Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Gedachten over Atlantis en over inwijding1

1. Noot vert.: Deze tekst staat in twee voetnoten van Blavatsky bij het artikel ‘Gleanings from Éliphas Lévi’.

[The Theosophist, november 1882, blz. 37-8; CW 4:262-6]

Atlantis, het verzonken continent, en bij uitstek het land van de ‘kennis van goed en kwaad’ (vooral laatstgenoemde), en bewoond door het vierde mensenras (wij zijn het vijfde) aan wie in de Popol Vuh (het boek van de Guatemalteken) helderziendheid werd toegeschreven en ‘die alle dingen onmiddellijk wisten’. Éliphas Lévi verwijst naar de geheime overlevering, onder occultisten, over de grote strijd die plaatsvond in die verre prehistorie van Atlantis, tussen de ‘zonen van God’ – de ingewijde adepten van Sambhala (ooit een prachtig eiland in de binnenzee van het Tibetaanse plateau, en nu een even mooi land, een oase omringd door dorre woestijnen en zoutmeren) – en de Atlantiërs, de boze tovenaars van Thevetat.1 Het is een ingeburgerd geloof bij de oosterse, en vooral de Mongoolse en Tibetaanse, occultisten dat tegen het einde van elk ras, wanneer de mensheid in die cyclus het hoogtepunt van haar kennis bereikt, ze zich verdeelt in twee verschillende groepen; de ene groep bestaat uit de ‘zonen van het licht’ en de andere uit de ‘zonen van de duisternis’, of de ingewijde adepten en de geboren tovenaars of – mediums. Tegen het einde van dat ras, wanneer hun gemengde nakomelingen de eerste pioniers leveren van een nieuw en hoger ras, komt de laatste en ultieme strijd waarin de ‘zonen van de duisternis’ meestal worden vernietigd door een grote natuurramp – hetzij door vuur of water. Atlantis verzonk, vandaar de conclusie dat dat deel van de mensheid van het vijfde ras dat zal bestaan uit ‘geboren tovenaars’ tijdens de toekomstige grote ramp zal worden vernietigd door vuur.

1. Zie Isis ontsluierd, 1:728-33.

. . .

In de christelijke legende is de ‘verlosser’ de ‘inwijder’ die zijn leven opoffert voor het voorrecht om zijn leerlingen enkele grote waarheden te onderwijzen. Hij die het raadsel van de christelijke sfinx oplost, ‘wordt de meester van het absolute’ eenvoudig omdat het grootste mysterie van alle oude inwijdingen – van vroeger, nu en in de toekomst – hem duidelijk wordt gemaakt en aan hem wordt onthuld. Wie de allegorie letterlijk neemt, zal er zijn hele leven niets van snappen, en wie haar onthult aan het onwetende volk, verdient straf voor zijn gebrek aan onderscheidingsvermogen in zijn streven om ‘parels voor de zwijnen te werpen’.

The Theosophist – die slechts gelezen wordt door intelligente mensen die, wanneer ze het begrijpen, bewijzen dat ze zoveel van de geheime kennis verdienen als aan hen kan worden gegeven – is het toegestaan om een hint te geven. Laat hem die het mysterie van de allegorie van zowel de sfinx als het kruis wil doorgronden, de inwijdingsrituelen van de Egyptenaren, Chaldeeën, oude joden, hindoes, enz., bestuderen. Hij zal dan de betekenis ontdekken van het woord ‘verzoening’ – dat veel ouder is dan het christendom – en ook die van ‘de doop met bloed’. Op het laatste moment van de hoogste inwijding, wanneer de inwijder het laatste mysterieuze woord had onthuld, moest of de hiërofant of de ‘pasgeborene’, de waardigste van de twee, sterven, omdat twee adepten met dezelfde macht niet tegelijk moeten leven, en er is geen plaats op aarde voor wie volmaakt is.

Éliphas Lévi zinspeelt op het mysterie in zijn boeken zonder het te verklaren. Toch spreekt hij over Mozes, die op mysterieuze wijze sterft, en verdwijnt van de top van de berg Pisga nadat hij ‘zijn handen had gelegd’ op Aäron, die was ingewijd; over Jezus die sterft voor de discipel ‘van wie hij hield’, Johannes de schrijver van de Apocalyps, en over Johannes de Doper – de laatste van de echte nazars1 van het Oude Testament, die men, in de onvolledige, tegenstrijdige en verdraaide evangelieverslagen, later laat sterven door een gril van Herodias, en, in de geheime kabbalistische documenten van de nabateeërs, zichzelf laat aanbieden als een zoenoffer na het ‘dopen’ (dat wil zeggen, inwijden) van zijn uitverkoren opvolger in de mystieke Jordaan. In deze documenten wordt Aba, de Vader, na de inwijding de Zoon; en de Zoon volgt de Vader op en wordt tegelijkertijd Vader en Zoon, geïnspireerd door Sophia-Achamoth (geheime wijsheid), later omgevormd tot de Heilige Geest. Maar deze opvolger van Johannes de Doper was niet Jezus, zeggen de nazarenen. Maar hierover een andere keer.

1. Zie Isis onstluierd, 2:154.

Tot op de dag van vandaag wordt de inwijding aan de andere kant van de Himalaya gevolgd door de tijdelijke dood (van drie tot zes maanden) van de leerling, en vaak van de inwijder; maar de boeddhisten vergieten geen bloed, want ze hebben daarvan een afschuw, want ze weten dat bloed ‘boze machten’ aantrekt.

De tantrische Sastra’s zeggen dat bij de inwijding van de Chhinnamasta tantrika’s (van chhinna ‘afgehakt’ en masta ‘hoofd’ – de godin Chhinnamasta wordt afgebeeld met een afgehakt hoofd) de adept, zodra hij de hoogste graad van volmaking heeft bereikt, zijn opvolger moet inwijden en moet sterven, waarbij hij zijn bloed offert als een verzoening voor de zonden van zijn broeders. Hij moet ‘zijn eigen hoofd afhakken met zijn rechterhand, en dit in zijn linkerhand vasthouden’. Drie stromen bloed gutsen uit de onthoofde romp. Een van deze wordt gericht op de mond van het afgehakte hoofd (‘. . . mijn bloed is werkelijk om te drinken’ – het bevel in Johannes dat zijn discipelen zo choqueerde), de andere is gericht op de aarde als een offer van het zuivere, zondeloze bloed aan moeder aarde; en de derde gutst naar de hemel als getuige voor deze ‘zelfopoffering’. Dit heeft een diepe occulte betekenis die alleen bekend is aan de ingewijden; het christelijke dogma verklaart allesbehalve de waarheid; de quasi-geïnspireerde ‘schrijvers van The Perfect Way’ onthullen de waarheid veel meer dan alle christelijke commentatoren, ook al hebben ze haar onvolmaakt omschreven.


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 2: 1882 – 1887, blz. 67-9
isbn 9789491433177, paperback, eerste druk 2016, bestel boek

© 2016 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag