanisten. In feite stellen de theravadins vol eerbied dat het Dhammapada het buddhavacana of ‘woord van Boeddha’ bewaart. Het ademt zonder twijfel de geest van de leer van de meester, maar het is niet met zekerheid vast te stellen of de Pali-teksten de oudste canon vertegenwoordigen, want in een heel vroeg stadium schijnt er meer dan één verzameling geschriften te zijn geweest waaruit zowel de Pali- als de Sanskriet-canon kunnen zijn ontwikkeld.
Hoewel beide hun inspiratie aan dezelfde bron ontlenen, zijn met de jaren de twee Scholen tamelijk ver uit elkaar gegroeid. Om het eenvoudig te zeggen, bijna te eenvoudig, het essentiële verschil ligt hierin: het doel van de theravadin is de leer en het voorbeeld van boeddha Gautama zo getrouw mogelijk over te dragen, en door standvastig de deugden in praktijk te brengen op den duur een arhat te worden, iemand die ‘waardig’ is het hoogste nirvana of de gelukzaligheid van alwetendheid te bereiken; het doel van de mahayanist is een bodhisattva te worden, iemand van wie ‘de essentie bodhi of wijsheid is’, en wanneer nirvana wordt bereikt, dit op te geven ter wille van de wereld en het ‘welzijn van goden en mensen’. In deze edele daad van mededogen ligt de belofte besloten dat alle wezens in potentie boeddha’s zijn, met dezelfde ingeboren mogelijkheden tot verlichting.
Veelzeggend is dat hetzelfde proces van karaktertraining en zuivering door alle toegewijden moet worden ondergaan, zowel door hen die boeddha willen worden en nirvana willen binnengaan als door hen die nirvana willen weigeren, zoals Gautama Sakyamuni dat deed evenals de boeddha’s vóór hem. Men moet echter niet denken dat, omdat de theravadins niet uitdrukkelijk het bodhisattva-ideaal formuleren, het hen aan mededogen ontbreekt. De kracht van de Meedogende ligt in feite besloten in elk woord en voorval dat is opgetekend in de Pali-canon, de Tripitaka of ‘Drie manden’, waarvan de tweede, namelijk het Sutta-Pitaka, het Dhammapada omvat en de beroemde Jatakamala of ‘verhalen’ die vertellen over de vroegere levens van de Boeddha.
Men hoeft maar weinig van deze uitgebreide literatuur te lezen om de diepte te voelen van de liefde die de Tathagata vervulde. Hij komt niet over als een god of een verre godheid, maar als een verbazingwekkend wijze en meedogende vriend, die menselijke zwakheid begrijpt en toch de gave heeft om de minste van ons aan te sporen om naar het hogere te streven. Alleen al zijn aanwezigheid op aarde getuigde van het ‘ernstige besluit’, dat hij ‘100.000 enorm lange cyclussen en vier onmetelijkheden geleden’ had genomen om zich aan te sluiten bij de reeks bodhisattva’s die op vaste tijden hun dhamma vervullen – het brengen van licht en hoop aan een gekwelde mensheid. Als dit niet in elk boeddhistisch land nog steeds een machtige invloed was, dan zou de bevolking niet in dorpen en heilige bossen bijeenkomen, zoals dat in Sri Lanka bij volle maan op de avonden van hun heilige dagen gebeurt, speciaal in de maand vesak (april/mei), om de monniken opnieuw de heilige verzen te horen zingen over hoe prins Siddhartha, uit liefde voor alle wezens, overal, de bodhisattva Gautama werd.
De Engelse vertaling van het Dhammapada door dr. Harischandra Kaviratna verscheen oorspronkelijk in afleveringen in het (Amerikaanse) tijdschrift Sunrise van augustus 1970 tot september 1971. Waar nodig heeft Kaviratna herzieningen aangebracht, en er is een woordenlijst van filosofische termen in het Pali met hun equivalent in het Sanskriet aan toegevoegd.
Dr. Kaviratna werd geboren in Sri Lanka en heeft grote kennis van zowel het Singalees, het Pali als het Sanskriet en is vanaf zijn jeugd een toegewijde onderzoeker van de esoterische achtergronden van de Veda’s, Vedanta en de canonieke en niet-canonieke boeddhistische literatuur van zowel de noordelijke als de zuidelijke school. We hopen oprecht dat de lezer voedsel tot diep nadenken zal vinden in dit oude, gewijde geschrift dat toehoorders meer dan 20 eeuwen heeft geïnspireerd tot een echte bekering, een ‘ommekeer’ van de ziel van de beperkingen van het persoonlijke naar het licht van binnen, het licht dat ons zelf is, onze toevlucht en onze kracht.
Grace F. Knoche
Pasadena, Californië
15 april 1980
Opmerking van de Nederlandse vertaler
In deze derde herziene druk is de Nederlandse vertaling nog eens rechtstreeks getoetst aan de Pali-tekst.