Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Een raadsel in Esoteric Buddhism

[‘A puzzle in Esoteric Buddhism’, Lucifer, mei 1888, blz. 254-60; CW 9:280-5]

Aan de redactie van Lucifer:

Omdat de twee redactrices herhaaldelijk verklaren in hun grote onpartijdigheid bereid te zijn om zelfs ‘persoonlijke uitspraken’ over henzelf te publiceren,1 maak ik graag gebruik van die gelegenheid. Na Esoteric Buddhism met veel belangstelling en met algemene instemming met de hoofdgedachte van zijn leringen te hebben gelezen, maak ik graag, met uw toestemming, bezwaar tegen enkele punten van Sinnetts opvatting over evolutie die mijn vrienden en mijzelf volkomen hebben verbaasd. Ze schijnen voor eens en altijd de verklaring van de oorsprong van de mens, die door die populaire schrijver naar voren wordt gebracht, omver te werpen. Sinnett heeft, echter, steeds verklaard bereid te zijn om oprechte kritiek te beantwoorden, zodat ik misschien op zijn hulp kan rekenen om dit probleem op te lossen. Intussen moet ik, ondanks mijn welwillendheid tegenover de theosofie, noodgedwongen mijn overtuiging uitspreken dat één aspect van de esoterische leer – natuurlijk ervan uitgaande dat Sinnett op dat punt als absolute autoriteit moet worden beschouwd – tegen de wetenschap ingaat. Het punt is van fundamenteel belang zoals door iedereen dadelijk zal worden ingezien, met uitzondering van misschien enkele theosofen met een al te grote bewondering.

1. Lucifer, februari 1888, blz. 432. Zie blz. 279 in dit deel van H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen.

In Esoteric Buddhism worden we geconfronteerd met een algemene aanvaarding van het darwinisme. De fysieke mens, in het bijzonder, zou zijn geëvolueerd uit aap-voorouders.

‘De mens, zegt de darwinist, was ooit een aap. Helemaal waar. Maar de aap die bekend is [??] aan de darwinist zal nooit een mens worden, d.w.z. de vorm zal niet van generatie op generatie veranderen tot de staart verdwijnt en de handen voeten worden, enz. . . . Als we ver genoeg teruggaan komen we bij een periode waarin er geen menselijke vormen op aarde gereed waren. Toen spirituele monaden die zich in het vroegste of laagste menselijke stadium bevonden, dus [op de bol van deze planeetketen] begonnen binnen te komen, stimuleerde hun voorwaartse drang in een wereld waarin zich op dat moment alleen dierlijke vormen bevonden de verbetering van de hoogste van deze tot de gewenste vorm: de veelbesproken missing link.’,1

1. A.P. Sinnett, Esoteric Buddhism, 5de druk, 1885, blz. 42-3.

En vervolgens:

‘Het mineralenrijk zal evenmin het plantenrijk ontwikkelen . . . tot het van buitenaf een impuls ontvangt, als dat de aarde in staat was om de mens te ontwikkelen uit een aap tot zij een impuls van buitenaf ontving.’1

1. Op.cit., blz. 48.

De hier naar voren gebrachte theorie houdt in dat de ontwikkeling van aap tot mens op gang werd gebracht door de incarnatie van de menselijke ego’s van de laatste planeet in de zevenvoudige keten van bollen. Ik kan hier opmerken dat door te verwijzen naar onze zogenaamde dierlijke voorouders als de aan de darwinist ‘bekende’ apen, Sinnett meer lef heeft dan de meest uitgesproken evolutionist. Dit hypothetische wezen is namelijk helemaal niet bekend, en schittert door afwezigheid in elke sedimentlaag die tot nu toe is onderzocht. Maar dit is een punt van minder groot belang. Het echte bezwaar waar ik geleidelijk naartoe werk moet nog komen.

Ons wordt verteld dat occultisten het menselijk bestaan op deze planeet in zeven grote rasperioden verdelen. Op dit moment is het 5de van deze rassen, het Indo-Europese, in opkomst, terwijl het 4de nog steeds wordt vertegenwoordigd door allerlei groeiende bevolkingsgroepen. Het 3de is bijna uitgestorven. Op bladzijde 64 van Esoteric Buddhism wordt ons over de mensen van het 4de ras verteld dat:

‘In het eoceen . . . zelfs in het eerste deel ervan, had de grote cyclus van de mensen van het 4de ras, de Atlantiërs, al zijn hoogste punt bereikt.’

Hier worden we dus gewezen op een duidelijke mijlpaal in de esoterische chronologie. Als we deze gegevens samenvatten worden we geconfronteerd met de volgende stellingen:

1. De mensheid werd fysiek ontwikkeld uit apen.
2. Het 4de ras bereikte zijn hoogtepunt aan het begin van het eoceen van de geologie.
3. De eerste drie rassen (het 1ste, 2de en 3de) moeten daarom aan het eoceen zijn voorafgegaan door een enorm lange tijd, zelfs als we aan hun ontwikkeling een veel kortere periode toekennen dan aan die van het 4de en 5de. Het 1ste ras moet in feite enkele miljoenen jaren aan het tertiair zijn voorafgegaan.
4. Dit pre-tertiaire 1ste ras stamt dus van een nog eerdere apensoort af.

Op dit punt stort de theorie ineen. Is het nodig om te zeggen dat de wetenschap geen spoor van een mensaap heeft gevonden, zelfs niet vóór het relatief late mioceen? Het eoceen gaat vooraf aan het gesteente van het mioceen, en het 1ste ras moet, zoals reeds aangegeven, zelfs ouder zijn dan het tijdperk van het eoceen; het moet zich tot ver terug in dat duistere en verre verleden hebben uitgestrekt toen de krijtrotsen van het secundair werden afgezet! Hoe kan Sinnett dan beweren dat zijn visie van de menselijke evolutie die van Darwin slechts ‘aanvult’, wanneer hij zich aan een chronologie houdt met een duur in vergelijking waarmee die van de evolutionist in het niet zinkt? Paleontologen weigeren unaniem het bestaan te erkennen van hogere apen vóór het tertiair, en Darwin zou om het idee hebben geglimlacht. In feite waren alleen de allerlaagste zoogdieren verschenen vóór de eocene lagen werden gevormd. Dit is de opvatting van de wetenschap waarvoor Sinnett ons uitnodigt om met de nodige eerbied te buigen. Blijkbaar koestert hij onbewust een adder in zijn schoot, want dezelfde wetenschap ‘keert zich nu om en valt hem aan’. HOE KAN DAN HET 1STE RAS UIT APEN ZIJN GEËVOLUEERD, EONEN VÓÓR DEZE APEN BESTONDEN? Zou Sinnett zo vriendelijk willen zijn een bevredigend antwoord op deze vraag te geven, om mijn bezwaar weg te nemen.

Een agnostische onderzoeker van de theosofie
Aberdeen, 20 april 1888


Aantekening van de redactrice:

Bovenstaande brief bevat bezwaren tegen de esoterische leer of tegen degenen die haar uiteenzetten. De leer zelf is onaantastbaar, hoewel haar uitleggers in hun presentatie ervan vaak fouten kunnen maken; vooral wanneer de schrijver, zoals die van Esoteric Buddhism, maar zeer ten dele werd geïnformeerd over de onderwerpen die hij behandelt.

Terwijl we het aan de schrijver van Esoteric Buddhism overlaten om de kritiek zelf te beantwoorden, zou een van de redactrices van Lucifer, als iemand die indirect betrokken was bij de productie van het genoemde boek, een paar woorden over het onderwerp willen zeggen. De leringen die in Sinnetts boek zijn opgenomen werden haar aanvankelijk als een bijzondere gunst gegeven; zij was de enige van de groep die zich met deze studies bezighield die een aantal jaren daarin was onderricht. Daarom kan niemand beter weten dan zij wat wel of wat niet werd bedoeld met een of ander denkbeeld van deze specifieke leer.
Onze correspondent moet daarom in gedachten houden dat:

(a) Op het moment van publicatie van Esoteric Buddhism (Budhism1 zou beter zijn geweest) waren de occulte gegevens waarover de schrijver beschikte relatief schaars. Anders zou hij niet schijnbaar de mens van de aap hebben afgeleid, een theorie die volgens de MEESTERS absurd en onmogelijk is.

1. Budhism zou betekenen ‘wijsheid’, van budha ‘een wijze’, ‘een wijs mens’, en de werkwoordsvorm in de gebiedende wijs budhyadhvam, ‘weet!’; en boeddhisme (buddhism) is de religieuze filosofie van Gautama, de Boeddha. Zoals dr. H.H. Wilson heel terecht opmerkt in zijn vertaling van het Vishnu-Purana (4:4, blz. 4-5vn): ‘Veel onjuiste speculatie is ontstaan door Budha, de zoon van Soma (de maan) en de heerser van de planeet Mercurius – ‘hij die weet’, ‘de intelligente’ – te verwarren met Boeddha, een vergoddelijkte [?] sterveling, of ‘hij door wie de waarheid wordt gekend’, of als individu van toepassing op Gautama of Sakya, zoon van de raja Suddhodana. De twee figuren hebben niets gemeen; en de namen zijn alleen identiek als een van beide verkeerd wordt gespeld.’ ‘Budhisme’ ging vele eeuwen aan het boeddhisme vooraf en is vóór-vedisch.

(b) Er werd slechts een voorzichtige poging gedaan om te testen of het publiek gereed is om de beginselen van de esoterische filosofie in zich op te nemen.

Sinnett werd grotendeels aan zijn eigen lot en beschouwingen overgelaten en volgde vanzelfsprekend de neiging van zijn eigen geest, die, hoewel hij zeer positief stond tegenover de esoterische filosofie, niettemin duidelijk was beïnvloed door de moderne wetenschap. Daarom waren de onthullingen toen doelbewust erop gericht om een algemeen overzicht van de leer te geven en niet om een specifiek probleem tot in detail te bespreken. De leringen waren in eerste instantie niet voor publicatie bestemd. Het was nooit de bedoeling om systematisch leringen te geven, en die konden aan een leek ook niet worden gegeven; daarom bestonden die leringen uit losse stukjes informatie die in persoonlijke brieven werden gegeven in de vorm van antwoorden op vragen over de meest uiteenlopende onderwerpen, over kosmogonie en psychologie, theogonie en antropologie, enz. Bovendien werden er méér vragen onbeantwoord gelaten – en werd een volledige uitleg geweigerd, omdat deze tot de mysteriën van oosterse inwijding behoort – dan dat er onderwerpen volledig werden behandeld. Dit bleek later een heel verstandig beleid.

In dit stadium van absoluut materialisme enerzijds, en voorzichtig agnosticisme anderzijds, en van veranderlijke onzekerheid onder de meest vooraanstaande wetenschappers over bijna elke individuele opvatting, is het niet raadzaam het stelsel van de oude antropologie volledig te onthullen. In de tijd van Pythagoras was het heliocentrische stelsel een mysterie dat alleen in de stilte en in het geheim in de heiligdommen van tempels werd onderwezen, en Socrates werd ter dood gebracht omdat hij het, daartoe aangespoord door zijn DAIMON, had onthuld. Tegenwoordig worden de onthullers van stelsels die botsen met religie of wetenschap niet fysiek gedood, maar worden – als bespotting niet werkt – tot hun stervensuur langzaam gemarteld door openlijke laster en heimelijke vervolgingen. Zo zou een volledige uiteenzetting van zelfs een verkort en nauwelijks gedefinieerd ‘esoterisch boeddhisme’ meer kwaad dan goed doen. Alleen bepaalde gedeelten daarvan kunnen worden gegeven, en zullen binnenkort worden gegeven.

Niettemin heeft Sinnett, zoals onze criticus grif toegeeft, ondanks al deze moeilijkheden een heel interessant en waardevol boek geschreven. Dat hij, in zijn al te overdreven respect en bewondering voor de moderne wetenschap, de leringen enigszins materialistisch schijnt te hebben gemaakt, is iets wat iedere metafysicus zal erkennen. Maar het is ook waar dat de schrijver van Esoteric Buddhism de laatste zal zijn om meer ‘autoriteit’ voor zijn boek op te eisen dan het verkrijgt door enkele letterlijke citaten uit de leringen van een meester, en vooral wanneer het zo’n onuitgemaakte zaak als de evolutie bespreekt. Het punt waarop zijn criticus zo’n nadruk legt – de onverenigbaarheid van de verklaringen die in zijn boek worden gegeven over de oorsprong van de mens op deze planeet – ontkracht beslist Sinnetts poging (als het dat is) om het darwinistische en het esoterische stelsel van de evolutie van de mens met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar iedere echte theosoof, die in deze tijd geen erkenning verwacht voor de waarheden waarin hij gelooft, maar zeker is van hun uiteindelijke triomf in de toekomst, kan zich hierover alleen maar verheugen. Wetenschappelijke theorieën of beter gezegd gissingen zijn echt te materialistisch om met ‘esoterisch boeddhisme’ in overeenstemming te kunnen worden gebracht.

Omdat het hele vraagstuk erg gecompliceerd is, zou het onmogelijk zijn om het in een korte aantekening recht te doen. Het ‘buddhisme’ van de oude, prehistorische tijden is niet een onderwerp dat in een klein boekje kan worden behandeld. Het volstaat te zeggen dat het grootste deel van De geheime leer, die binnenkort zal verschijnen, gewijd is aan de toelichting van de echte esoterische opvattingen over de oorsprong en ontwikkeling van de mens, terwijl die in Esoteric Buddhism nauwelijks worden besproken. We verwijzen de onderzoeker dus naar De geheime leer.


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 3: 1887 – 1889, blz. 376-81
isbn 9789491433191, paperback, eerste druk 2017, bestel boek

© 2017 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag