Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Chela’s

[‘Chelas’, The Theosophist, oktober 1884, blz. 1; CW 6:285-7]

Ondanks de vele artikelen die over bovenstaand onderwerp in dit tijdschrift zijn verschenen, heerst er blijkbaar nog veel misverstand en bestaan daarover nog veel onjuiste opvattingen.

Wat zijn chela’s en welke vermogens bezitten ze? Hebben ze tekortkomingen, en in welk opzicht zijn ze anders dan mensen die geen chela’s zijn? Moet men elk woord dat door een chela wordt gesproken beschouwen als absolute waarheid?

We stellen deze vragen, omdat veel mensen al enige tijd heel dwaze opvattingen over chela’s hebben, en toen men ontdekte dat deze opvattingen moeten worden bijgesteld, was de reactie in sommige gevallen nogal heftig.

Het woord ‘chela’ betekent eenvoudig een leerling; maar in de theosofische literatuur zijn er starre ideeën over ontstaan, en heeft het bij verschillende mensen evenveel verschillende definities gekregen als het woord ‘God’. Sommige mensen zijn zelfs zover gegaan dat ze zeggen dat als iemand een chela wordt, hij onmiddellijk een niveau bereikt waar elk woord dat hij misschien ongelukkigerwijs uitspreekt, wordt opgevat als onfeilbaar, en men gunt hem niet het armzalige voorrecht om als een gewoon mens te spreken. Als men ontdekt dat een van zijn uitingen eenvoudig voor eigen rekening is, en op eigen verantwoording gesproken, dan wordt hij ervan beschuldigd zijn toehoorders te hebben bedrogen.

Deze onjuiste opvatting moet voor eens en altijd worden rechtgezet. Er zijn chela’s en chela’s, zoals er ook mahatma’s en mahatma’s zijn. Er zijn in feite mahatma’s die zelf chela’s zijn van andere die nog hoger staan. Maar niemand zou een chela die net aan zijn moeizame reis is begonnen, verwarren met een hogere chela die al mahatma is.

In feite is een chela een weinig benijdenswaardige figuur, die een ‘verborgen weg’ is ingeslagen, en Krishna zegt dat ‘dit het moeilijkste pad is’.

In plaats dat hij steeds de woordvoerder van zijn meester is, wordt hij veel meer dan andere mensen die geen chela zijn, in de wereld alleen gelaten, en zijn pad is omringd door gevaren die veel aspiranten zouden afschrikken als de ware aard ervan werd beschreven; en in plaats dat hij een guru aanneemt en een toelatingsexamen aflegt om de graad van doctorandus in het occultisme te bereiken onder de voortdurende en vriendschappelijke leiding van zijn meester, verschaft hij zich in feite met geweld toegang tot een afgesloten en bewaakt terrein, en moet vanaf dat moment strijden en overwinnen – of sterven. In plaats van zelf een guru aan te nemen, moet hij het verdienen om aangenomen te worden. Hij moet zichzelf ook niet aanbieden. Een van de mahatma’s schreef nog geen jaar geleden: ‘Dring uzelf nooit aan ons op als chela; wacht tot het chelaschap zich op een natuurlijke manier in u ontwikkelt.’

Het is niet waar dat wanneer hij als chela is aangenomen, hij enkel het instrument van zijn guru wordt. Hij spreekt dan evenals tevoren als een gewoon mens, en alleen wanneer de meester door middel van het magnetisme van de chela een feitelijk geschreven brief stuurt, kan de toeschouwer met recht zeggen dat er via de chela een bericht is binnengekomen.

Het kan bij hem gebeuren – zoals dat bij iedere schrijver af en toe het geval kan zijn – dat hij ware of prachtige uitspraken doet, maar men moet daaruit niet concluderen dat de guru dan via de chela sprak. Indien in het denken van de chela een kiem van iets goeds ligt, dan kan de invloed van de meester, als zachte regen op een zaadje, deze kiem plotseling doen ontspruiten en onverwachts doen bloeien; maar dat is nog niet de stem van de meester. Het komt in feite zelden voor dat de meesters via een chela spreken.

De vermogens van chela’s verschillen afhankelijk van hun vorderingen; en iedereen zou moeten weten dat het een chela, indien hij over ‘vermogens’ beschikt, niet is toegestaan deze te gebruiken behalve in zeldzame en uitzonderlijke gevallen; en dat hij er nooit prat op mag gaan. Hieruit wordt duidelijk dat ze als beginnelingen niet over meer of grotere vermogens beschikken dan gewone mensen. Het ontwikkelen van paranormale vermogens is ook niet het doel van de chela; zijn belangrijkste taak is zich te ontdoen van dat overheersende gevoel van de persoonlijkheid, dat als een dikke sluier ons onsterfelijke gedeelte – de ware mens – voor ons verbergt. Zolang hij toestaat dat dit gevoel blijft bestaan, zal hij op de drempel van het occultisme moeten blijven staan, zonder verder te kunnen.

Daarom is sentimentaliteit geen goede eigenschap voor een chela. Zijn werk is moeilijk, zijn pad vol stenen, het einde ervan ver weg. Met alleen maar sentimentaliteit zal hij geen enkele vooruitgang boeken. Staat hij te wachten tot de meester hem vraagt zijn moed te tonen door zich in de afgrond te werpen, of de koude hoogten van de Himalaya te trotseren? IJdele hoop; ze zullen hem op die manier niet bij zich roepen. En omdat hij zich niet in sentimentaliteit moet hullen, moet het publiek, wanneer het aandacht aan hem wil besteden, dus evenmin een bedrieglijke waas van sentimentaliteit over zijn daden en woorden werpen.

Laten we daarom voortaan wat meer onderscheidingsvermogen gebruiken als we het over chela’s hebben.


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 2: 1882 – 1887, blz. 424-6
isbn 9789491433177, paperback, eerste druk 2016, bestel boek

© 2016 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag