Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Planeetketens en beginselen

Al jaren heb ik het gevoel over een moeilijk aspect van de leer te moeten spreken om te proberen tenminste enkele eenvoudige misvattingen recht te zetten die, vrees ik, bij enkelen van onze beste medestudenten zijn ontstaan; ik weet het niet zeker, maar ik heb wel de indruk dat dit het geval is. Het heeft betrekking op de planeetketens, een heel technische maar mooie leer en erg suggestief, mits op de juiste manier begrepen, een leer die een duidelijke morele waarde heeft voor het leven van de mens door de conclusies die iemand die deze leer van de planeetketens bestudeert, kan trekken.

Er bestaan natuurlijk planeetketens waarvan we geen enkele zintuiglijke kennis hebben omdat hun laagste of vierde bol – volgens H.P.B.’s zevenvoudige telling – hun respectievelijke vierde bollen zich of boven of onder ons gebied van het zonneheelal bevinden. We zien die andere bollen dus niet omdat ze zich buiten het terrein bevinden dat onze ogen kunnen waarnemen. Toch bestaan die hogere of lagere planeetketens. Tot zover over dit punt.

Toen H.P.B. kort voor, tijdens en na het drukken van haar grote werk De Geheime Leer de leer van de planeetketen voor het eerst bekendmaakte, stelden de lezers die dachten de leer over de planeetketens te begrijpen, zich voor dat de andere bollen van een planeetketen, zoals onze eigen aardse planeetketen, alleen andere aspecten waren van de bol op het vierde gebied van elke keten, zoals bijvoorbeeld van onze aardbol, onze bol D van onze keten – als het ware verschillende bewustzijnsniveaus van onze bol D, die reiken van het grofste of ons stoffelijk gebied tot het geestelijke. Die gedachte zette zich zo vast in de geest van de onderzoekers van die tijd en maakte zoveel opgang dat zij onopzettelijk en volstrekt ten onrechte over de andere bollen van onze of een andere planeetketen spraken alsof het de beginselen van onze aardbol waren of van een andere bol op het vierde gebied van zijn keten, zoals Venus of Saturnus, Mars of Jupiter. Dat alles is onjuist. De reden voor die vergissing was de zeer opvallende en sterke analogie die er bestaat tussen de bollen van een planeetketen en bepaalde aspecten van de zevenvoudige constitutie van de mens, waarover in die tijd weinig werd gesproken, maar die tegenwoordig veel beter worden begrepen, namelijk de monaden in de zevenvoudige menselijke constitutie.

Jarenlang is er te veel nadruk gelegd op dit denkbeeld waarover ik zojuist sprak, dat de andere bollen van onze planeetketen als het ware de beginselen van onze bol D zijn. Ik heb me daarom veel moeite gegeven verandering te brengen in die gedachtegang, tot ik me ongeveer een jaar geleden plotseling ervan bewust werd dat de gedachten zich veel te veel en te ver in de andere richting hadden bewogen en dat onze leden de heel opvallende en sterke analogie tussen de monaden in de constitutie van de mens en de bollen van een planeetketen uit het oog hadden verloren; ze begonnen de bollen van onze of van een andere planeetketen te zien als vrijwel niet met elkaar verbonden individuen, niet verwante bollen of alleen bijeengehouden door een zwakke en subtiele karmische lotsverbondenheid – een gedachte die wel juist is, maar niet dicht genoeg bij de waarheid of nauwkeurig genoeg.

Als men deze twee gezichtspunten, het oudere en dit laatste, kan samenbrengen of doen samensmelten tot een nieuwe en bredere opvatting, krijgt men waarschijnlijk de werkelijke feiten. Laat ik proberen dit toe te lichten: in de constitutie van de mens – en ik gebruik de zevenvoudige vorm die H.P.B. ons gaf omdat die wat gemakkelijker is dan de twaalfvoudige – kan men de monaden als volgt opsommen: de goddelijke, de geestelijke, de verstandelijke, de psychische, de dierlijke, de astraal-vitale en de vitaal-fysieke; want zelfs het vitaal-fysieke lichaam van de mens, hoe tijdelijk en onvolmaakt ook, is toch de uitdrukking van een op dit gebied werkende monade, waarvan de zetel (het westerse denken vraagt altijd om een voor het verstand heel duidelijke plaatsaanduiding) zich in het hart van de mens bevindt. Het hart is ook de zetel van de geestelijke monade die door deze lagere werkt.

De bollen van een planeetketen komen vrijwel stuk voor stuk overeen met deze monaden in de constitutie van de mens; en omdat, zoals u weet, de menselijke constitutie een eenheid vormt, één is, en de beginselen en monaden tot een eenheid met elkaar zijn verbonden, maar niet van gelijke substantie zijn, kunnen we op dezelfde manier zeggen dat de bollen van een planeetketen tot een eenheid met elkaar zijn verbonden, maar niet van dezelfde substantie zijn. Toch zijn deze andere bollen niet de zes andere beginselen van onze aarde. Het zijn medebollen, een groep van zeven, waarvan onze aarde er één is. Maar bij wat ik zojuist vertelde gaat het wel om een zevenvoudige eenheid; de bollen in die keten komen overeen met wat de monaden zijn in de constitutie van de mens, want elke bol is zelf de uitdrukking van wat we een bolmonade kunnen noemen.

Zoals de beginselen in de constitutie van de mens, te beginnen met de allereerste, atman, buddhi, enz., zijn, langs de schaal omlaag, zo zijn dezelfde kosmische beginselen, paramatman, mahabuddhi, mahat, enz., de beginselen van een planeetketen. Hieruit ziet u dus dat de bollen en de beginselen van een keten op dezelfde manier worden onderscheiden als de monaden en de beginselen in de constitutie van de mens, stuk voor stuk. En evenals er in de mens een hiërarch is van zijn constitutie, zo is er ook in een planeetketen een hiërarch van de hele planeetketen, de hiërarch voor alle zeven of twaalf bollen van die keten, bijvoorbeeld de onze. Deze hiërarch, die in werkelijkheid een soort persoon is of een individuele god voor de keten, onze keten, is de hoogste spirituele planeetgeest of planetaire geest van onze keten.

Bedenk dat elke bol van een keten zijn eigen lagere hiërarchie van planeetgeesten heeft. Men kan ze boeddha’s en bodhisattva’s noemen, als men wil. Ik gebruik nu de specifiek theosofische term planeetgeesten. Maar deze gezamenlijke planeetgeesten van de keten vormen eenvoudig de families van planeetgeesten van de keten; de hoogste planeetgeest is de hiërarch, de koning van de hiërarchie. Verder was elke planeetgeest, als individu gezien, in een kosmisch tijdperk in het verleden een mens of een wezen dat overeenkwam met een mens; d.w.z. de monade die nu een planeetgeest is, nu is ontwikkeld of geëvolueerd tot planeetgeest, ging toen door de fase waarin geest en stof elkaar ontmoeten, zich verenigen en de mens voortbrengen, een stadium halverwege. Wij op onze beurt zullen allen eens planeetgeesten zijn als we slagen. Bedenk verder dat alle monaden in de constitutie van de mens onafscheidelijk met elkaar zijn verbonden, wat niet wil zeggen nauw verbonden, maar onafscheidelijk (ze kunnen niet worden gescheiden, van elkaar losgemaakt en vreemden van elkaar worden), onafscheidelijk verbonden gedurende een manvantara van de melkweg; daarna zal de evolutie hen zover hebben gescheiden door toenemende individualisering dat ze, hoewel nog steeds karmisch verbonden, niet langer als het ware zijn samengevoegd tot een betrekkelijk hecht verweven eenheid, zoals ze nu in de mens zijn.

Precies dezelfde regel geldt voor een planeetketen; vergeet niet dat alles wat ik hier zeg niet meer is dan het tekenen van de omtrek, het maken van een schets van een veel diepere en belangrijker leer die hier niet kan worden uiteengezet.

Alle bollen van onze planeetketen hadden een gemeenschappelijke oorsprong en werden als het ware tegelijk geboren, zoals ook de monaden in de constitutie van de mens een gemeenschappelijke oorsprong hebben en bij wijze van spreken samen werden geboren. Bij hun ontstaan in een vervlogen kosmische periode waren ze veel nauwer verbonden of verenigd dan nu, omdat de evolutie van iedere bol in de loop van de eeuwen een sterkere individualisering van elke bol met zich brengt; daarom zeggen we dat ze zijn samengevoegd; in de loop van de eeuwen zullen ze de neiging vertonen zich van elkaar te scheiden, maar ze blijven toch door geestelijke en magnetische en alle andere soorten banden verbonden. Zoals gezegd ontstaat de scheiding door de voortdurend toenemende individualisering. Maar naarmate elke bol zich sterker individualiseert gaan de bollen in een keten als constellatie steeds verder uiteen. Zo vindt ook een kind dat in een gezin is geboren dat op een of andere dag de tijd is gekomen het gezin te verlaten, de wereld in te trekken om zijn eigen weg te gaan of in de voetstappen van de vader te treden, niet meer als een kind maar als een individu, iemand die op eigen benen staat.

Verder heeft iedere bol in een planeetketen, bijvoorbeeld de onze, zijn eigen zevenvoudige samenstelling. In De Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett schetst de meester wat deze beginselen voor onze aardbol zijn; maar de meester geeft daar alleen het zevental voor de stoffelijke bol. Zoals u weet is elk beginsel in een constitutie zelf zevenvoudig, zodat er, bij wijze van spreken, zelfs een atman van het stoffelijke is. Daarom heeft elke bol niet alleen zijn eigen zevenvoudige beginselen, elk beginsel is zelf een zevental, maar het betekent dus, zoals u ziet, dat iedere bol een volledig toegerust wezen is, met in zijn kern het goddelijke dat zich openbaart in een grofstoffelijk voertuig, een sluier, vorm of lichaam, evenals de mens. U weet ook dat zelfs een atoom in uw lichaam een zevenvoudig wezen is. De kern ervan is het goddelijke. Waarom zou dat niet ook gelden voor een bol van een keten? Het is zo. De bollen van een planeetketen, bijvoorbeeld de onze, zijn nu in voldoende mate verenigd of verbonden om zich als het ware min of meer als een constellatie door de ruimte te bewegen; hoewel de een zich niet binnen de ander bevindt, de meer etherische binnen de meer materiële – zo is het niet – hoewel ze in de ruimte zijn verspreid maar nauw verbonden, vormen ze toch als het ware een constellatie als we aan de twaalf denken, of zelfs de zeven; en ze volgen dezelfde baan rond de zon als de aarde; niet omdat de aarde die baan volgt – die is slechts één van de zeven of twaalf – maar omdat dat nu eenmaal de baan is die deze zeven of twaalf allemaal volgen; als wij ons rond de zon bewegen, doen we dat, zoals alle bollen, min of meer als een constellatie; elke bol beweegt zich en roteert. Ga nu op die gedachte door: vanuit dit standpunt kan elke bol een planeet worden genoemd. Niet alleen is hij zelf een zevenvoudig wezen, maar als we bijvoorbeeld op bol E zijn, of F of G of A of B of C, dan zouden we de andere bollen om ons heen niet zien. Voor ons zou het een aarde zijn die haar baan rond de zon volgt, zoals elke andere bol. Daarom kunnen de bollen, vanuit dit standpunt gezien, echt planeten worden genoemd.

Wat over onze aarde is gezegd, geldt evenzo voor alle andere zichtbare en onzichtbare planeetketens van ons zonnestelsel. En er zijn tientallen planeetketens. De tegenwoordige wetenschap kent maar enkele planeten – ik geloof in totaal nu negen als we Pluto meetellen; ik heb nu geen tijd om die te behandelen en daarvoor is het hier ook niet de plaats.

Ik moet even nadenken en probeer ook de juiste woorden te vinden om nog iets anders te bespreken. Het is niet zo gemakkelijk over deze zaken te spreken. De leer is inderdaad moeilijk omdat ze zo volkomen anders is dan onze verstandelijke kennis. Wat ik over planeetketens heb gezegd, geldt eveneens voor de zonneketen en ook voor elke sterrenketen, de keten van iedere ster. Bedenk verder dat aan het hoofd van iedere planeetketen een hiërarch staat die de belangrijkste planeetgeest van die keten is, de hoogste; die planeetgeest is daarom voor zijn keten wat wij in het westen, denk ik, een ‘persoonlijke god’ zouden noemen. Deze leer is al heel oud en in gepopulariseerde vorm heel exoterisch. Sinds onheuglijke tijden is ze bekend en vormde ze de grondslag voor wat de Ouden astrolatrie of sterrenverering noemden. Ze vereerden niet de stoffelijke bol, ze vereerden het leven, het licht, het intellect, de orde, schoonheid en harmonie die zich openbaarden, waarvoor de planeet het symbool en de uitdrukkingsvorm was. Met andere woorden, ze vereerden de bestuurder van de planeetketen. Zoals een keten zijn eigen opperplaneetgeest of hiërarch heeft, zo heeft ook elke bol, bijvoorbeeld onze aarde, zijn eigen ondergeschikte lagere hiërarchie van planeetgeesten, met haar hiërarch of opperplaneetgeest van lagere orde; maar dat zijn bolplaneetgeesten – althans op onze aarde zijn ze dat. Toch staan ze geestelijk en verstandelijk hoger dan wij mensen.

U ziet dus, ‘om op onze schapen terug te komen’ zoals de Fransen zeggen, dat we een planeetketen niet moeten zien als een ondeelbaar, enkelvoudig lichaam of bol waarvan de zogenaamde andere bollen alleen fijnstoffelijkere gebieden zijn. Anders gezegd, de andere bollen zijn niet slechts ijlere gebieden van onze eigen vertrouwde aardbol. Onze eigen aardbol die we kennen is maar één van zeven of twaalf bollen en in sommige opzichten de minst belangrijke van alle omdat hij de laagste is. Aan de andere kant moeten we de planeetketen ook niet zien als een aantal bollen, hetzij zeven of twaalf, die slechts in zwak verband worden bijeengehouden en in oorsprong geen verband met elkaar hielden, wat geheel onjuist is, want ze zijn in oorsprong nauw met elkaar verbonden en zullen hecht verbonden blijven tot het einde van het galactische manvantara. Wanneer het nieuwe galactische manvantara begint zijn ze nog steeds verbonden, maar natuurlijk veel minder sterk dan nu, om de eerder genoemde redenen: leeftijd en evolutionaire vooruitgang geeft iedere bol een sterke toename van individualiteit. Hij wordt als het ware geestelijk onafhankelijker, zoals ook bij de mens het geval is. Het is een heel merkwaardige paradox dat de laagste dingen het nauwst verbonden zijn, of het minst geïndividualiseerd; we zien dat in het éénzijn van gesteenten. Omhooggaand langs de levensladder zien we dat de samenstellende delen zich langzamerhand lijken te scheiden en meer geïndividualiseerd worden, tot we bij de mens komen. Hoewel hier, bij de mens, het gevoel gescheiden te zijn heel sterk is, begint daar toch, vreemd genoeg, in de ziel van de mensen het gevoel van hun eenheid weer te ontwaken; het ekatva of ekata in het Sanskriet, hun eenheid met het goddelijke. Is dat geen prachtige paradox? Eénzijn op de laagste trap, maar onbewust één-zijn, zoals in gesteenten en atomen. Eenheid op de hoogste trap, maar zelfbewuste eenheid met het goddelijke.

Probeer dat te begrijpen en beide gedachten te doen samensmelten. De bollen van een planeetketen zijn verbonden, maar zijn niet van dezelfde substantie, wat wil zeggen dat ze karmisch als een eenheid vormende groep nu nauw zijn verbonden, maar niet van dezelfde substantie zijn. De materie waaruit de afzonderlijke bollen zijn opgebouwd verschilt dus.

Tenslotte nog dit; de symbolische voorstelling die H.P.B. gebruikte, namelijk het halssnoer van bollen moet geen moment worden gezien als een tekening of een foto van de werkelijke posities van de bollen in de ruimte, want dat is volkomen onjuist. De bollen zijn als het ware rond de kern van de keten verspreid, zogezegd vanuit de centrale zuil van licht. Men zou een symbolische voorstelling van de zeven bollen kunnen geven, niet langer zoals H.P. Blavatsky op blz. 92 van haar Letters to A.P. Sinnett deed, als een ketting van worstjes, zoals zij het noemde en waartegen ze protesteerde omdat het een verkeerde opvatting is, maar zo dat de bollen ten opzichte van elkaar langs een opgaande lijn, 1 2 3 4 5 6 7, zijn geplaatst. Dat zou even correct zijn als de ketting van worstjes; maar die rechtelijn-voorstelling heeft niet het voordeel dat ze de afdaling in de stof suggereert tot het diepste punt is bereikt waarna de opstijging begint, wat de ketting van bollen wel heeft. De voorstelling van de rechte lijn om de positie van de bollen te beschrijven, heeft echter één groot voordeel. Ze toont aan dat elke bol van de zeven of twaalf zich op een ander gebied bevindt en dat er geen twee op precies hetzelfde ondergebied zijn, ondanks de tekening in De Geheime Leer. Het zijn symbolische voorstellingen of diagrammen. Ze duiden op iets en dat moeten we proberen te begrijpen; vat de tekening, de symbolische voorstelling, niet op als een foto van de plaats van de bollen.

Het is wel zo, en ik heb op dit punt zelf de nadruk gelegd, dat juist omdat de bollen in de ruimte verspreid zijn er een tijd komt dat ze, hoewel ze zich elk op een ander gebied bevinden, in hun evolutie tegenover elkaar komen te staan. Ik vraag me af of dit duidelijk is? Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dat een waarnemer op bol E op een bepaald moment een glimp opvangt van bol C omdat de beide bollen gedurende dat ogenblik in synchronie trillen. Dat moment kan in werkelijkheid wel een miljoen of tientallen miljoenen jaren duren. Maar de bollen zijn in beweging. We spreken nu over supergeologische tijd; vergeleken met de levensduur van een planeetketen is het echter naar verhouding een moment.

Op precies of vrijwel dezelfde manier probeert H.P.B. het uitbreken van psychische storingen in onze tijd te beschrijven die de meesters hebben voorzien en voorspeld. Misschien herinnert u zich dat ze in een van haar eerste geschriften erop wijst dat de wereld een tijdperk ingaat waarin het gebied waarop we leven en het gebied waarop de kamarupa’s uit kamaloka zich hoofdzakelijk bevinden, elkaar dicht naderen; de scheidslijn wordt dun en er ontstaat een invasie van kamarupische spoken in onze gedachteatmosfeer en in onze wereld. Het is alsof twee gebieden elkaar dicht naderen.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 87-93

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag