Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Geweten en intuïtie

Ik weet niet waarom men zo graag erachter wil komen wat het geweten is en waar het zich in de menselijke constitutie bevindt en hoe men het kan laten functioneren. Maar ik ben blij dat men zich dat afvraagt. We weten dat de mens als een bewustzijnsstroom een zevenvoudige stroom is, en elk aspect van dit zevenvoud heeft zijn eigen verdeling, en dat is een van de redenen waarom mensen onderling zoveel van elkaar verschillen; het is jammer dat dit niet beter wordt begrepen. De mensen zouden meer verschillen maar minder ruziën. Ruzies zijn dom; goedaardig ‘gekibbel’ maakt goede vrienden – als het goedaardig is!

Voorzover ik het begrijp is ons geweten, waaraan we allen tot ons nadeel te weinig aandacht schenken, die vriendelijke, diep menselijke influistering van boven, die ons doet voelen wat goed is en wat verkeerd en die voortkomt uit de opgeslagen ethische wijsheid in ons wezen. Niet in het twistzieke brein, maar in het hart. Het is het hoogste deel van het menselijke ego, de schatkamer van ethische ervaringen, de uit vorige levens verzamelde wijsheid, die is opgeslagen en wordt bewaard in ons hogere deel; tot op zekere hoogte is zijn stem onfeilbaar en krachtig; maar het geweten is niet sterk genoeg om zijn stem in onze ziel tot een onfeilbare gids te maken, omdat we in de achter ons liggende eeuwigheid niet altijd mens zijn geweest en we, menselijk gesproken, geen oneindige wezens zijn.

Het geweten van de ene mens is sterk; het geweten van een ander is zwakker. Daarvoor zijn twee redenen: de een is wellicht verder geëvolueerd en heeft misschien geleerd met meer aandacht te luisteren naar de innerlijke waarschuwende stem. Daarom is die stem vertrouwd, sterk en standvastig en, zoals we zeggen, warm en vriendelijk. Daar houden we van en één reden waarom we daarvan houden is dat ze ons zo nabij is. Het is het hoogste deel van ieder van ons als mens, dat ons waarschuwingen toefluistert van wat juist is en ons niet toestaat verkeerd te handelen. Het is het buddhi-manas deel van de mens, dat ervaringen verzamelt uit vroegere eeuwen van geboorten en wedergeboorten, de echo van leed en pijn uit het verleden, waaruit we wijsheid hebben verzameld en bewaard in de registers van het Zelf. Dat is het geweten.

Maar hoger dan het geweten staat de intuïtie: De intuïtie is onfeilbaar. Haar stem is absoluut onfeilbaar omdat ze als het ware de influistering is van de waarheden van de kosmische geest. Ze is een rechtstreekse straal uit de goddelijke geest in ons hart. Ons geweten zal ons geen waarheden over natuurfeiten vertellen, en ook onze ziel op het pad van wetenschappelijke of religieuze of filosofische ontdekkingen geen raad influisteren, want het is de verzamelde ethische wijsheid die aan de ziel van ieder van ons bekend is. Maar de intuïtie spreekt onmiddellijk tot ons, zij heeft een ogenblikkelijk inzicht in de waarheid. Haar stem is noch bekend noch onbekend. Ze is volstrekt onpersoonlijk. Haar atmosfeer is noch ‘heet’ noch ‘koud’. Ze is in dit opzicht neutraal; ze is de stem van atman-buddhi-manas in ons, de monade zoals H.P.B. die noemde.

Ziet u het onderscheid? Het geweten is onze schatkamer van geestelijk-ethische wijsheid. Het is tot op zekere hoogte onfeilbaar, voorzover we zijn stem kunnen horen; en we kunnen die steeds meer horen door oefening, door training, door ernaar te luisteren, door haar te herkennen en te volgen. Maar omdat het slechts onze eigen verzamelde schat vertegenwoordigt, is het niet oneindig, en daarom niet in de ware zin van het woord altijd onfeilbaar. Maar als het om ieder van u als individu gaat en uw geweten fluistert u iets in, volg dat dan, want het fluistert alleen als u in gevaar verkeert of als u probeert juist te handelen; terwijl de stem van de intuïtie de stem is van de geest in ons en die is onfeilbaar. Ze kent geen grenzen. Ze is als het ware een rechtstreekse straal van de mahabuddhi van het heelal; en we kunnen de intuïtie in ons steeds sterker laten worden, ons denken laten verlichten en ons hart laten openen, door er niet bang voor te zijn, bang voor ingevingen, door niet bang te zijn ons geweten te volgen en onze intuïtieve ingevingen als we die krijgen. We krijgen die voortdurend.

De meeste mensen schamen zich ervoor intuïtief te handelen. Ze willen geen fouten maken. Voorzichtig, ja! Maar het is slechts voorzichtigheid, en niet aan te bevelen, laf, zwak en klein, als het alleen betekent dat men zich niet belachelijk wil maken, maar eerst meer wil leren. Een sterk mens is niet bang zich zo nu en dan belachelijk te maken, want hij weet dat dat hem juist stimuleert, hem wakker roept, hem aan het denken zet; en na een poosje zal hij zich niet meer belachelijk maken. Hij leert op zijn innerlijke kracht te vertrouwen. Dat is de manier om de intuïtie te ontwikkelen: niet bang zijn voor wat in u is. Veronderstel dat u fouten maakt – wat dan nog? Door oefening maakt men hoe langer hoe minder fouten.

Maak van uw geweten een vriend. De man of vrouw die de stem van zijn geweten niet in zijn ziel heeft horen fluisteren, die de tegenwoordigheid ervan nooit heeft gevoeld, is niet echt een mens. U weet wat ik bedoel met die vriendschap: we noemen het een stem die ons toefluistert, het is een licht dat altijd in u leeft en u zegt wat goed is – en dat te volgen, en wat fout is – en daarvan af te zien. Maak een vriend van uw geweten, stimuleer het, open uw hart en uw brein ervoor. Uw leven zal mooier worden, sterker, gelukkiger dan het nu is, omdat u dan de innerlijke stem volgt die de verzamelde wijsheid van de eeuwen is.

Hoe meer u uw geweten, dat uw eigen zelf is, het hogere deel van u, leert kennen, het vertrouwt en volgt, des te meer zal de intuïtie uw leven verlichten en rechtstreekse, onfeilbare kennis brengen.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 210-2

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag