De Tibetaanse lamaïstische hiërarchie
Onder de geboden van Tsong-kha-pa is er één dat de rahats (arhats) opdraagt iedere eeuw in een bepaalde periode van de cyclus een poging te doen om de wereld, en ook de ‘witte barbaren’, te verlichten. Tot nu toe heeft geen enkele van die pogingen veel succes gehad. Mislukking volgde op mislukking. Moeten we dit feit verklaren in het licht van een bepaalde profetie? Er wordt gezegd dat tot de tijd waarin Pan-chhen-rin-po-chhe (het grote juweel van wijsheid) zich verwaardigt in het land van de P’helings (westerlingen) te worden herboren, en te verschijnen als de Spirituele Overwinnaar (Chom-den-da) die de dwalingen en onwetendheid van eeuwen vernietigt, het weinig nut zal hebben om te proberen de misvattingen van P’heling-pa (Europa) uit te roeien: zijn zonen zullen naar niemand luisteren. Een andere voorspelling verklaart dat de Geheime Leer in alle zuiverheid in Bhod-yul (Tibet) bewaard zal blijven, maar alleen zolang het vrij zal zijn van buitenlandse invasie. Zelfs de bezoeken van westerlingen, hoe vriendschappelijk ook, zouden verderfelijk zijn voor de Tibetaanse volkeren. Dat is de ware sleutel tot het Tibetaanse isolement.
– Uit ‘deel 3’ van de GL; CW 14:431
Omdat HPB in haar geschriften zo vaak zinspeelde op Tibet en de lamaïstische hiërarchie in dat land, en op de zogenaamde incarnaties van de Boeddha, enz., schrijf ik het volgende als een waarschuwing om de leringen van het exoterische Tibetaanse boeddhisme en lamaïsme niet te verwarren met de esoterische leer van de wijsheid-religie.
De opvolging van de lamaïstische hiërarchie is sinds de tijd van Tsong-kha-pa in de veertiende eeuw een feit, en deze is gebaseerd op een beginsel dat besloten ligt in dat diepere boeddhisme dat in werkelijkheid esoterisch boeddhisme is.* Zoals vrij algemeen bekend is, zijn de tashi lama en de dalai lama de twee hoofden van de Tibetaanse staat.** Geen van beiden is een reïncarnatie van de bodhisattva Sakyamuni, maar de opvolging die met Tsong-kha-pa begint, is in alle gevallen van de reeks tashi lama’s wel een overdracht van een ‘straal’ afkomstig van de spirituele maha-goeroe, die door HPB de stille wachter van deze bol werd genoemd. Er moet een belangrijk onderscheid worden gemaakt tussen de opeenvolgende reïncarnaties van Gautama, en de opeenvolgende belichamingen van stralen uit een identieke bron in de hiërarchie van mededogen.
*Zelfs nu is er, en dat was zo sinds de tijd van Gautama de Boeddha zelf, een esoterische lijn van onderricht in het boeddhisme, ondanks alles wat erover is gezegd, zelfs door HPB zelf, gedeeltelijk om de waarheid te verbergen en gedeeltelijk om die te onthullen. Dit esoterische boeddhisme verschilt in geen enkel essentieel opzicht van de esoterische leer die de achtergrond vormt van elk groot religieus of filosofisch stelsel en is daarom identiek met de theosophia uit oude tijden. Juist deze archaïsche theosophia had HPB in gedachten toen ze wees op de occulte betekenis van de verschillende boeddhistische leringen. Zowel De geheime leer als De stem van de stilte bevatten talloze verwijzingen naar deze geheime wijsheid, vooral haar Stem staat vol leringen en namen die duidelijk tot het esoterische stelsel van de boeddhistische filosofie behoren.
**Dalai lama is een samengesteld woord van Tibetaanse oorsprong – dalai is een verbastering van ta-le, dat oceaan of zee betekent, en lama heeft de betekenis van verheven – wat wil zeggen, de Verheven Oceaan of Oceaan van Majesteit, waarbij het woord majesteit zowel een spirituele als een officiële betekenis heeft. Oceaan of zee heeft volgens HPB (De geheime leer 2:568) betrekking op de ‘zee van kennis’ die van oudsher geliefd was en die zich eeuwenlang uitstrekte waar zich nu de Gobi- of Shamo-woestijn bevindt. Dalai lama is de officiële titel die voornamelijk door Chinezen en Mongolen wordt gebruikt in verband met de hoogste waardigheidsbekleder van het Gedun Dubpa klooster van Lha-ssa, de stad van de lha’s, de heilige stad van Tibet. De Tibetanen noemen deze voornaamste dienaar Gyal-wa Rim-po-che, de Meest Voortreffelijke Vorst.
De tashi lama is de hoogste waardigheidsbekleder van het Tashi-lhünpo klooster in Shigatse, en draagt de titel Pan-chen Rim-po-che, de Meest Voortreffelijke Juweel Leraar; de Tibetaanse traditie plaatst de tashi lama spiritueel hoger in innerlijke rang dan de dalai lama.
Het zijn inderdaad overdrachten in een opeenvolgende lijn van een straal van de boeddha: maar de boeddha is in dit geval niet de bodhisattva Gautama, maar de dhyani-boeddha van wie de bodhisattva Gautama zelf een geïncarneerde straal was – en wel de edelste en meest volledige sinds het begin van ons vijfde wortelras.
Zelfs de Tibetanen, mogelijk met uitzondering van de tashi en de dalai lama zelf, zien deze opeenvolgende overdrachten als herhaalde reïncarnaties van Gautama de Boeddha. Maar dat is niet juist, en daar ligt precies het punt waar de verwarring begint. De hogere leden van de Tibetaanse hiërarchie, onder wie ook de khutukhtu’s, zijn wat dit betreft evengoed bekend met de esoterische feiten als HPB. Zo is het tot nu toe geweest en er schijnen geen redelijke gronden te zijn om te betwijfelen dat de opeenvolging zal doorgaan tot het moment dat de menselijke voertuigen te onvolmaakt worden geacht om deze lijn voort te zetten. In vroegere tijden bestond er ook in andere delen van de wereld een identieke opvolging van ware leraren, en dat was de grondslag van de mysterieuze verhalen die voorkomen in de oude geschriften over hiërarchieën van ingewijden die zich eeuwenlang voortzetten, omdat zij verbonden waren met de maha-goeroe.
Wanneer we de overdrijvingen buiten beschouwing laten die voortvloeien uit de fantasie en uit in het verleden gemaakte fouten in de Tibetaanse filosofie, en we de esoterische sleutels in het oog houden, zeggen we niet te veel als we beweren dat tenminste de hogere en meer filosofische leringen, zelfs van het exoterische lamaïsme, ongeveer de beste benadering zijn die nu op aarde kan worden gevonden van een exoterische weergave van enkele van de leringen van het archaïsche theosofische occultisme.
De dalai lama wordt beschouwd als de officiële drager van de uitvoerende macht van de Tibetaanse hiërarchie, en de tashi lama als de belangrijkste leraar en drager van de mystieke geheimen van het Tibetaanse boeddhisme. Bovendien neemt men aan dat de dalai lama de tulku of menselijke belichaming is van bepaalde kenmerken van Avalokitesvara, de barmhartige Bestuurder van de Wereld; terwijl de tashi lama de tulku zou zijn van de dhyani-boeddha Amitabha – ‘grenzeloze wijsheid’. De tashi lama en de dalai lama zijn in het esoterische en exoterische bestuur van de boeddhisten in Tibet kopieën van wat in werkelijkheid de vorm van spiritueel bestuur is die in Sambhala functioneert.
Zowel Avalokitesvara als Amitabha (Tibetaans: Chenresi en Ö-pa-me, respectievelijk) zijn kosmische entiteiten of krachten, en Avalokitesvara is in werkelijkheid de entitatieve buddhi van de kosmische kama, of grenzeloze liefde en mededogen, terwijl Amitabha de kosmische dhyani-boeddha of de kosmische essentie is, die de wijsheid of intelligentie van het zonneheelal vertegenwoordigt.
Het exoterische lamaïsme spreekt gewoonlijk over vijf dhyani-boeddha’s aan wie verschillende namen worden gegeven; esoterisch zijn het er natuurlijk zeven of zelfs tien; en deze dhyani-boeddha’s zijn zowel kosmische entiteiten als de stralen of weerspiegelingen van deze oorspronkelijke kosmische entiteiten die zich in de mens als monaden manifesteren. De belangrijkste monadische essenties of ‘boeddha’s’ in zowel de menselijke constitutie als de constitutie van de kosmos zijn: Adi-boeddha, Amitabha-boeddha, Avalokitesvara, Amitayus.
Adi-boeddha* betekent oorspronkelijke primordiale boeddha en komt vanuit één gezichtspunt gezien overeen met de eerste of ongemanifesteerde logos.
*In het esoterische Tibetaanse lamaïsme wordt Adi-boeddha ook Vajradhara (Tibetaans Dorje-chang) en Vajrasattva (Tib. Dorje-sempa) genoemd. Vajra is een Sanskrietwoord met verschillende betekenissen zoals diamant, bliksemstraal en feitelijk alles wat in het mystieke denken duurzaam, uiterst helder, geweldig sterk, en onpersoonlijk van aard is; en HPB doelt dan ook hierop als ze over de diamantziel spreekt. Dhara betekent bezitter of houder; en sattva, de essentie hebbend van. (Vgl. De stem van de stilte, blz. 82.)
Amitabha betekent onbegrensd licht of onbeperkte luister en komt overeen met de tweede of gemanifesteerde-ongemanifesteerde logos en dus ook met alaya. Uit de schoot van Amitabha worden die spiritueel-intellectuele stralen of monaden uitgezonden, die in het brahmaanse stelsel vaak kumara’s, agnishvatta’s en manasaputra’s worden genoemd.
Avalokitesvara* komt overeen met de derde of gemanifesteerde logos. In het exoterische Tibetaanse lamaïsme wordt hij vaak Padmapani genoemd, wat lotusdrager of zelfs uit lotus geborene betekent; maar in het esoterische stelsel is Padmapani een naam die aan de spiritueel-intellectuele kracht wordt gegeven die uit Avalokitesvara straalt, de derde logos.
*Dit woord wordt door de oriëntalisten gewoonlijk fout vertaald als de ‘Heer die neerziet’, waarschijnlijk omdat het exoterische noordelijke boeddhisme in het algemeen over Avalokitesvara en zijn stralen spreekt als de Grote Heer van Mededogen. Hoewel zo’n vertaling wel de gedachte van de kenmerken en functies van Avalokitesvara weergeeft, zondigt ze niet alleen tegen de grammatica van het Sanskriet, maar ook tegen de intrinsieke betekenis van de boeddhistische filosofie. De naam is een samengesteld woord: ava, beneden of omlaag, lokita is het voltooid deelwoord van de lijdende vorm van de werkwoordswortel lok, overpeinzen, beschouwen, zich bewust zijn van, en betekent dus gezien of zichtbaar; terwijl isvara heer betekent. Zodat Avalokitesvara, als deze naam juist wordt weergegeven en begrepen, betekent de ‘Heer die beneden wordt gezien’ – d.w.z. de gemanifesteerde verschijning (of verschijningen) van de spirituele energie van de in onze wereld werkende derde logos, die zich openbaart als harmonie, regelmaat, orde, mededogen, enz.
Amitayus betekent onbeperkt leven of grenzeloze vitaliteit, wat duidelijk doelt op dat deel van de kosmische hiërarchie van ons zonnestelsel dat zich overal manifesteert als intelligente, één-makende en allesomvattende vitaliteit die uitgaat van het hart van de zon.
De sleutel tot het mysterie van de ingewikkelde en vaak verkeerd begrepen leer van de ‘incarnaties van de Boeddha’ in Tibet ligt in het volgende: ieder mens bevat in zichzelf als samenstellende delen van zijn constitutie een straal van elk van de zeven of tien kosmische essenties van en in het zonneheelal; zodat bijvoorbeeld zijn hogere manas een straal is van de kosmische Amitabha, en het spirituele en goddelijke deel van zijn kama een straal van de kosmische Avalokitesvara.
Deze incarnaties zijn dus niet de werkelijke wederbelichamingen van de Boeddha, genaamd Gautama (die zelf een straal was van de kosmische Amitabha, welke straal door zijn eigen innerlijke dhyani-boeddha werkte, die zelf deze straal van de kosmische Amitabha is). Maar wanneer ze werkelijk voorkomen en niet louter in theorie, dan zijn deze lamaïstische incarnaties werkelijke voorbeelden van mensen die door hun hoge evolutionaire ontwikkeling en occulte training ten minste een deel manifesteren van een van de innerlijke dhyani-boeddha’s die bij die mens behoren. Om deze reden beschouwen de Tibetanen de tashi en dalai lama als tulku’s van respectievelijk Amitabha en Avalokitesvara. Dat geldt ook voor de gevallen van lagere incarnaties van de ‘levende boeddha’s’, zoals Europese reizigers ze noemen als ze het hebben over de vele voorbeelden van lamaïstische verhalen, die zeggen dat die of die ‘een incarnatie van de Boeddha’ is. Het betekent eenvoudig dat van deze lagere lama’s wordt beweerd dat ze ‘incarnaties’ zijn – laten we hopen dat ze het werkelijk zijn – van een of andere dhyani-boeddha.
De waarheid is dat al deze verwijzingen naar dhyani-boeddha’s die in de Tibetaanse religie en mythologie zo algemeen zijn, betrekking hebben op kosmische entiteiten, of nog vaker, op de spirituele monade in de mens; en omdat mensen door hun evolutionaire svabhava zelf als individuen tot de ene of de andere van deze kosmische essenties behoren, zegt men dat een ‘levende boeddha’ een incarnatie is van Amitabha of van Avalokitesvara, ofwel van Amitayus, enz. Hieruit blijkt dat zulke ‘incarnaties’ volstrekt niet beperkt zijn tot de belangrijkste officiële lama’s van Tibet, maar ook kunnen plaatsvinden in lagere gevallen; maar toch alleen wanneer de personen werkelijk zijn ingewijd en hoogontwikkeld zijn. Zulke hoge ingewijden zijn echter uiterst zeldzaam. Een van hen was de grote Tibetaanse hervormer op religieus en filosofisch gebied, Tsong-kha-pa, die het ontaarde boeddhisme van zijn tijd zuiverde en wat nu bekendstaat als de Gelukpa-sekte stichtte, vaak de Geelkappen genoemd, de officiële spirituele en heersende macht in de Tibetaanse hiërarchie.
Ieder mens op aarde heeft verschillende monaden in zijn constitutie, en de Tibetaanse filosofie noemt elk daarvan een dhyani-boeddha; en elk zo’n dhyani-boeddha manifesteert zich door een uitstraling van zichzelf, die zijn menselijke of manushya-boeddha is. Er zijn maar heel weinig mensen voldoende ontwikkeld om zelfs de menselijke boeddha in zich tot uitdrukking te brengen; wanneer ze dat doen, verschijnt er een van die grote figuren, zoals Gautama Sakyamuni. Er bestaan natuurlijk lagere boeddha’s die de bodhisattva’s zijn, en ik kan hieraan toevoegen dat de bodhisattva-leer in het occultisme zeker even belangrijk is als de leringen over de boeddha’s. De schitterende reeks bodhisattva’s die regelmatig in de loop van de eeuwen verschijnen, vormt voor een groot deel de edele broederschap van nirmanakaya’s waaruit de broederschap van adepten ten dele bestaat en waarvan de Boeddha Gautama in zijn meer menselijke of bodhisattva-aspect een lid is.
Ieder mens, die dus in zijn hogere delen een dhyani-boeddha bevat of is, heeft of is eveneens een manushya-boeddha en heeft dan ook de mogelijkheid een actieve bodhisattva onder de mensen te worden; en alle inwijdingen zijn erop gericht de mens te verheffen tot het bodhisattvaschap om de wereld en alles wat bestaat van dienst te zijn.
Het Tibetaanse lamaïsme is op het ogenblik de enige vertegenwoordiger op aarde van een stelsel dat in de hele menselijke geschiedenis, mondeling of schriftelijk, in elk land en onder ieder mensenras heeft bestaan. De geschiedenis bewaart gewoonlijk het stilzwijgen, of doet dat bijna, over deze oude stelsels van filosofisch en religieus denken en hun scholen van filosofie en training, omdat die voor het volk grotendeels geheim werden gehouden, zoals ook het bestaan van de broederschap van mahatma’s bijna onbekend was tot HPB haar onder de aandacht van de mensheid bracht en de martelaarskroon ontving voor haar zelfverloochenend offer.
Elk van deze stelsels is, indien het in zuivere vorm functioneert, als het ware een verlengstuk op aarde van de spiritueel-psychische hiërarchie van mededogen, die we de spirituele waringin van onze planeetketen kunnen noemen, met aan het hoofd de stille wachter.
We zien dus dat het Tibetaanse lamaïsme opmerkelijke elementen van occulte waarheid bevat, vermengd met heel wat duidelijk exoterische zaken, zowel in het denken als in de praktijk; en aan de randen van het Tibetaanse hoogland is het lamaïsme al bijna weer gezonken tot het peil waarop Tsong-kha-pa het aantrof toen het gedegenereerde boeddhisme van zijn tijd voor een groot deel was vervallen tot toverij en zwarte magie, als gevolg van het binnendringen van de lokale Bhön-praktijken.
In Tibet zijn de mensen in de regel spiritueel nog onbedorven, hoewel in veel opzichten bijzonder primitief; en daarom hebben ze enkele leringen van de archaïsche wijsheid bewaard, hoe exoterisch ze ook zijn geworden. Maar wat in Tibet plaatsvindt en wordt gezien als incarnaties in mensen van spirituele stralen uit kosmische bronnen die door middel van hun eigen zeven beginselen werken, kan in andere delen van de wereld precies zo gebeuren – en is ook gebeurd – zodra er menselijke voertuigen zijn die door occulte training en spirituele zuiverheid geschikt en gereed zijn om te ontvangen.*
*De woorden shaberon, khubilkhan, khutukhtu, enz., die men in Isis ontsluierd en elders aantreft, worden algemeen gebruikt in Mongolië en zelfs in andere delen van Azië, zoals Siberië. Hun betekenis varieert, en de woorden worden vaak ten onrechte gebruikt voor tovenaars en spiritistische mediums. Zoals ze oorspronkelijk in Tibet werden gebruikt, sloegen deze en soortgelijke termen op lagere gevallen van incarnaties; en enkele honderden jaren geleden, en in heel enkele gevallen misschien ook nu, zouden ze terecht op echte ingewijden kunnen duiden.
In vroegere tijden was die kennis algemeen verspreid onder de mensen, maar ze is in het westen volstrekt vergeten. De druïden hadden min of meer dezelfde leer; die bestaat in tamelijk vage vorm zelfs nu nog onder de druzen van Libanon. Ze was in het oude Perzië onder de aanhangers van Zarathoestra even bekend als in Egypte. Veel Griekse mystici leerden hetzelfde, zoals bijvoorbeeld in de neoplatonische filosofie, en de Griekse geschiedenis vermeldt vele keren het feit dat een man was geïnspireerd door Apollo of Mercurius, of dat een vrouw de deugden bezat van Juno of Venus. In India is deze traditie heel algemeen en de edelste voorbeelden van zulke belichamingen van een spirituele kosmische straal zijn de avatara’s.
Wat in het verleden plaatsvond heeft slechts betekenis voor wat in de toekomst zal gebeuren; daarom moet het heden dat slechts de scheidingslijn vormt tussen verleden en toekomst, eveneens voorbeelden van spirituele belichamingen kennen.*
*Zie de volgende artikelen van HPB: ‘Lamas and Druses’, The Theosophist, juni 1881 (‘Lama’s en druzen’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 1:385-98); ‘Reincarnations in Tibet’, The Theosophist, maart 1882 (‘Reïncarnaties in Tibet’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:3-12); en ‘Zoroastrianism in the light of occult philosophy’, The Theosophist, juni en juli 1883 (‘De religie van Zarathoestra in het licht van de occulte filosofie’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:134-55).