Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Het sluiten van de deur naar het mensenrijk

Ik zou nog enkele woorden willen zeggen over deze ‘deur’ naar het mensenrijk. Natuurlijk is het geen deur. Dat is maar een manier van spreken. Zo betekent de deur tot een beroep dat een student is geslaagd. Als het dier innerlijk slaagt, met andere woorden uit zichzelf de menselijke kwaliteiten tevoorschijn heeft gebracht, is het geslaagd voor het mensenrijk; dat is zijn deur.

Het gaat bij het verschil tussen de dieren, de planten, de stenen, de mensen, de elementalen en de dhyani-chohans, of bij het verschil tussen twee ervan niet alleen om potentialiteit, maar om ontwikkelingsvermogen. Een kind is dus in potentie een man of een vrouw, maar is dat nog niet en heeft ook niet het vermogen van volwassenen voor het volwassen is geworden. De potentialiteit is er wel, maar wat ontbreekt is het vermogen. Dat is nog niet uit hemzelf tot ontwikkeling gebracht. Dat komt naarmate het kind groeit. Hetzelfde geldt voor de dieren. De potentialiteit tot het menszijn is er, maar het dier is nog geen mens omdat het vanuit zichzelf nog niet de menselijke kwaliteiten, eigenschappen, het vermogen om te denken, te voelen, zelfrespect, alle kwaliteiten die ons tot mens maken, naar buiten heeft gebracht.

Waarom was er een deur naar het mensenrijk die zich sloot op het laagste punt van het huidige manvantara? Het betekent eenvoudig dat op dat punt de dieren nog niet uit hun eigen innerlijk die geestelijke, mentale eigenschappen hadden voortgebracht die hen in staat zouden stellen op te klimmen naar het volgende rijk, het mensenrijk. Zij konden die stap niet doen. Ze wilden het niet; ze wisten er niets van omdat ze innerlijk nog niet waren ontwaakt. De mensen wel. Daarom was er voor de mensen geen deur. Zij kwamen omlaag langs de neergaande boog, passeerden het kritieke punt en begonnen omhoog te gaan langs de opgaande boog; en wij mensen zullen met klimmen doorgaan tot het einde van de zevende ronde.

Hier volgt nog een belangrijk punt om te onthouden: Er is voor ons mensen een deur in het midden van de vijfde ronde en die mensen die deze deur niet passeren, met andere woorden die op dat moment niet de weg omhoog kunnen gaan en in de zesde ronde niet het laagste dhyani-chohanische rijk kunnen ingaan, zullen daardoor ‘mislukkingen’ zijn en geleidelijk uitsterven en zullen moeten wachten op de volgende planetaire belichaming. Maar die mensen die wel slagen, met andere woorden, die verkiezen omhoog te gaan, zullen – als het grote moment van de keuze omhoog aanbreekt – langs de boog omhoog blijven klimmen.

Hoe komt dit allemaal? Er zijn tien of zelfs twaalf klassen monaden. We kunnen ze als volgt omschrijven: de drie dhyani-chohanische klassen boven de mens, dat wil zeggen de hoogste dhyani-chohanische, de middelste en de laagste dhyani-chohanische; dan volgt de mens, dan het dier, dan de planten, dan de stenen en dan komen de drie elementalenrijken. We hebben dus de drie elementalenrijken aan de ene kant, de drie dhyani-chohanische rijken aan de andere, en vier tussenrijken, mensen, dieren, planten en stenen, die samen tien verschillende klassen van monaden vormen, wat niets anders betekent dan monaden die in deze tien klassen zijn te verdelen omdat de individuen van elke klasse de kwaliteiten en eigenschappen hebben voortgebracht, met andere woorden het type, waardoor zulke monaden in rijken of klassen tot elkaar worden aangetrokken.

Wanneer een bepaald individu uit één van deze tien klassen door evolutionaire ontwikkeling latente krachten, eigenschappen, vermogens in hemzelf naar buiten brengt, dan gaat hij langzamerhand omhoog en passeert hij de deur naar het volgende rijk; vanuit het lagere bereikt hij het hogere, en dat noemen we een deur. Alle individuen die op elkaar lijken voegen zich samen. Alle X’en worden tot elkaar aangetrokken, alle Y’s en alle Z’s – met andere woorden, om een oude zegswijze te gebruiken, ‘soort zoekt soort’.

Nu iets over de dieren: zij vertonen in dit manvantara alle de neiging uit te sterven en het is een merkwaardig proces dat door die ene uitspraak niet echt wordt gedekt, maar die u toch een sleutel verschaft. Bij wijze van voorbeeld: alle dieren die in deze vierde ronde op aarde waren zullen opnieuw op deze aardbol verschijnen in de vijfde ronde, maar zijn daar dan een kortere tijd. Met andere woorden, zij komen en verdwijnen sneller; in de zesde ronde nog sneller; terwijl het in de zevende ronde waarschijnlijk zo is dat alleen de allerhoogste dieren, de mensapen en misschien nog enkele andere, overblijven. De andere sterven uit. De reden is dat ze op geen enkele manier ‘konden slagen’. Mijn mening, die voor verbetering vatbaar is door hen die veel meer weten dan ik, is dat waarschijnlijk de volgende ronde, de vijfde, voor de grote meerderheid van de dieren nagenoeg het einde zal betekenen.

De mensapen vormen een uitzonderlijk geval. Ze zijn niet menselijk, maar worden door het menselijke overschaduwd. Het menselijke is, als het ware, net begonnen zijn stralen in het brein van de mensapen te werpen. Als zij ‘slagen’ worden ze mensen van een heel laag en gedegenereerd type. Nee, dat is een verkeerd gekozen woord – van een heel laag onontwikkeld type tijdens de volgende ronde.

Al deze klassen zijn monaden, zoals ook de mens een monade is. Hij zorgt ervoor dat zijn lichaam zich verbetert terwijl hijzelf evolueert. Maar als de menselijke lichamen te grof voor hen worden, sterven de lichamen uit, dan willen de menselijke monaden er niets meer mee te maken hebben en worden ze afgedankt. ‘Het zijn geen geschikte rupa’s voor ons’, zullen ze zeggen en op die manier verdwijnen de lichamen. Dan zullen we lichamen voortbrengen die het type van de dhyani-chohanische lichamen benaderen, dat wil zeggen lichamen geschikt voor dhyani-chohanische wezens, die wij tijdens de zesde en zevende ronden zullen zijn geworden; en sommige mensen, die verder gevorderd zijn dan anderen, zelfs al tijdens het einde van de vijfde ronde.

U ziet dus dat al deze tien klassen van monaden dezelfde potentialiteiten hebben, maar niet van gelijke rang zijn, want ze zitten evenals menselijke kinderen in verschillende klassen op school, vanaf de kleintjes tot de gediplomeerde jonge mensen die de universiteit verlaten. De mogelijkheden zijn gelijk, maar de verschillende graden van ontwikkeling variëren sterk en het zijn deze verschillen in evolutionaire ontwikkeling die in feite de tien monadische klassen vormen.

Maar ik wil u nogmaals eraan herinneren dat zelfs wij mensen tijdens de volgende ronde de gelegenheid zullen krijgen door de open deur binnen te gaan in de laagste van de drie dhyani-chohanische rijken; en op deze open deur hebben H.P.B. en de meesters gezinspeeld met de term ‘het moment van keuze’, of de tijd van keuze. Het betekent dit: als we het midden van de vijfde ronde hebben bereikt, nauwkeuriger uitgedrukt, het midden van het vierde wortelras op de vierde bol van de vijfde ronde, zijn we dan gereed? Zullen we ons hebben ontwikkeld tot het punt waarop we het verschiet zien en verder willen gaan, daarheen? Als dat zo is dan gaan we door de deur van keuze. Dan beginnen we de plaats te naderen die het laagste dhyani-chohanische rijk nu inneemt, en zal dat rijk een stap omhoog zijn gegaan. De dhyani-chohanische rijken zijn eenvoudig monaden die door het menselijke stadium zijn gegaan en opklimmen naar het goddelijke stadium. Zij worden goden als ze slagen. Evenzo worden wij dhyani-chohans als wij ‘het halen’.

Ik wil dit nog zeggen: Er is absoluut geen tijd te verliezen, het leven gaat zo snel. Wij mensen leren zo langzaam en de tijd gaat in één enkele incarnatie even snel als in een manvantara. Er is geen tijd te verliezen om te besluiten te willen slagen. En er is geen abnormaal ascetisme of martelaarschap voor nodig of iets dergelijks. Het betekent alleen menselijker te zijn zodat men, door voortdurend een meer waarachtiger mens te worden, meer dhyani-chohanisch wordt. Het betekent niet alleen intellectuele groei. Het betekent morele groei, intellectuele groei, psychische groei, maar bovenal morele en geestelijke groei.

Wie zijn deze dhyani-chohans waarover we spraken? Als men zich de meest verheven soort mens voorstelt, waarvan de verbeeldingskracht zich in haar hoogste vlucht een beeld kan vormen, dan is men misschien een klein beetje in de buurt. Zij zijn evenals wij denkende, voelende, zich evoluerende wezens, en staan boven ons zoals wij boven de dieren staan. Zij hebben op deze aarde hun vertegenwoordigers, die sishta’s, overblijvers worden genoemd.

Als we een ogenblik terugkeren naar het onderwerp van de ronden is het interessant op te merken dat het derde dhyani-chohanische rijk deze aarde binnenkomt als wij als levensgolf naar bol E zijn gegaan. Zij vormen de hogere klasse en komen in de ronde achter ons, niet wat evolutie betreft, want zij staan hoger dan wij, maar alleen wat volgorde van verschijning betreft; en deze dhyani-chohans evolueren nu op bol C.

Laten we naar ons vorige onderwerp terugkeren: Ik heb vaak gedacht hoe vergaand de waarschuwing is in de woorden van de meester in de Mahatma Brieven, ‘Hoeveel miljoenen zullen vergaan?’ Het betekent niet dat ze worden vernietigd, het betekent dat de rest van dit manvantara vóór hen verloren gaat omdat ze zich afzijdig hebben gehouden voor het moment van keuze kwam, ze waren niet bereid om te zien, daardoor te zwak om verder te gaan, te onverschillig om hogerop te klimmen, ze misten de geestelijke en intellectuele verbeeldingskracht om sterker en beter, zuiverder en edeler te willen worden. Daarom zullen zij niet ‘slagen’. De waarheid is dat ze het eenvoudig niet willen.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 191-4

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag