17. Paranormale verschijnselen en spiritisme
In de geschiedenis van de paranormale verschijnselen nemen de door het zogenaamde spiritisme in Europa, Amerika en elders verzamelde gegevens een belangrijke plaats in. Met opzet zeg ik dat geen term ooit zo verkeerd werd toegepast als het ‘spiritisme’ in verband met de zojuist genoemde verering van doden in Europa en Amerika, omdat daarin niets is wat met de geest [spirit] te maken heeft.
De in de voorafgaande hoofdstukken gegeven leringen zijn die van het werkelijke spiritisme; de verkeerd betitelde praktijken van de moderne mediums en zogenaamde spiritisten betreffen de verering van de doden, in feite ouderwetse necromantie die door spirituele leraren altijd werd verboden. Ze vormen een grove verstoffelijking van het begrip ‘geest’ en hebben meer te maken met stof dan met het tegenovergestelde. Door sommigen wordt verondersteld dat deze verering ongeveer 40 jaar geleden met het mediumschap van de zusters Fox in Amerika in Rochester, N.Y., ontstond, maar deze was al in Salem bekend tijdens de opschudding over hekserij, en honderd jaar geleden werden dezelfde praktijken in Europa uitgeoefend, soortgelijke verschijnselen waargenomen, mediums ontwikkeld en seances gehouden. Sinds eeuwen is het algemeen bekend in India, waar het terecht ‘bhuta-verering’ wordt genoemd, dat wil zeggen de poging om met de duivel of met de astrale overblijfselen van overledenen in contact te komen. Dit zou ook hier de naam ervoor moeten zijn, want de grove en duivelse of aardse delen van de mens worden erdoor opgeroepen, er wordt een beroep op gedaan en mee gecommuniceerd. Maar de feiten die over een periode van veertig jaar in Amerika zijn vastgelegd, vereisen een kort onderzoek. Deze feiten moeten door alle leergierige theosofen worden erkend. De theosofische verklaringen en conclusies zijn echter totaal verschillend van die van de gewone spiritist. Uit de gelederen of uit de literatuur van het spiritisme is geen filosofie voortgekomen; alleen theosofie kan de juiste verklaring geven, op de gebreken en gevaren ervan wijzen, en oplossingen aanreiken.
Omdat het duidelijk is dat helderziendheid, helderhorendheid, gedachteoverbrenging, profetie, dromen, visioenen, levitatie en spookverschijningen vermogens betreffen die al eeuwenlang bekend zijn, houden de meest brandende vragen over het spiritisme verband met het contact met de zielen van mensen die de aarde hebben verlaten en nu zonder lichaam zijn, en met niet nader aangeduide geesten die hier niet belichaamd zijn geweest maar tot andere gebieden behoren. Misschien verdient de materialisatie van vormen op seances ook enige aandacht. Berichten worden overgebracht door het spreken in trance, het schrijven op een lei of op ander materiaal, onafhankelijke stemmen in de lucht, het spreken door middel van de fysieke stemorganen van het medium en het neerslaan uit de lucht van geschreven boodschappen. Hebben de mediums contact met de geesten van de doden? Zien onze overleden vrienden de levensomstandigheden die ze hebben verlaten, en komen ze soms terug om tot en met ons te spreken?
De antwoorden zijn in voorgaande hoofdstukken aangeduid. Onze overledenen zien ons hier niet. Ze zijn bevrijd van de vreselijke kwelling die zo’n aanblik hen zou bezorgen. Een enkele keer is het mogelijk dat een medium dat een zuiver hart heeft en niet voor geld werkt in trance kan opstijgen naar de toestand waarin een overleden ziel zich bevindt, en zich misschien enige dingen kan herinneren van wat daar werd gehoord; maar dit is zeldzaam. Nu en dan keert in de loop van tientallen jaren een verheven menselijke geest misschien voor een ogenblik terug en treedt door onmiskenbare middelen in contact met stervelingen. Op het moment van de dood kan de ziel, voordat de deur voorgoed wordt gesloten, met een vriend op aarde spreken. Maar de grote meerderheid van de zogenaamde mededelingen, zoals die dag in dag uit via mediums worden gedaan, is afkomstig van de astrale, niet-intelligente overblijfselen van mensen of in veel gevallen geheel het product van het enigszins loszittende astrale lichaam van het levende medium dat dingen verzint, samenvoegt, ontdekt en rangschikt.
Er zijn bepaalde bezwaren tegen de theorie dat de geesten van de doden contact met ons hebben. Enkele hiervan zijn:
1. Nooit hebben die geesten ons de wetten meegedeeld die de verschijnselen beheersen, behalve in enkele gevallen die door de spiritisten niet worden erkend en waarin de theosofische theorie naar voren werd gebracht. Omdat deze de constructies zoals die door A.J. Davis zijn opgesteld, zou omverwerpen, werden deze bijzondere geesten in diskrediet gebracht.
2. De geesten zijn het onderling oneens; de een beschrijft het leven na de dood heel anders dan een ander. Deze verschillen hangen samen met het medium en de opvattingen die de overledene tijdens zijn leven zou hebben gehad. De ene geest erkent dat er reïncarnatie is, en anderen ontkennen het.
3. De geesten hebben niets ontsluierd op het gebied van geschiedenis, antropologie en andere belangrijke zaken, en zijn kennelijk minder bekwaam op die terreinen dan levende mensen; en hoewel ze vaak beweren mensen te zijn die in oudere beschavingen hebben geleefd, blijken ze daarover onwetend of herhalen slechts pas gepubliceerde ontdekkingen.
4. In deze veertig jaar hebben we van de geesten geen verklaring van de verschijnselen of van de ontwikkeling van het mediumschap gekregen. Men beweert dat grote filosofen via de mediums spreken, maar ze verkondigen slechts gebazel en de meest alledaagse dingen.
5. De mediums komen fysiek en moreel ten val, worden beschuldigd van bedrog, en blijken gebruik te maken van trucs; maar de geleidegeesten en ‘overgeganen’ doen niets om dit te voorkomen of hen te redden.
6. Er wordt toegegeven dat de geleidegeesten en ‘overgeganen’ bedriegen en tot bedrog aanzetten.
7. Uit alles wat over de geesten wordt bericht, blijkt duidelijk dat hun beweringen en filosofie – als ze die hebben – variëren met het medium en met de laatste opvattingen van levende spiritisten.
Door dit alles en veel meer dat men zou kunnen aanvoeren, wordt men in de materialistische wetenschap gesterkt in zijn spot; maar de theosoof moet tot de conclusie komen dat de entiteiten, als er al contact is, geen menselijke geesten zijn, en dat de verklaringen in andere theorieën moeten worden gezocht.
Materialisatie van een vorm uit de lucht, onafhankelijk van het fysieke lichaam van het medium, is een feit. Maar het is geen geest. Zoals één van de ‘geesten’ die zich niet in de gunst van het spiritisme verheugt, terecht zei, is één manier om dit verschijnsel teweeg te brengen: het samenbrengen van elektrische en magnetische deeltjes tot een massa waarop zich stof verzamelt en een beeld uit de astrale sfeer wordt weerspiegeld. Dat is alles; het is evengoed bedrog als wat mousseline en maskers. Hoe dit tot stand komt, is een andere zaak. De geesten kunnen het niet vertellen, maar in vorige hoofdstukken is geprobeerd de werkwijzen en hulpmiddelen aan te duiden. De tweede methode is die waarbij het astrale lichaam van een levend medium wordt gebruikt. In dit geval vloeit de astrale vorm uit de zijde van het medium naar buiten, trekt geleidelijk deeltjes naar zich toe die aan de lucht en de lichamen van de aanwezigen worden onttrokken, totdat het ten slotte zichtbaar wordt. Soms lijkt het op het medium, dan weer heeft het een ander uiterlijk. Bijna altijd is schemerlicht een vereiste, omdat een helder licht de astrale substantie hevig in beroering zou brengen en het maken van een projectie zou bemoeilijken. Sommige zogenaamde materialisaties zijn schijnvertoningen zonder betekenis, omdat ze niets anders zijn dan vlakke platen van elektrische en magnetische substantie waarop beelden uit het astrale licht worden weerspiegeld. Deze schijnen dan de gezichten van gestorvenen te zijn, maar het zijn alleen maar afbeeldingen van illusies.
Als men de paranormale verschijnselen die in de geschiedenis van het ‘spiritisme’ voorkomen, wil begrijpen, moet men het volgende weten en aannemen:
1. Het geheel van erfelijke eigenschappen – astrale, spirituele en psychische – van de mens als een wezen dat weet, redeneert, voelt en handelt door middel van het lichaam, het astrale lichaam en de ziel.
2. De aard van het denkvermogen, zijn werking en zijn vermogens; de aard en het vermogen van de verbeelding; de duur en het gevolg van indrukken. Heel belangrijk hierbij is dat zowel de meest oppervlakkige als de diepste indrukken worden vastgehouden, dat elke indruk een beeld voortbrengt in de individuele aura, en dat door middel hiervan een verbinding tot stand komt tussen de aura’s van vrienden en familieleden – oude, nieuwe, nabije of verre; hierdoor heeft een helderziende een breed terrein van mogelijkheden om te zien.
3. De aard, de reikwijdte, de functie en het vermogen van de innerlijke astrale organen en zintuigen van de mens die besloten liggen in de termen astraal lichaam en kama. Dat deze in hun werking niet belemmerd worden door trance of slaap, maar in een medium in trance worden versterkt; tegelijkertijd is de werking ervan niet vrij, maar wordt beheerst door de gezamenlijke gedachten van de deelnemers, door een overheersende wil of door de leidende duivel achter de schermen; als een kritische wetenschappelijke onderzoeker aanwezig is, kan zijn mentale houding de werking van de krachten van het medium geheel tegengaan door wat we een bevriezingsproces kunnen noemen, waarvoor in onze taal geen passende term bestaat.
4. Het lot van de werkelijke mens na de dood, zijn toestand, vermogens, activiteit aldaar en zijn betrekking, als die er is, tot de mensen die door hem hier zijn achtergelaten.
5. Dat de middelaar tussen het denkvermogen en het lichaam – het astrale lichaam – bij de dood wordt afgeworpen en in het astrale licht wordt achtergelaten om daar geleidelijk te verdwijnen, en dat de werkelijke mens naar devachan gaat.
6. Het bestaan, de aard, de kracht en de werking van het astrale licht en zijn plaats in de natuur als een register. Dat het de beelden van alles wat iemand heeft meegemaakt en ook elke gedachte bevat, vasthoudt en weerspiegelt; dat het de aardbol en de atmosfeer eromheen doordringt; dat trillingen zich bijna ogenblikkelijk erin voortplanten, omdat de voortplantingssnelheid daarin veel groter is dan die van elektriciteit zoals we die nu kennen.
7. Het bestaan in het astrale licht van wezens die geen lichaam zoals het onze gebruiken en geen menselijke natuur hebben, maar die vermogens, zintuigen en een soort eigen bewustzijn hebben; tot die wezens behoren de elementale krachten of natuurgeesten, verdeeld in vele graden en die in verband staan met elke werking in de natuur en elke beweging in het denken van de mens. Dat deze elementalen op seances automatisch handelen op hun verschillende gebieden; de ene categorie toont ons beelden, de andere brengt geluiden voort en weer andere depolariseren voorwerpen om deze te laten ‘vliegen’. De zielloze mensen die in de astrale sfeer leven werken samen met de elementalen. Aan hen moet onder andere het verschijnsel van de ‘onafhankelijke stem’ worden toegeschreven, die altijd klinkt als een stem in een vat en wel omdat ze wordt voortgebracht in een vacuüm, iets wat volstrekt noodzakelijk is voor een wezen dat zo veraf staat van de geest. Het belang van het bijzondere timbre van deze soort stem is de spiritisten niet opgevallen, maar volgens het occultisme is het van grote betekenis.
8. Het bestaan en de werking van occulte wetten en krachten in de natuur die kunnen worden gebruikt om waarneembare gevolgen op dit gebied voort te brengen; dat die wetten en krachten door de onderbewuste mens en door de elementalen, bewust of onbewust, in werking kunnen worden gezet, en dat veel van die occulte werkingen automatisch gebeuren op dezelfde manier als water bevriest bij hevige kou of ijs smelt door warmte.
9. Dat het astrale lichaam van het medium deelt in de aard van de astrale substantie, uit het fysieke lichaam kan treden, onafhankelijk van dit laatste kan handelen en soms ook een deel van zichzelf, zoals een hand, een arm of een been, kan uitsteken en daarmee voorwerpen kan laten bewegen, brieven kan schrijven, aanrakingen op het lichaam veroorzaken, en zo ad infinitum. En dat men het astrale lichaam van iemand dingen kan laten voelen, die wanneer ze naar de hersenen worden overgebracht de persoon doen denken dat hij van buitenaf is aangeraakt of een geluid heeft gehoord.
Het mediumschap is vol gevaren, omdat het astrale deel van de mens nu alleen normaal werkt als het met het lichaam is verbonden; in de verre toekomst zal het normaal werken zonder lichaam, zoals het dat ook in het verleden heeft gedaan. Een medium worden betekent dat men fysiologisch en in het zenuwstelsel ontregeld moet worden, want de verbinding tussen de twee werelden loopt via het zenuwstelsel. Zodra de deur wordt geopend, stormen alle onbekende krachten naar binnen en omdat het grofste deel van de natuur het dichtst bij ons staat, worden we daardoor het meest beïnvloed; onze lagere natuur wordt daarbij ook het eerst beïnvloed en raakt verhit, omdat de krachten die worden gebruikt van dat deel van ons afkomstig zijn. We zijn dan overgeleverd aan de genade van de lage gedachten van alle mensen en onderhevig aan de invloed van de schillen in kamaloka. Als daar nog bij komt dat men geld aanneemt voor het uitoefenen van het mediumschap, ontstaat er nog een gevaar, want de dingen van de geest en die betrekking hebben op de astrale wereld moeten niet worden verkocht. Dit is de ergste kwaal van het Amerikaanse spiritisme die zijn hele geschiedenis heeft verlaagd en ontaard; zolang deze niet is verholpen, kan er niets goeds uit voortkomen; zij die de waarheid over de andere wereld willen weten, moeten zich aan de waarheid wijden en alle geldelijke belangen buiten beschouwing laten.
Als men alleen uit nieuwsgierigheid of voor egoïstische doeleinden probeert paranormale vermogens te verkrijgen, is dit om dezelfde redenen gevaarlijk als in het geval van mediumschap. Omdat onze huidige beschaving in hoge mate egoïstisch is en op persoonlijk voordeel berust, zijn de regels om die krachten op de goede manier te ontwikkelen niet bekendgemaakt, maar de meesters van wijsheid hebben gezegd dat men eerst filosofie en ethiek moet leren en toepassen voordat men zich op enige ontwikkeling op het andere gebied mag toeleggen; en hun veroordeling van de ontwikkeling van het mediumschap op grote schaal wordt gesteund door de geschiedenis van het spiritisme, die één lange opsomming is van allerlei soorten mediums die ten onder gaan.
Even ongepast is de manier waarop wetenschappelijke instituten, zonder aandacht te schenken aan de ware menselijke natuur, zich overgeven aan experimenten met hypnose, waarbij de slachtoffers voor hun leven worden beschadigd en worden gedwongen eerloos gedrag te vertonen en dingen te doen voor het genoegen van de onderzoekers, die mannen en vrouwen onder normale omstandigheden nooit zouden doen. De Loge van de meesters geeft niets om de wetenschap, tenzij deze zich ten doel stelt zowel de ethische als de fysieke omstandigheden van de mensheid te verbeteren, en aan de wetenschap zal geen hulp worden verleend, tenzij deze de mens en het leven zowel ethisch als spiritueel gaat bezien. Daarom zijn zij die alles weten over de paranormale wereld, haar bewoners en haar wetten, bezig met een hervorming van ethiek en filosofie, voordat meer aandacht wordt geschonken aan de vreemde en verleidelijke verschijnselen die binnen het bereik van de innerlijke vermogens van de mens liggen.
En op dit moment is de cyclus van deze eeuw bijna volbracht. Evenals een eeuw geleden nemen de krachten af; daarom zijn de verschijnselen van het spiritisme in aantal en omvang aan het verminderen; de Loge hoopt dat wanneer het volgende getij begint op te komen, het Westen enige werkelijke kennis zal hebben opgedaan over de ware filosofie van de mens en de natuur, en er dan tegen bestand is dat de sluier iets meer wordt opgelicht. Dit boek is bedoeld om de vooruitgang van de mensheid in deze richting te bevorderen, en met dat doel wordt het aan zijn lezers overal in de wereld voorgelegd.