Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Kometen en meteoren

Betreft: Brief 23B, blz. 174-5

Ik zou nooit willen beweren dat meteorieten fragmenten zijn van uiteengevallen kometen en evenmin dat ze uit kometenstof bestaan. Als u bedenkt dat kometen of kometenstof slechts één stadium of graad minder etherisch zijn dan een nevelvlek, zult u inzien dat die grondgedachte verkeerd is. Maar het is volkomen juist dat kometen bij hun omzwervingen door de kosmische- en zonneruimte afvalstoffen van het heelal verzamelen. Ze nemen die tot zich door aantrekking en verliezen ze vaak weer als ze een zon passeren, want de aantrekking van een zon voor dit soort stoffelijke dingen is sterk, veel sterker dan de zwakke aantrekkingskracht die kometen uitoefenen.

Vergeet niet dat kometen, zelfs de grootste bekende kometen, uit materiaal bestaan dat zo buitengewoon fijn is, zo etherisch, dat bijvoorbeeld de komeet van Halley, misschien een van de grootste die we ooit hebben gekend, in een handtas zou kunnen worden gepakt, die dan niet vol zou zijn, en toch strekken sommige van deze kometen zich uit over miljoenen en miljoenen kilometers, van kop tot staart.

Laten we terugkeren tot de meteorieten: wat voor lichamen zijn dat? Ze bestaan uit de afvalstoffen, het uitgestoten materiaal van vroegere zonnen; hier zit nog een prachtig verhaal aan vast en het zou verscheidene uren in beslag nemen om het zelfs maar te schetsen en die uitspraak volledig duidelijk te maken. Misschien zou ik moeten zeggen dat een zon – al is hij tijdens zijn leven uiterst etherisch, in zijn kern zelfs geestelijk – als zijn einde nadert, veel vaster wordt, logger, zwaarder, dichter en zoals theosofen zeggen stoffelijker, totdat, net voor de laatste flikkering van zonneleven uitdooft en de zon sterft of uitblust, al wat overblijft een betrekkelijk zwaar lichaam is. Dan met de laatste opflikkering van zonneleven, glijdt hij als een schaduw over een door de zon verlichte muur en is het levende centrum dood: ‘De zon is dood. Lang leve de zon!’ Bij de dood laat hij een lichaam achter dat onmiddellijk uiteenbarst in ontelbare fragmenten, sommige atomair en sommige veel groter; en deze uitgestoten stoffen worden in het zonnestelsel en in de stellaire ruimte verspreid om in latere eonen te worden vergaard, niet alleen door de wederbelichaming van de zojuist gestorven zon, maar ook door andere zonnen en zelfs andere planeten, en zo nu en dan ook door kometen. Deze meteorieten bevatten veel stoffen die ook op aarde worden gevonden: ijzer, nikkel, sporen van koper, koolstof, zuurstof, waterstof en wat al niet.

U zult zich herinneren dat bij H.P.B., niet alleen in haar prachtige Stem van de Stilte, maar ook in een van haar mooie artikelen, een passage is te vinden waarin wordt gezegd dat elke planeet eens een stralende zon was, die na verloop van tijd een planeet werd; en dat voordat hij sterft deze planeet, die eens een zon was, weer een zon zal worden. Hier heeft u een sleutel tot een prachtige leer. Ik wou dat ik hier meer over kon zeggen, maar ik heb noch de tijd, noch is dit de plaats – behalve misschien om er nog aan toe te voegen dat elke planetaire nevelvlek die een planetaire komeet wordt, een zonnefase doorloopt voordat ze voldoende stoffelijk wordt om een planeet of een planeetketen te zijn. Ik zou met andere woorden willen zeggen dat elke planeet enige tijd een kleine zon is, wanneer ze, juist voor ze het komeetstadium verlaat, door een tijdelijke zonnefase gaat vóór ze voldoende verstoffelijkt, vast of grof is om een planeet te zijn. Verder kan ik nog zeggen dat elke wederbelichaming van een planeet of liever van een planeetketen weer of opnieuw door deze verschillende stadia gaat, te weten: planetaire nevelvlek, planetaire komeet, planetaire zon en planeet.

Wat we de melkweg noemen is al gereedgemaakte wereldstof, zowel de lichtende als de donkere nevelvlekken: verschillende fasen van al geprepareerde wereldstof. Er is een analogie met het menselijk lichaam, maar dit is natuurlijk geen collegezaal voor fysiologie en daar kan ik dus niet gemakkelijk op ingaan.

Als voor een zonnestelsel de tijd aanbreekt om zich weer te belichamen, op dezelfde manier als een mens reïncarneert, maakt een bepaald deel van deze wereldstof, die haar pralaya heeft beëindigd, of liever de pralaya van de vorige zon, zich los van de melkweg en begint eerst langzaam en later snel, zijn omzwervingen als komeet door vele delen van het melkwegstelsel, om tenslotte zijn eigen bestemde plaats in de ruimte te bereiken. Vergeet nooit dat het dit doet als gevolg van aantrekking, die in feite zwaartekracht is: psychische, geestelijke, intellectuele aantrekking. Deze nevelvlek beweegt eerst langzaam, maar neemt dan in snelheid toe. Bij haar tocht door het melkwegstelsel en door de verschillende zonnestelsels, neemt ze materie tot zich; en als ze geluk heeft en voorkomt opgeslokt te worden in de maag van een van de altijd hongerige zonnen (een vreemde manier om over belichaamde godheden te spreken!) dan vindt ze haar plaats in de ruimte en eindigt haar beweging in deze overgangsperiode. Ze heeft nog andere bewegingen die ze gemeen heeft met alle galactische lichamen; maar haar omzwervingen als komeet, de komeetomzwervingen van de ‘langharige radicaal’ zoals H.P.B. een komeet noemt, zijn afgelopen, omdat ze haar tehuis, haar plaats heeft gevonden. Ze vestigt zich daar en is nu veel massiever, veel minder geestelijk, veel minder astraal, zoals wij zeggen, dan ze als nevelvlek was, want er is tijd verstreken, er zijn eeuwen voorbijgegaan waarin ze een komeet was; verder heeft ze materiaal verzameld, ‘afval van de moeder’, de overblijfselen van kosmische stof, haar adem, haar afval, waarmee ze zich heeft gevoed en dat ze heeft opgenomen. Het is een vreemde paradox dat in alle rupawerelden entiteiten zich voeden – dat is niet het geval in de arupawerelden. Daar is hun voedsel intellectuele ambrozijn of nectar, zoals de Grieken zeiden over hun olympische godheden.

Na zich op die manier te hebben gevestigd op de plaats die de locatie is van het zich wederbelichaamde zonnestelsel, het vroegere zonnestelsel en min of meer op diezelfde plaats (karma, weet u), is de nevelvlek of komeet een omvangrijk lens- of schijfvormig lichaam van astrale stof geworden – noem het nevelstof, of komeetstof, zo u wilt – met daarin hier en daar verspreid layacentra, zoals organen in een lichaam. We kunnen deze layacentra de meer gebruikelijke wetenschappelijke naam geven en zeggen dat het de kernen zijn. In het centrum bevindt zich de grootste van deze kernen die uitgroeit of zich ontwikkelt of evolueert tot een zon. De kleinere kernen eromheen in deze nevelkomeet of komeetnevel, vormen het begin van de planeten en dit is het begin van het zonnestelsel. De zon is in de eerste periode van zijn bestaan, bij wijze van spreken, vraatzuchtig en probeert zijn jongere broeders, de planeten, op te slokken, totdat de natuurwetten in werking treden en aantrekking en afstoting een rol gaan spelen, waarvan de hedendaagse wetenschap er maar één kent: aantrekking, die ze zwaartekracht of gravitatie noemt, hoewel volgens mij afstoting even actief in het heelal is als zwaartekracht. Deze zwaartekrachttheorie komt mij eenzijdig voor. Als men het gedrag van de kometen nagaat die het zonnestelsel binnenkomen en ziet dat de staart ervan zich altijd van de zon afkeert, dan ziet men de werking van afstoting. Wetenschappers denken dat de afstoting het gevolg is van de werking van het licht op de heel kleine deeltjes van de moleculen in de staart van de komeet. Zo u wilt. Het is afstoting. Als de komeet de zon nadert, komt eerst de kop, daarna de staart; als hij rondgaat, is de staart altijd van de zon afgekeerd en als hij de zon verlaat na er omheen te zijn gedraaid, gaat de staart vooraf en volgt de kop.

Op deze manier ontstaat het zonnestelsel en wordt het tenslotte het zonnestelsel zoals wij dat met onze ogen zien. Dat betekent heel wat, die uitdrukking met onze ogen; en al snel begint het zonnestelsel zijn loopbaan als een nu gevormd wezen. De planeten worden geleidelijk materiëler en minder etherisch. De goddelijke wetten van het hemelse mechanisme dat we het zonnestelsel noemen zijn vastgelegd zoals we ze nu zien werken.

We slaan nu eeuwen over en komen bij het einde van het leven van de zon, wat betekent het einde van het leven van het zonnestelsel, want de zon is koning in zijn rijk. De zon voedt zich met het afval van de interplanetaire en intersolaire stoffen die hij met zijn immense kracht opzuigt en weer uitwerpt, zoals wij mensen doen. Ik heb het nu over het lichaam van de zon. Dit afval, deze stof in de kosmische ruimte, bestaat uit de resten van vroegere dode zonnen, zoals u dadelijk zult zien. We naderen nu het einde van het leven van de zon. De krachten van de zon beginnen af te nemen. Wat feitelijk gebeurt is dat zijn manvantara teneinde loopt en dat zijn pralaya op het punt staat te beginnen. Zijn leven op innerlijke gebieden neemt een aanvang en dat onttrekt levenskracht aan dit gebied. Daarom zeggen we dat de zon in kracht vermindert. Meer betekent het niet, en de dood is niet meer dan dit: het overbrengen van dit gebied naar innerlijke gebieden van een groot deel van de levenskracht die op dit gebied bestaat als het lichaam zijn volle kracht bezit.

Tenslotte sterft de zon. Maar lang daarvoor zijn alle planeten gestorven en verdwenen. Ik kan u nu niet zeggen waarheen, dat zou te lang duren. Laten we volstaan met te zeggen dat de zon het weet. Als het moment van zijn dood aanbreekt barst de zon uiteen, explodeert hij in eenvoudig ontelbare brokstukken zonnemateriaal, van verschillende grootte, die oorspronkelijk bijna zo etherisch waren als geest; maar bij het ouder worden werd de zon compacter, meer en meer stoffelijk, vaster, totdat hij, als hij sterft en praktisch dood is, nog niet een vast lichaam is maar op weg om vast te worden. Maar hij explodeert; er is niet zozeer sprake van een enorme lichtflits – woorden schieten tekort om dit uit te leggen – dan wel van een ontzagwekkende hoeveelheid of uitbarsting van licht en kracht die zich door ons zonnestelsel en ver buiten zijn grenzen, verspreiden. Zo nu en dan ontdekken astronomen wat ze novae noemen, een Latijns woord dat ‘nieuwe sterren’ betekent. Maar wat ze zien is precies het tegenovergestelde: de dood van een ster; en ze zien sommige van deze novae uitzetten en dan vervagen, sommige heel snel, bij andere duurt het vele jaren.

Al deze brokstukken die eens zonnemateriaal waren, worden voortdurend materiëler. Uiteindelijk worden het de meteoren en meteorieten van de interstellaire ruimten. Oorspronkelijk geeststof, mulaprakriti, behoren ze nu tot het meest massieve deel van prakriti, ijzer, nikkel, koolstof en al de andere dingen die onze wetenschappers in de meteorieten die deze aarde bereikten, hebben gevonden. Vele eeuwen lang zwerven deze meteorieten door de ruimte tot er een nieuwe belichaming van het zonnestelsel plaatsvindt. Zo neemt de komeetnevel ontelbare aantallen van deze meteorieten op en brengt als het ware de levensatomen van het vroegere lichaam van het zonnestelsel terug in zijn nieuwe lichaam, net zoals wij mensen doen. Maar het duurt eeuwen en eeuwen voordat het zonnestelsel al deze meteorieten heeft verzameld; en in feite zijn niet alle meteorieten die ons zonnestelsel doorkruisen het gevolg van de explosie van onze vorige zon. Voor grote aantallen ervan geldt dat wel, maar voor vele ook niet; die zijn afkomstig van andere geëxplodeerde zonnen in de interstellaire ruimte die een verre zwerftocht hebben gemaakt en gevangen werden door onze zon in zijn vroegere toestand, of door onze planeten in hun vroegere toestand.

Tenslotte nog dit: We hebben nu gezien wat een zonnekomeet is of een komeet die een zon wordt in het zonnestelsel. Maar een komeet kan het voorgeboortelijke stadium zijn van een zon of van een planeet. Tijdens de levensduur van een zonnestelsel heeft elk van onze planeetketens zijn perioden van manvantara en pralaya, met andere woorden elke planeetketen sterft en belichaamt zich weer, sterft en belichaamt zich opnieuw in ons stelsel, voordat het zonnestelsel en de zon in dat stelsel de tijd van hun pralaya bereiken. Anders gezegd, onze planeetketens belichamen zich vele, vele keren tijdens de levensduur of het manvantara van ons zonnestelsel. Hoe gebeurt dit? De ketens sterven, hun innerlijke beginselen beginnen hun omzwervingen langs de circulaties van het heelal, precies zoals een menselijk ego sterft en terugkeert. Bedenk wel dat ik niet meer geef dan een grove schets, een lijn hier en een lijn daar, en 99 procent weglaat van wat gezegd zou kunnen en moeten worden. Hoe komt zo’n planetair ketenego als het ware terug in ons zonnestelsel? Door zich los te maken van de plaats waar hij verbleef als deel van de reeds gereedgemaakte wereldstof van de melkweg, precies zoals de zonnekomeet of komeetzon dat deed toen het zonnestelsel zich opnieuw belichaamde. In dit voorbeeld is de komeet een planetaire komeet die door de ruimte zwerft, terugkeert naar ons zonnestelsel, hier wordt aangetrokken, een kleine zon wordt, en door te verstoffelijken in deze toestand sterft om een volledige planeetketen te worden, door ons de planeet genoemd, die zijn plaats in het leven inneemt en zijn nieuwe dag van Brahma begint.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 323-8

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag