Canto 25 – De bedelmonnik
360
Beheersing van het oog is goed, beheersing van het oor is goed, beheersing van de neus is goed en beheersing van de tong is goed.
361
Beheersing van het lichaam is goed, beheersing van de spraak is goed, beheersing van het denken is goed en beheersing met betrekking tot alle dingen is goed. De bedelmonnik die in elk opzicht beheerst is, wordt van alle lijden bevrijd.
362
Iemand die zijn handen, voeten en spraak beheerst en de uiterste zelfbeheersing beoefent, die innerlijke vreugde kent, standvastig en tevreden is, en een teruggetrokken leven leidt – hem noemen ze een bhikkhu (bedelmonnik).
363
De bedelmonnik die zijn tong beheerst, die met wijsheid spreekt, die niet verwaand is, die licht werpt op de innerlijke betekenis (en de letter) van de Wet (dhamma) – zijn woorden zijn werkelijk aangenaam.
364
De bedelmonnik die vreugdevol de Wet volgt, die zijn leven aan de Wet wijdt, die mediteert over de Wet, die zich altijd bewust is van de Wet, wordt de ware dhamma niet ontrouw.
365
Laat de bedelmonnik wat hij (spiritueel) bereikt heeft, niet verwaarlozen; laat hij niet jaloers zijn op anderen. De bedelmonnik die jaloers is op anderen, bereikt geen diepe concentratie.
366
Zelfs de goden prijzen de bedelmonnik die niet verwaarloost wat hij bereikt heeft, hoe weinig ook, als hij een zuiver en actief leven leidt.
367
Wie helemaal niet gehecht is aan naam en vorm (ziel en lichaam), en niet treurt over wat niet werkelijk bestaat, wordt terecht een bhikkhu genoemd.
368
De bedelmonnik die meedogend leeft, en vertrouwen heeft in de leer van de Boeddha, bereikt die verheven staat van vrede en geluk die het einde betekent van het aan voorwaarden gebonden bestaan.
369
Ledig deze boot, monnik! Eenmaal leeg vaart hij licht. Als je begeerte en haat hebt vernietigd, bereik je nirvana.
370*
Verbreek de vijf (ketens), geef de vijf (ketens) op, en beoefen de vijf (deugden). Hij die de vijf gehechtheden heeft overwonnen, wordt een bhikkhu genoemd die de stroom is overgestoken.
*De vijf ketens die men moet verbreken zijn: de illusie van een ik of zelf, twijfel, gehechtheid aan louter voorschriften en rituelen, hartstochtelijk verlangen en kwaadwilligheid. De vijf ketens die moeten worden opgegeven zijn: het verlangen naar stoffelijk bestaan, verlangen naar onstoffelijk bestaan, verwaandheid, rusteloosheid en onwetendheid. Om de ketens te vernietigen, moet de waakzame monnik de volgende vijf deugden aankweken: geloof, alertheid, ijver, concentratie en wijsheid. De vijf gehechtheden zijn: begeerte, haat, zelfbedrog, trots en onjuiste zienswijzen.
371
Mediteer, monnik! Wees alert! Laat je gedachten niet afdwalen naar de genoegens van de zintuigen, zodat je niet door je achteloosheid de roodgloeiende ijzeren kogel inslikt (in de hel) en dan terwijl je brandt, uitroept: ‘Dit is lijden.’
372
Er bestaat geen concentratie voor iemand die geen wijsheid bezit, en geen wijsheid voor iemand die zich niet concentreert. Hij die zich concentreert en ook wijs is, komt werkelijk dicht bij nirvana.
373
De bedelmonnik die zich heeft teruggetrokken op een eenzame plaats, wiens hart en denken kalm zijn, en die de dhamma duidelijk ziet, zijn geluk (door contemplatie) is meer dan menselijk.
374
Wanneer iemand duidelijk het ontstaan en het uiteenvallen van de vijf verzamelingen (khandha’s) begrijpt, ervaart hij vreugde en geluk.* Voor wie het werkelijk begrijpt, is dit de nectar (van onsterfelijkheid).
*De vijf verzamelingen (Skt. skandha’s) zijn: lichamelijke vorm; zintuiglijk contact; perceptie of voorstelling; gedachtestructuren; bewustzijn. (Zie vers 202.)
375
In deze wereld moet een wijze monnik hiermee beginnen: beteugeling van de zintuigen, tevredenheid, en zelfbeheersing volgens de patimokkha (voorschriften voor monniken).
376
Zoek edele vrienden die een zuiver leven leiden en niet lui zijn. Laat hij vriendelijk zijn en juist handelen, dan zal hij, vervuld van vreugde, een einde maken aan zijn lijden.
377
Zoals de jasmijn haar verdorde bloemen laat vallen, zo moeten jullie, bedelmonniken, begeerte en haat loslaten.
378
Die bedelmonnik wordt met recht vredig genoemd, van wie het lichaam kalm is, die kalm is bij het spreken en in zijn denken, die zijn gedachten goed heeft geordend en van alle wereldse genoegens afstand heeft gedaan.
379
Spoor het zelf aan door het zelf, beheers het zelf door het zelf. De monnik die zichzelf beteugelt en alert is, zal gelukkig leven.
380
Want het zelf is meester over het zelf; het zelf is de bestemming van het zelf. Beteugel daarom uzelf, zoals een koopman een edel paard beteugelt.
381
De bedelmonnik die vervuld is van vreugde, en vertrouwen heeft in de leer van de Boeddha, bereikt de verheven staat van vrede en geluk (nirvana) die het einde betekent van het aan voorwaarden gebonden bestaan.
382
De bedelmonnik die, hoewel jong van jaren, zijn leven wijdt aan de leer van de Boeddha, verlicht de wereld zoals de maan die achter een wolk vandaan komt.