Canto 7 – De heilige
90
De heilige (arahant) die zijn samsarische reis (cyclus van wedergeboorten) heeft voltooid, die vrij is van verdriet, zich volledig heeft bevrijd, en die alle ketens van gehechtheid heeft verbroken, wordt niet langer geteisterd door de koorts van de hartstocht.
91
Zij die voortdurend alert zijn, zijn niet sterk gehecht aan een woning; als zwanen die een meer verlaten, verlaten die heiligen huis en hof.
92
Zij die geen karma of wereldse bezittingen hebben opgestapeld, die goed nadenken over wat ze eten, die vertrouwd zijn met de volmaakte bevrijding (nirvana) en de leegte en onvoorwaardelijkheid (suññata en animitta) daarvan, hun heilige pad is even moeilijk na te gaan als het spoor van vogels in de lucht.
93
Hij die zijn mentale belemmeringen heeft opgeheven, die niet gehecht is aan zijn voedsel, die vertrouwd is met de volmaakte bevrijding en de leegte en onvoorwaardelijkheid daarvan, zijn heilige pad is even moeilijk na te gaan als het spoor van vogels in de lucht.
94
Hij die zijn zintuigen onder controle heeft, zoals paarden die door de wagenmenner goed zijn getraind, wiens trots is vernietigd en die vrij is van mentale belemmeringen – zelfs de goden benijden zo iemand.
95
Wie onverstoorbaar is zoals de aarde, wie standvastig is zoals de zuil van Indra (in een stadspoort), wiens karakter even zuiver en doorschijnend is als een helder meer – voor zo’n heilige zijn er geen verdere cyclussen van wedergeboorte (samsara) meer.
96
Wie zich door wijsheid heeft bevrijd, verkeert in een staat van onbewogen rust; zijn denken is kalm, in woord en daad is hij kalm.
97
Hij die niet goedgelovig is, die de aard van het ongeschapene (akata) kent, die alle banden (van wedergeboorte) heeft verbroken, die een eind heeft gemaakt aan het binnenstromen van alle kwade invloeden en alle verlangens heeft opgegeven – hij is werkelijk de edelste onder de mensen.
98
Waar de heiligen (arahants) ook verblijven – of het nu in een dorp is of in een bos, in een dal of in het hoogland – die plaats is altijd heel aangenaam.
99
Aangenaam zijn de bossen die de meeste mensen geen plezier verschaffen. De heiligen die geen hartstochten hebben en niet op zoek zijn naar genot vinden die plaatsen heerlijk.