Theosophical University Press Agency

John MuirWat John Muir ons te leren heeft*

Manas

Boekbespreking: The Pathless Way: John Muir and American Wilderness, Michael P. Cohen, University of Wisconsin Press, 408 blz., 1984.

*Met toestemming overgenomen uit Manas (38:24), 12 juni 1985, Manas Publishing Company, Los Angeles.


Het leven en het werk van John Muir houden veel meer in dan wat hij deed voor de beweging voor natuurbehoud in de Verenigde Staten, hoe belangrijk dat ook mag zijn. Zijn persoonlijke leven werpt een helder licht op wat het betekent mens te zijn en deze vraag is in deze tijd dringender geworden dan enig ander probleem waarmee we te maken hebben. Dat is de reden dat het onlangs uitgekomen boek The Pathless Way van Michael P. Cohen bijzonder waardevol is. De schrijver geeft blijk van een uitzonderlijk inzicht in de motieven die Muir zijn leven lang bezielden en steunden, misschien dankzij de jaren die hij zelf doorbracht in de High Sierras van Californië, en omdat hij bepaalde eigenschappen gemeen heeft met deze buitengewone man. Kortom, de schrijver is tegen het onderwerp opgewassen. We lichten enkele passages uit zijn inleiding, die het karakter van zijn werk onthullen:

Dit boek is geen biografie van John Muir. Hoewel het wel degelijk steunt op biografische feiten, is het niet bedoeld als een weergave van zijn leven. Ik heb er daarentegen voor gekozen mij bezig te houden met wat ik Muirs spirituele reis noem. Ik was geïnteresseerd in zijn denken toen ik me in de bergen bevond, . . . ik wilde weten welke filosofische vragen hij zich stelde en wat voor antwoorden hij ontving toen hij in de Sierra rondzwierf. Ik wilde nagaan welke beslissingen hij bewust nam en hoe hij die op schrift stelde. Ik was in het bijzonder geïnteresseerd in de ethiek van Muir. Wat was een goede relatie tussen Mens en Natuur en hoe kon die tot stand komen? Waarom was hij bijvoorbeeld pleitbezorger geworden voor nationale parken? Ik wilde weten wat zijn leven betekende, maar ontdekte dat dit een onmogelijke, zo niet arrogante vraag was. Daarom begon ik me af te vragen wat zijn boeken te vertellen hebben over zijn leven, of het mijne.

. . . Dit boek over Muir is ook een boek over mijn eigen denken; en niet alleen mijn eigen denken, maar het denken van een hele gemeenschap, van mijn generatie.

Muir hield met hart en ziel van de bergen. Hij was zowel wetenschapper als dichter. Zijn denken schonk diepte en structuur aan zijn gevoelens over de bergen, terwijl zijn hart als een visionair desem werkte op de feiten die hij waarnam door lezen en observeren – vooral door observeren, maar een ‘ervarings’vorm van observeren. Zijn echte kennis was altijd het resultaat van een vorm van vereenzelviging. De kennis van zo iemand bezit een ‘heelheid’ die ons verbaast en die tot overtuigingen leidt die we allemaal nodig hebben, maar waarvan we niet weten hoe ze te verkrijgen.

Wat is het in de eerste plaats dat Muir heeft bereikt? Wat was de hoofdader van al die rijkdommen van zijn geest, de grondslag van zijn intellectuele en morele zelfvertrouwen, het onsterfelijke vuur dat hem de kracht van inspiratie schonk? Deze vragen zijn van meer dan biografisch belang. Ze betreffen eigenschappen die nu in mensen buitengewoon zeldzaam schijnen te zijn, eigenschappen die, als we ze niet beginnen te ontwikkelen, door hun afwezigheid onze voortgaande zelfvernietiging zullen veroorzaken.

Wat deed Muir tijdens de vormingsperiode van zijn leven? Hij maakte zich bewust en systematisch los van zijn tijd. Is dat werkelijk mogelijk? Het antwoord moet natuurlijk zowel ja als nee zijn. De vrijheid waar we over spreken is de vrijheid bij zichzelf te rade te gaan in plaats van bij de gezaghebbers van zijn tijd. Tot wie of wat we ons wenden bij het nemen van beslissingen bepaalt wat we met ons leven doen. En omdat elke tijd, zoals de geschiedenis bewijst, zijn eigen speciale vormen van blindheid en valse veronderstellingen kent, zijn de enige vrije geesten diegenen die een weg vinden uit deze beperkingen. Het is deze vrijheid die de zeer weinigen die haar bezitten in staat stelt een stuwende kracht uit te oefenen op de vooruitgang van hun tijd. Niemand anders weet in feite hoe dat te doen. Muir werd een schrijver, niet omdat hij graag schreef – hij hield helemaal niet van schrijven – maar omdat schrijven een middel is waarmee die stuwkracht wordt uitgeoefend.

We willen hier geen plaats inruimen voor feiten uit het begin van Muirs leven. Cohen geeft daarvan wat nodig is. Waar het werkelijk om gaat is dat Muir de bewuste architect werd van zijn leven en van wat hij ervan zou maken. Cohen laat zien hoe Muir dat deed in het deel getiteld ‘The Flight from Orthodoxy’ [De vlucht uit de orthodoxie]:

Muir begon de moedige en zware taak de waarden die hij in de eerste dertig jaar van zijn leven had verworven aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. Het was geen project dat, naar verwacht kon worden, heel snel zou worden voltooid. Omdat de wereld niet was verdeeld in keurige dualiteiten, viel het hem moeilijk tot een samenhangende reeks opvattingen te komen ter vervanging van de ideeën die hij in de geciviliseerde wereld had opgedaan. Omdat hij in opstand kwam tegen de leerstellingen die hem in zijn jeugd waren opgedrongen, verwierp hij in het begin bijna alles wat hij had geleerd en wat cultureel of beschaafd zou kunnen worden genoemd. Soms leidde zijn opgewondenheid hem misschien tot een radicalere opstelling dan hij besefte. Maar hij volgde een leven van principes, niet van wijs beleid, toen hij door het zuiden van de Verenigde Staten trok en naar Californië ging. Hij maakte zich er nog geen zorgen over dat zijn waarden een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de rest van zijn leven zouden betekenen.

Hij dacht dat hij een begin zou kunnen maken met het oplossen van zijn filosofische dilemma door eenvoudig te ontsnappen uit de beschaving en in zijn eentje de bossen in te gaan. En hij probeerde voor dat doel een reeks besluiten te nemen. Zoals ik het zie wilde hij:

  • De beschaving en de maatschappij verlaten en het zichzelf blijvende rijk van de natuur binnengaan.
  • Het werk van machines vergeten en nagaan op welke wijze planten, bloemen en dieren – en zijn eigen ziel – groeien.
  • De onjuiste en abstracte leringen van het christendom verwerpen en zijn filosofie direct aan de natuur zelf ontlenen.
  • Zich bevrijden van het maatschappelijke verwachtingspatroon van mannelijkheid en zichzelf aanvaarden als een gelijkwaardig, zij het bescheiden lid van de gemeenschap van de natuur.
  • Het willekeurige, menselijke tijdsbesef verlaten en het eeuwige rijk van de natuur ingaan.
  • Ophouden te geloven dat de mens de Heer van de schepping is en dat hem door de Voorzienigheid heerschappij zou zijn gegeven, en aanvaarden dat menselijke aspiraties beperkingen hebben.
  • Ophouden de natuur te zien als koopwaar en de ware verantwoordelijkheid tegenover haar aanvaarden.
  • Ophouden te geloven dat liefdadigheid het hoogste goed is. Hij wilde zijn eed van trouw afleggen tegenover de natuur.

Al waren dit geen geheel nieuwe aspiraties, hij besloot in 1867 dat het tijd werd ze te toetsen. Wat zijn latere leven zo opmerkelijk maakte, was dat hij besefte hoe vruchteloos zijn verleden was geweest en hoe zinloos het zou zijn om met zijn tijd mee te gaan. Hij probeerde uit de geschiedenis te stappen. Hij zag in dat de opleiding die hij zocht op geen enkele universiteit of boerderij, in geen enkele werkplaats te verkrijgen was. Hij moest de werkelijkheid buiten elk sociaal verband zoeken. Het was niet gemakkelijk zich uit de maatschappij terug te trekken, al deed Muir het later zelf voorkomen alsof hij de leringen en lessen die hem in zijn jeugd waren bijgebracht met gemak van zich had afgeschud . . . Dat was niet waar. Het proces voltrok zich veel bewuster en was veel moeilijker dan hij op dat moment of in latere jaren wilde toegeven.

. . . Het betekende een persoonlijke en spirituele crisis voor Muir om de boerderij van zijn vader en ook alles wat zijn vader als waardevol zag achter te laten. blz. 25-6

Dit wordt, begrijpen we, bedoeld met volwassen worden. Muir was een van de weinigen die dat inderdaad klaarspeelde. Maar wat zou het prachtig zijn als we zijn voorbeeld als norm voor alle menselijke ontwikkeling konden stellen! Alle denkprocessen die nog afhankelijk zijn van de omringende cultuur zien als kinderlijk of zelfs puberaal, geloven dat het echte menselijke leven pas begint als de culturele navelstreng wordt doorgesneden en we in de wereld het voedsel vinden dat we nodig hebben en het zelf bereiden – dat is het voorbeeld dat Muir gaf. Hij zette dit proces van zelfrijping voort in Californië terwijl hij schapen hoedde en Shakespeare las.

Wat hield zijn leerplan in en hoe gebruikte hij het? Op zeker ogenblik werd de grote Canyon van de Tuolumne in de Sierras zijn school. Over zijn manier van werken schreef hij:

mijn ‘studiemethode’ was als volgt: ik zwierf van rots tot rots, van rivier tot rivier, van bos tot bos. Waar de nacht me overviel, daar kampeerde ik. Als ik een nieuwe plant ontdekte ging ik ernaast zitten, een minuut of een hele dag, om er kennis mee te maken en te horen wat ze me te vertellen had. Als ik bij morenen kwam of bij ijskrassen op de rotsen, zocht ik uit waar ze vandaan kwamen om zo alles te weten te komen over de gletsjer die ze had veroorzaakt. Ik vroeg de rotsblokken die ik tegenkwam waar ze vandaan kwamen en waar ze heen gingen. Ik volgde tot aan hun oorsprong de sporen van de verschillende grondsoorten waarin bossen en weiden groeiden; en als ik een berg of rots ontdekte met een opmerkelijke vorm en structuur, klom ik erop en vergeleek hem met zijn buren.*

*John Muir: A Reading Bibliography, William F. en Maymie B. Kimes, blz. 141.

Wie wil dat allemaal weten over planten en rotsen? Geen vraag is minder op haar plaats dan deze. Muir toonde eenvoudig op welke wijze men werkelijk iets leert. Wil men iets weten, dan is dat de weg, de enige weg om de zaak aan te pakken . . . In zijn Sand County Almanac spreekt Aldo Leopold over ‘denken als een berg’, om het leven, de behoeften en de eisen ervan te begrijpen. Muir past ditzelfde beginsel toe op de gletsjers van de Sierra.

Diverse filosofen


Uit het tijdschrift Sunrise mei/jun 1987

© 1987 Theosophical University Press Agency