Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Esoterische verwijzingen naar cyclussen

Kortgeleden werd ik erop attent gemaakt dat een nieuw lid van de T.S. (Theosophical Society) te kennen had gegeven dat hij moeilijk kon begrijpen van wie onze heilige methoden voor het berekenen van cyclussen en tijdperken afkomstig waren, zoals bijvoorbeeld de bekende en moeilijk te doorgronden tijdperken die de brahmanen uit India gebruiken en die ook de onze zijn.

Wat ik te zeggen heb is zo ingewikkeld dat ik aarzel, maar ik zal mijn best doen. Ingewikkeld door de vele vertakkingen of onderverdelingen die de natuur te zien geeft, hoewel ze in essentie eenvoudig is en de regels waarop deze heel oude berekeningen berusten al even eenvoudig zijn.

Sleutelgetallen van het zonnestelsel

Deze berekeningen, op grond waarvan de theosofische ziener of profeet, zoals hij in de oudheid zou zijn genoemd, de toekomst kan zien als hij voldoende geschoold en bekwaam is, berusten niet op willekeur. Ze zijn door niemand uitgevonden. Ze zijn gebaseerd op de natuur zelf en voornamelijk op kosmische bewegingen, vooral van de planeten. Ik geef u nu de sleutel en zal proberen die tot op zekere hoogte te verklaren. De geheime getallen van deze hindoeyuga’s, die vooral veel wiskundig aangelegde theosofen hoofdbrekens hebben gekost, liggen verborgen in een combinatie van het jaar van Saturnus en het jaar van Jupiter, uitgedrukt in aardse jaren. Dat is de sleutel.

De fout die theosofen voortdurend hebben gemaakt is dat ze probeerden deze getallen van de yuga’s door 7 te delen en dat is niet mogelijk, want geen van die sleutelgetallen is door 7 deelbaar zonder dat er een rest blijft. 7 is het grondgetal van onze aarde, 10 van het zonnestelsel en 12 van ons melkwegstelsel, dat natuurlijk ons zonnestelsel omvat en dit laatste op zijn beurt onze aarde.

De sleutelgetallen zijn als volgt: Het jaar van Jupiter, uitgedrukt in aardse jaren, is circa 12, d.w.z. 12 van onze jaren vormen één jaar van de planeet Jupiter. Het Saturnusjaar, uitgedrukt in aardse jaren of onze jaren, is circa 30. Dat zijn uw twee sleutelgetallen: 12 en 30. Vermenigvuldig deze met elkaar en men krijgt 360; 30 x 12 = 360.

Ik wil uw aandacht vestigen op een belangrijk feit in de natuur, waarvan de meest intuïtieve astronomen een vermoeden hebben; tot nu toe is echter geen van hen erin geslaagd zijn intuïtieve inzicht te bewijzen. Het is het feit dat ons zonnestelsel een organisch wezen is, een organisme, met andere woorden een individu, evengoed een organisme als het menselijk lichaam. Alle planeten van het zonnestelsel, met de zon en onze maan en andere manen, zijn als het ware aan elkaar gekoppeld en vormen een mechanisme aan de hemel, waarin ze zich ritmisch of harmonisch bewegen. Het is duidelijk dat, als dit niet zo was, er in de bewegingen van de lichamen van ons zonnestelsel geen sympathie, geen symfonie, geen harmonie zou zijn; deze lichamen zouden dan onordelijk heen en weer bewegen en we weten maar al te goed dat ze dat niet doen.

Theosofische wiskundigen die nog niet over deze sleutel beschikten, zijn allen op een dwaalspoor geraakt door het feit dat – hoewel de jaren van elke planeet van het zonnestelsel duidelijk aantonen dat al deze planeten onderling synchroon bewegen, alsof ze aan elkaar zijn gekoppeld en raderen in een machine zijn – de omlooptijd van elk van deze planeten toch niet een veelvoud is van een andere kortere omlooptijd of jaar. Er is altijd een verschil. Het jaar van Jupiter bijvoorbeeld duurt 11,86 aardse jaren, niet helemaal 12. Het jaar van Mars duurt niet precies twee aardse jaren, maar 1,88.

Waar ik op wil wijzen is dit: Deze gebroken getallen, waardoor de omlooptijden van de planeten op geen enkele manier precies met elkaar in overeenstemming zijn te brengen, zijn juist een bewijs voor de theorie; er wordt namelijk mee aangetoond dat, hoewel alle planeten als het ware aan elkaar zijn gekoppeld, en synchroon en harmonieus werken als een machine met in elkaar grijpende raderen, iedere planeet toch zelf een individu is met een zekere mate van bewegingsvrijheid. Als we deze essentiële vrijheid in gedachten houden, kunnen we de volgende punten beter begrijpen: in de eerste plaats dat het zonnestelsel een bezield organisme is, bestuurd door intelligentie; en ten tweede, dat elk van de planeten, al werkt ze in harmonische ritmen en met gecoördineerde tijden met alle planeten samen, toch een kleine eigen beweging heeft, en als het ware elk jaar ongemerkt iets verschuift; in de loop van de tijd verandert daarom het patroon van de planeten. Dit leidt tot de verschillen in lot en bestemming niet alleen van de mensheid en van de bewoners van de andere planeten, maar het brengt ook de karmische variaties en wijzigingen van het zonnestelsel teweeg. Ik leg grote nadruk op dit punt, want het is heel belangrijk.

Ik wil uw aandacht vragen voor enkele feiten om u te laten zien wat ik bedoel met de ritmische bewegingen en om te bewijzen dat alle planeten door hun jaarlijkse omwentelingen – met andere woorden de duur van de planetaire jaren uitgedrukt in aardse jaren – organisch met elkaar zijn verbonden.

Neem bijvoorbeeld het jaar van Jupiter: het Jupiterjaar = circa 12 aardse jaren. Let nu op: de planeet Mercurius heeft ongeveer 48 eigen jaren in één Jupiterjaar. 48 is 4 x 12. Het getal 12 komt hier weer terug. U zult zich herinneren dat ik 12 en 30, of 6 zo u wilt, de sleutelgetallen noemde. [‘In alle oude Sanskrietwerken – vedische en tantrische – ziet u dat het getal 6 vaker voorkomt dan 7 – omdat dit laatste getal, het middelpunt, daarin ligt besloten, want het is de kiem van de zes en hun matrix.’ – De Mahatma Brieven, blz. 383]

Venus heeft ca. 20 jaar tegen één Jupiterjaar. Deze 20 is niet deelbaar door 12, maar als we een langere cyclus nemen, bijvoorbeeld de cyclus van 360 (18 x 20) jaar, dan geldt 12 op de 360 is 30, nietwaar? Nu is 18 gelijk aan 12 + 6 of de helft van 36 en dat is 3 x 12, en 36 is 1/10 van 360. Ik wil u laten zien dat deze sleutelgetallen telkens en telkens terugkeren. Het resultaat van iedere berekening in deze in elkaar grijpende planeetbewegingen is deelbaar door de factor 6 of 12, of 60 of 30.

De aarde heeft dus 12 jaar tegenover één van Jupiter. Het jaar van Saturnus duurt 30 van onze jaren. 12 op de 30 is 2 1/2. Maar dat is niet zo’n goed getal, en we zien daarom bij verdere uitwerking dat we de grotere cyclus moeten nemen, die zowel het Saturnusjaar als het Jupiterjaar omvat. Dat is de beroemde cyclus van 60 jaar die in heel China, Mongolië, Tibet, Azië – in heel Azië en het oude Europa – bekend is. Wat is deze cyclus van 60 jaar? 5 jaar van Jupiter uitgedrukt in aardse jaren. 5oxo12 = 60. Het Saturnusjaar, dat 30 van onze jaren duurt, gaat tweemaal in 60. We zien dus dat 5 Jupiterjaren gelijk zijn aan 2 Saturnusjaren. De verhouding is 5 staat tot 2, d.w.z. beide zijn deelbaar op 60 zonder dat er een rest blijft.

De belangrijke cyclus van 5040

Nu komen we op ‘een heel moeilijk punt’, zoals sommigen van onze vrienden steeds zeggen! De Ouden kenden volgens mij de planeten Uranus en Neptunus, maar namen ze niet op in hun astronomische geschriften. Theosofen weten waarom. Het zou buitengewoon interessant zijn om dit waarom te verklaren, maar ik zou daar een week voor nodig hebben. Ik wil er alleen aan toevoegen dat al deze astronomische tijdperken – en dat zijn deze hindoeyuga’s – al deze astronomische cyclussen en sleutelgetallen zijn gebaseerd op de vastgestelde sleutelgetallen van Jupiter en Saturnus met 12 en 30 als factoren. Toch komt hier een heel interessant feit naar voren. Hoeveel Jupiterjaren omvat de planeet Uranus? Ik bedoel, hoeveel Jupiterjaren zijn er begrepen in één jaar van Uranus? 7, bijna op de kop af. Hoeveel Jupiterjaren omvat de planeet Neptunus, m.a.w. één Neptunusjaar? 14 Jupiterjaren. Als u deze gedachtegang zorgvuldig volgt, dan raakt u er meer en meer van overtuigd dat er een verband bestaat tussen de omlooptijden van alle planeten, een verband dat de duur betreft. Hoewel ik nooit de tijd had dit alles uit te werken, ben ik ervan overtuigd dat een of andere theosofische wiskundige ‘expert’ eraan zou kunnen beginnen en zou ontdekken dat de planeten Uranus en Neptunus in nog grotere tijdcyclussen passen.

Een van de belangrijkste cyclussen die zelfs door Plato wordt genoemd in zijn dialoog De Wetten duurt 5040 jaar. Dit getal heeft verschillende kenmerken die het tot een merkwaardig getal maken. Eén ervan is dat het door 58 verschillende getallen deelbaar is, waaronder de sleutelgetallen die ik heb genoemd, te weten 5, 6, 12, 30, 60 en natuurlijk 36, 72 en 360. Maar wat opmerkelijk is aan deze cyclus van 5040 is dat hij ook deelbaar is door 7, wat het quotiënt 720 oplevert – waarin we weer het sleutelgetal 72 aantreffen, x 10.

Verder wordt dit getal 5040 gevormd door de eerste zeven gehele getallen van de eenvoudige rekenkundige reeks met elkaar te vermenigvuldigen, op deze manier: 1 x 2 x 3 x 4 x 5 x 6 x 7 = 5040. Dit merkwaardige getal of deze cyclus, door Plato in een ander verband zo nadrukkelijk genoemd, was natuurlijk aan de oude astronomen, astrologen en wiskundigen bekend; door dit getal of deze cyclus als deeltal te gebruiken, zien we dat de jaarduur van elke planeet, of het nu gaat om de 7 heilige planeten die in de oudheid bekend waren of die waarvan wordt verondersteld dat ze toen niet bekend waren, zoals Uranus, Neptunus en Pluto, deelbaar is op 5040 zonder een rest over te laten. Anders gezegd, 5040 is een cyclus die de planetaire jaren van alle planeten in het zonnestelsel omvat en met elkaar verbindt, doordat een van zijn factoren het getal 7 is – een hoogst interessant feit, en waard te worden bestudeerd.

De beroemde babylonische cyclus

Ik wil nog eens uw aandacht vragen voor dit getal 60. Bedenk dat het 5 maal het Jupiterjaar is, dat 12 van onze jaren telt, en tweemaal het Saturnusjaar; het Saturnusjaar duurt ongeveer 30 van onze jaren. Het is 1/10 van de Babylonische neros van 600 jaar; neem het kwadraat van 60 en men krijgt de beroemde Chaldeeuwse of Babylonische saros, 3600 jaar. Deze cyclus van 60 jaar is natuurlijk het grondtal van de beroemde zogenaamde Babylonische sexagesimale methode van rekenen, dat wil zeggen het rekenen met 60-tallen. Maar zoals we weten van Berosus, zoals hij door bepaalde Griekse schrijvers wordt genoemd die over hem hebben geschreven en die ons fragmenten van deze Chaldeeuwse geschriften hebben nagelaten, vormde het sexagesimale stelsel van rekenen of tellen een integrerend deel van het stelsel waarvan we weten dat het sinds onheuglijke tijden in Hindoestan gangbaar was. In de fragmenten die Berosus ons naliet deelt hij ons ook mee dat de beroemde yugagetallen van de hindoes, gebaseerd op 4 3 2, in zowel Babylonië als India bekend waren. Het grondtal 60 van het zestigtallige stelsel is natuurlijk een factor van 4320 met toevoeging van een aantal nullen, afhankelijk van de duur van de cyclus. Een van de meest gangbare tijdsperioden die bekend zijn uit de Chinese geschriften is de genoemde cyclus van 60 jaar: zoveel cyclussen van 60 jaar geleden leefde en onderrichtte die en die.

In verband met het getal 5 zou ik u er ook aan willen herinneren dat het Latijnse lustrum een periode van 5 jaar was, die in acht werd genomen door de Romeinse staat en zelfs voor heilig gold. Men kende ook de cyclus van 60 jaar, d.w.z. vijfmaal één Jupiterjaar.

Verder wordt in India de cyclus van 60 jaar voortdurend gebruikt bij wiskundige, astronomische, astrologische en andere berekeningen, wat ook het geval is met 6 en 12.

Als men aan deze materie aandacht besteedt, neemt men zoveel feiten waar, verspreid over de aarde en onder alle mensenrassen en in alle tijden, dat men al studerend tenslotte tot de overtuiging komt dat wat theosofen leren waar is, namelijk dat er eens een wijsheidsreligie van de mensheid bestond die over de hele wereld bekend was.

De cirkel van 360°

Aan Babylonië, maar oorspronkelijk aan India, ontleenden wij in het westen de methode om de cirkel in 360 graden te verdelen, waarvan elke graad bestaat uit 60' en deze weer uit 60". Weet iemand waarom de Babyloniërs het getal 360 kozen? Waarom kozen ze geen ander getal? Ik zal het u zeggen: het getal 360 komt voort uit een oude theosofische lering van de godswijsheid van de mensheid uit de oudheid, die erop neerkomt dat het ware aantal dagen van een jaar 360 is, de cyclus van de jaargetijden. Maar in de loop van de eeuwen en als gevolg van het feit dat de aarde een individu is met een eigen wil, doet ze soms iets, niet zozeer uit ongehoorzaamheid aan de voorschriften van het stelsel waarmee ze is verweven, niet uit ongehoorzaamheid aan vader zon als de heer en koning van zijn rijk, maar omdat ze, evenals de andere planeten, besluit op eigen gelegenheid een beetje te bewegen. Het gevolg is dat met het verstrijken van de eeuwen – als we het gemiddelde van 360 dagen in een jaar aanhouden – de dagelijkse omwenteling van de aarde (die dag en nacht veroorzaakt) enige tijd iets versnelt en het aantal dagen eerst 361 wordt en dan 362 in een jaar en dan 363, 364, en nu, in onze tijd, bestaat het jaar uit 365 en een kwart dag. Dan schommelt het aantal dagen weer terug naar de normale 360 dagen per jaar; daarna vertraagt de aarde haar omlooptijd, zodat eeuwenlang – hoe lang is een vraag die hier niet van betekenis is – een aards jaar korter duurt dan 360 dagen: 359, 358, 357, 356, tot ze het einde van die fluctuatiecyclus bereikt. Daarna slingert ze weer terug en zo blijft de aarde met deze fluctuaties doorgaan.

Daarom verdeelden de Babylonische ingewijden, die hun oude wijsheid oorspronkelijk uit India ontvingen, de cirkel in 360 punten of graden; in hun tempelcrypten en inwijdingskamers werd hun namelijk geleerd dat het werkelijke aardse jaar uit 360 eenheden of dagen bestaat, wat inderdaad het geval is. Daaraan ontleende men in de wiskunde de verdeling van de cirkel in 360 punten, tanden of graden – de naam doet er niet toe. Het is een wiel, een tijdwiel, wat inderdaad op de aarde van toepassing is.

Dageraden en schemeringen

Yuga’s Goddelijke jaren Zonnejaren
Dageraad 400 144.000
Kritayuga 4000 1.440.000
Schemering 400
-------------
144.000
-------------
  4800 1.728.000
Dageraad 300 108.000
Tretayuga 3000 1.080.000
Schemering 300
-------------
108.000
-------------
  3600 1.296.000
Dageraad 200 72.000
Dvaparayuga 2000 720.000
Schemering 200
-------------
72.000
-------------
  2400 864.000
Dageraad 100 36.000
Kaliyuga 1000 360.000
Schemering 100
-------------
36.000
-------------
  1200 432.000
Goddelijke jaren: 12.000; Zonnejaren: 4.320.000

Merk op hoe het aardse jaar met zijn verdeling in dagen op zijn beurt met andere planetaire cyclussen is verweven: het Jupiterjaar is 12 van onze jaren en het Saturnusjaar is 30 van onze jaren. 30 x 12 is 360. Wonderlijk dat het aantal dagen van ons jaar precies gelijk is aan het product van de jaren van Saturnus en Jupiter. Een bekende passage in de joodse bijbel zegt: ‘De dagen van onze jaren bedragen zestig en tien’ – 70. Dit is in feite een oosterse manier – de joden waren oosterlingen – om een rond getal te gebruiken voor 72. Weet u hoe zij vanuit 60, dat is 5 Jupiterjaren of 2 Saturnusjaren, op 72 jaren komen? Wat is 1/10 van 60? 6. Neem 6 voor de dageraad en nog eens 1/10 voor de schemering: 6 + 60 + 6 = 72. Op dezelfde manier ziet u in de tabel dat er een dageraad en een schemering is voor elke kosmische periode; en de dageraad en de schemering hebben in alle gevallen eenzelfde relatieve duur en zijn in alle gevallen 1/10 van de cyclische periode. 1/10 van 4000 is 400 – de dageraad; 1/10 van de 4000 is 400 – de schemering. Tretāyuga bestaat uit 3000 goddelijke jaren, let wel, niet onze zonnejaren: 1/10 van 3000 is 300 – de dageraad; 1/10 van 3000 is 300 – de schemering. Het volgende is dvāparayuga. Dat duurt 2000 goddelijke jaren; 1/10 daarvan is 200; 1/10 van 2000 is weer 200 – de schemering. Zo gaat het ook met het laatste yuga, kaliyuga, met een duur van 1000 goddelijke jaren; 1/10 daarvan, 100 – de dageraad; nogmaals 1/10 – 100, de schemering. Een eenvoudiger manier is natuurlijk om 2/10 of 1/5 te nemen om de gezamenlijke duur van dageraad en schemering te vinden.

Andere interessante factoren

Nu nog iets belangwekkends over deze 72: een mens is een kind van het heelal en omdat hij het kind ervan is, gelden de wetten ervan ook voor hem. Het leven ervan is het zijne, de hartslag ervan is de zijne. De ritmische perioden in de natuur moeten daarom ook in de mens werken. Een van de belangrijkste ritmische bewegingen in de mens is de polsslag. Weet u wat de gemiddelde polsslag van een mens is? 72. 72 slagen van zijn pols per minuut of, zo u wilt, 60 polsslagen plus de vermeerdering van de aanloop, plus de vermeerdering van het terugvallen in de volgende polsslag. 60 plus 12; 5 x 12 + 12. Ziet u hoe deze getallen terugkeren? 72 is twee keer 36. U herinnert u nu de 360, en 36 is 6 x 6. U ziet hoe de getallen telkens weer tevoorschijn komen, wat u ook doet. 6 gaat 12 keer in 72 polsslagen van de mens per minuut. 6 x 12 is 72.

Een belangwekkende factor is de volgende. Bij het opsommen van de jaren van de verschillende planeten sprak ik met opzet niet over de maan, want het denken van de mens is zo vervuld van de astronomische leringen van het westen, waarin de maan niet wordt gezien als een echte planeet, dat ik u niet in de war wilde brengen. Maar de natuur werkt overal zo systematisch, volgens dezelfde wetten, dezelfde ritmen, dezelfde beginselen, dezelfde polsslag, dat wat de astronomen de kleine saros noemen, dat wil zeggen de eclipscyclussen, de cyclus die het aantal jaren omvat waarna de eclipsen weer beginnen en zich bijna herhalen zoals ze eerst waren, 18 jaar en ongeveer 10 of 11 dagen duurt. De dagen kunnen we hier buiten beschouwing laten. 18 jaar: 6 x 3, 12 plus 6, 1/2 van 36. Ik wil uw aandacht vragen voor deze sleutelgetallen die steeds weer tevoorschijn komen. Maar dat is niet alles. Weet u hoe groot het gemiddelde aantal eclipsen is in deze kleine saros van 18 jaar – zonne-eclipsen en de eclipsen van de maan? Het gemiddelde aantal is 72.

Nog een interessant feit. Volgens de moderne astronomie verschijnen de zonnevlekken of wordt hun maximum bereikt om de ruim 11 jaar, 11 en 1/3 of zoiets. Maar ook hier moeten we de libraties niet vergeten; als we alles overzien, met alle factoren rekening houden en met de manier waarop het zonnestelsel al zijn bollen met elkaar heeft verbonden als de tanden van een rad, waarbij toch elk een geringe eigen onafhankelijke beweging heeft, wat op den duur het patroon wijzigt – dan valt als interessant feit op dat de zonnevlekken samenvallen met het perihelium van Jupiter. Verklaar dat eens als u wilt. Evenals alle andere planeten maakt Jupiter zijn jaarlijkse rondgang of baan, of omloop, om de zon en hij doet dat in 12 van onze jaren. Op deze weg bereikt hij een punt in zijn baan dat dichterbij de zon ligt dan elk ander punt in zijn baan. Dat wordt perihelium genoemd, dichtbij de zon. Tijdens het perihelium van Jupiter bereiken de zonnevlekken hun maximum, ruwweg elke 12 jaar, tussen 11 en 12 jaar. Het is opmerkelijk – en ik zou er bijna alles onder willen verwedden – dat als wij de statistische gegevens konden verzamelen, we zouden zien dat het uitbreken van ziekten en andere aandoeningen van de mensheid samenvalt met deze perioden van 12 jaar, van maxima of minima van zonnevlekken. Enige tijd geleden zag ik een dergelijke berekening waarin werd aangetoond dat epidemieën van ontsteking van het ruggemergvlies uitbraken bij elk zonnevlekkenmaximum. Met andere woorden als de planeet Jupiter het dichtst bij de zon stond, ongeveer elke 12 jaar.

Weet u dat het in de moderne westerse astrologie gebruikelijk is over de planeet Jupiter te spreken als de grote weldoener en over Saturnus als de grote boosdoener. Maar voor mij grenst dat aan onzin. Ik geef u één voorbeeld waaruit blijkt dat hier sprake is van een verdraaiing van feiten. Enige tijd geleden las ik over een heel interessante statistische ontdekking van een Franse schrijver die aantoonde dat telkens wanneer Jupiter in één van zijn knopen stond – zoals astronomen dit uitdrukken – gewelddelicten enorm toenamen. Telkens wanneer Saturnus in een knoop stond, kwamen opmerkelijk weinig gewelddelicten voor. Dat is eenvoudig te verklaren. Jupiter stimuleert mensen en spoort ze aan te handelen en in beweging te komen. Saturnus kalmeert, brengt evenwicht en stabiliteit. Het is nu eenmaal zo dat elke planeet zijn goede en slechte zijde heeft, iedere planeet kan een weldoener zijn of een boosdoener, naar gelang van zijn werking. Dat is ware astrologie en alles waarover we hebben gesproken is ware archaïsche astrologie, of theosofische astrologie.

Het goddelijke jaar en de yuga’s

Ik wil opnieuw uw aandacht vragen voor de tabel. Een goddelijk jaar is de naam die volgens dit stelsel van archaïsche berekening van tijdsperioden wordt gegeven aan 360 van onze jaren of zonnejaren. Daarom zijn 12.000 goddelijke jaren 4.320.000 zonnejaren. Deze zijn als volgt samengesteld: het kritayuga van 4000 goddelijke jaren – 1.440.000 zonnejaren, met de dageraad en schemering daarvan – duurt 1.728.000 jaar (en is 1728 niet de derde macht van 12?). Het tretayuga is 3000 goddelijke jaren. Vermenigvuldig dit met 360 om er onze gewone zonnejaren van te maken, en dan krijgt men 1.080.000 jaar. Voeg daarbij de 2/10 voor dageraad en schemering en de uitkomst is 1.296.000 jaar.

In de tabel zit deze reeks van 144 (het kwadraat van 12). Staat niet in Openbaringen van het christelijke Nieuwe Testament dat de door de Heer bezegelden of geredden 144.000 in aantal zullen zijn? U ziet hier weer het mystieke getal 144, daar gaat het om. Men kan nullen toevoegen of weglaten naar gelang van de tijdsperiode of cyclus waarover het gaat. Het is de kop van de reeks cijfers die belangrijk is – 144. Het kwadraat van 12, tweemaal 72, 4 x 36 enzovoort. Dan komen we nu tot het dvaparayuga: maak er zonnejaren van, met dageraad en schemering, en men krijgt 864.000; dan kaliyuga, het tijdperk waarin we nu zijn en dat de IJzeren Eeuw wordt genoemd, en als men daarbij de 2/10 voor dageraad en schemering voegt, krijgt men 432.000 jaar. Dit systeem of deze wiskundige berekening, waarbij een aanloop en afsluiting bij elke grote periode of cyclus wordt geteld, wat de hindoes dageraad en schemering noemen, is een archaïsche berekeningsmethode die op de natuur zelf is gebaseerd, want zij leidt alles wat ze doet altijd in met een voorbereidingsperiode, hetzij in tijd of bij verschijnselen (of beide) of waar het ook over gaat. Alle ziekten ontstaan in de dageraad of voorbereiding. Dan is er ziekte. Dan komt de schemering van de ziekte als ze geleidelijk verdwijnt. Om de volledige duur van een cyclus te weten moet men niet alleen de duur van de cyclus zelf kennen, maar ook zijn dageraad en schemering, zijn begin en einde.

U ziet dat er zoveel kanten zitten aan een studie als deze, dat men kan blijven doorpraten, zolang de herinnering feiten aandraagt die uit de natuur zijn vergaard.

De tetraktis van pythagoras

tetraktisIk wil u wijzen op wat de tetraktis van Pythagoras wordt genoemd. Deze was zo heilig bij de oude pythagoreeërs dat ze er eden op aflegden, en een pythagoreeër zou evenmin een eed breken afgelegd op de heilige tetraktis als een andere. Het was een eed die eenvoudig niet kon worden gebroken. Waarom vonden ze die zo heilig? Ze gaven als antwoord: omdat ze, opgeteld, 10 vormt. Het was 4 + 3 + 2 + 1 = 10. Wat is 1/10 van 10? 1. Tel één bij als dageraad en nogmaals 1/10 van 10 als schemering en men krijgt 12. Zij stelden zich de tetraktis van Pythagoras soms zó voor: één bol, dan twee bollen, dan drie, dan vier. 1 + 2 = 3, + 3 = 6, + 4 = 10. De tetraktis van Pythagoras, 4, 3, 2, 1, ziet u ook in de yuga’s in hun getalsmatige volgorde van de cyclussen. Dezelfde getallen, dezelfde manier van tellen, dezelfde grondgedachte. Geen wonder dat de pythagorische filosoof zwoer bij de heilige tetraktis, want het stond gelijk met te zeggen ‘Ik zweer bij de heilige Zeus’, alsof hij daarmee zei ‘Vader en Heer van het Leven, van wie mijn eigen leven een vonk is, waarheid van de waarheid, en leven van het leven, het ware van het ware’, – het was een eed die geen enkele pythagoreeër ooit zou durven breken. Het stond gelijk met zweren bij het eigen hogere zelf.

Andere cyclussen

Nu nog een andere gedachte. Heeft u het afgelopen jaar de nachtelijke hemel wel eens nauwkeurig bekeken? Als dat zo is, dan zult u hebben opgemerkt dat de planeten Saturnus en Jupiter al enige tijd dichtbij elkaar staan en binnenkort weer uit elkaar zullen gaan [maart 1941]. De Ouden leerden dat de samenstand van Jupiter en Saturnus altijd een begin betekende van opmerkelijke veranderingen en gebeurtenissen op onze aarde. (Ook elders in het zonnestelsel, maar wij zijn natuurlijk meer geïnteresseerd in wat er op aarde gebeurt.) Om te weten wanneer zo’n gebeurtenis zich weer voordoet met de andere planeten zoals ze nu staan, d.w.z. zoals ze op 11 mei 1941 zullen staan, zijn ingewikkelde berekeningen nodig. Het kan duizenden en duizenden jaren duren voordat de planeten alle terugkeren tot de positie die ze nu aan de hemel innemen; maar wat de twee planeten Saturnus en Jupiter betreft, deze zullen – omdat 5 jaar van Jupiter gelijk is aan 2 jaar van Saturnus – elkaar weer in samenstand passeren over 60 jaar, dichtbij dezelfde plaats: 5 jaar van Jupiter = 2 van Saturnus: denk er eens over en vergeet deze sleutelgetallen niet.

Er zijn bijna ontelbare cyclussen van verschillende lengte en van sterk uiteenlopende betekenis, die evengoed bekend waren aan de Ouden als aan de weinigen uit onze tijd die op de hoogte zijn van esoterische chronologie en het berekenen van cyclussen. Zo is er bijvoorbeeld de bekende astronomische cyclus van 25.920 jaar die de precessiecyclus wordt genoemd, deelbaar door vele, zo niet alle factoren of sleutels die al werden genoemd, en die door zijn invloed op het lot van de mensheid een van de belangrijkste is.

Dan is er de zogenaamde grote orfische cyclus van 120.000 jaar, die natuurlijk 1/3 deel uitmaakt van de nog grotere en nog veel belangrijker cyclus van 360.000, die te maken heeft met rastijdperken.

Het sleutelgetal 72

De volgende reeks omvat cyclussen die betrekking hebben op het sleutelgetal 72 – dat zelf natuurlijk cyclussen weergeeft met verschillende duur, afhankelijk van het aantal nullen dat eraan wordt toegevoegd; elke op de lijst voorkomende cyclus is belangrijk en de moeite van het bestuderen waard voor wie belangstelt in al wat met cyclussen te maken heeft:

72 x 10 = 720

720 x 2 = 1440

720 x 3 = 2160 – dit is een uiterst belangrijke cyclus, omdat hij een rol speelt bij de berekening van de hierboven genoemde precessie-cyclus, want er gaan 12 van die cyclussen van 2160 in de precessiecyclus van 25.920.

720 x 4 = 2880

720 x 5 = 3600 – een cyclus, goed bekend aan historici en onderzoekers met belangstelling voor chronologie als de beroemde Babylonische saros, die bij vermenigvuldiging met 100 of 102 gelijk is aan de al eerder genoemde rascyclus van 360.000.

720 x 6 = 4320 – alweer een heel beroemd cyclisch sleutelgetal, dat in het oude Hindoestan en Babylonië en in de esoterische of occulte scholen van praktisch heel Azië en het oude Europa goed bekend was, een cyclus die met toevoeging van nullen zelfs een nog belangrijker rascyclus is dan de al vermelde 360.000.

720 x 7 = 5040 – nog een buitengewoon nuttige, interessante en belangrijke cyclische periode, met of zonder extra nullen om een kortere of langere periode aan te duiden, en die zelfs, zoals al gezegd, door Plato in zijn Wetten wordt genoemd.

De ingewijde astronoom-astrologen uit de oudheid zaten er met hun profetieën zelden naast, want een betrekkelijk volmaakte kennis van de onderlinge samenhang van de bewegingen van planeten en van andere kosmische tijdsperioden, grote zowel als kleine, stelde hen in staat met de nauwkeurigheid van de natuur zelf gebeurtenissen te voorspellen waarvan zij wisten dat ze zich zouden voordoen, op grond van hun kennis van wat in voorafgaande tijdcyclussen had plaatsgevonden; alle cyclussen herhalen zich en brengen min of meer dezelfde reeks gebeurtenissen of gevolgen met zich mee wanneer deze cyclussen opnieuw beginnen. Men moet bedenken dat dit in geen enkel opzicht fatalisme betekent; want als gevolg van wat de moderne astronomie de onregelmatigheden in de bewegingen van planeten en andere hemellichamen noemt, is geen enkele cyclus, hoewel die zich voortdurend in de tijd herhaalt, ooit volkomen gelijk aan de voorafgaande cyclus. Elke cyclus die opnieuw zijn baan begint, verschilt altijd in mindere of meerdere mate van zijn vorige baan.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 3-15

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag