Theosophical University Press Agency

Broederschap in de theosofische beweging

G. de Purucker

[In 1930 nodigde G. de Purucker, als onderdeel van zijn Verbroederingsprogramma, bestuursleden en prominente leden van verschillende theosofische organisaties uit om informeel bijeen te komen om te herdenken dat H.P. Blavatsky honderd jaar geleden was geboren. Nadat De Purucker tot de conclusie was gekomen dat het niet praktisch was deze herdenkingsconferentie in Point Loma te houden, nam hij het voorstel aan van A. Trevor Barker, samensteller van de Mahatma Brieven en van de Blavatsky Letters to A.P. Sinnett en hoofd van de Engelse Afdeling van de TS (Point Loma), om deze op 24 juni 1931 in Londen te houden en te combineren met De Puruckers eerste Europese rondreis. Hieronder volgt een verkorte weergave van de slottoespraak van De Purucker van deze eerste interorganisatorische theosofische conferentie. Red.]

Toen ik luisterde naar wat er vandaag al is gezegd, merkte ik dezelfde gedachten, dezelfde ideeën, dezelfde idealen op. En ik betreurde het dat mensen die zozeer hetzelfde geloven, zozeer hetzelfde denken, die misschien zozeer op dezelfde manier werken, op dezelfde manier handelen, en zozeer op dezelfde manier spreken, moeten zijn gescheiden door slagbomen die even ongrijpbaar en eigenlijk even onwerkelijk zijn als wat dan ooit onwerkelijk was in deze stoffelijke wereld.

Als we bedenken dat de kern van ieder van ons een vonk is van het kosmische leven, worden we ons van twee dingen bewust: ten eerste, dat wat ons scheidt als mensen en meer in het bijzonder als theosofen, in feite onze verschillende respectieve opvattingen zijn; en ten tweede, het ontbreken van het inzicht dat we allen in essentie één zijn; en juist hier lijkt me de schande te liggen van deze tegenwoordige strijd van de ene theosoof tegen de andere, van de ene opinie tegen de andere, van de poging om de ene mening te laten zegevieren over andere meningen ten koste voor de mensheid van de verheven werkelijkheden of waarheden die wij plechtig hebben beloofd aan de wereld te brengen.

Trevor Barker

A. Trevor Barker, Voorzitter
HPB Centennial Conference, Londen, 1931

Voor theosofen is het daarom het meest praktische ons te concentreren op het verspreiden van de theosofie zoals ze ons door HPB namens de meesters werd gebracht. Als we dat doen kunnen we allemaal in vriendschap met de juiste gevoelens en wederzijdse sympathie bijeenkomen; want alle Theosophical Societies accepteren de grondregels van de aloude wijsheidsreligie van de mensheid die H.P. Blavatsky in onze tijd als eerste aan de westerse wereld heeft gebracht. Vergeet meningen en denk eraan dat lidmaatschap in HPB’s eigen Theosophical Society openstond voor aanhangers van elk geloof: iedere religieuze of filosofische denker kon lid worden van de Theosophical Society en daarvan een gerespecteerd lid blijven; en dat geldt in feite ook nu nog.

Laten we niet vervallen tot de noodlottige dwaling van de eerste christenen die tenminste in sommige gevallen edele motieven hadden om iets te doen en daarin zijn ze ook geslaagd, precies zoals tegenwoordig het geval is met een aantal ernstige theosofen die veronderstellen dat een praktische manier om de theosofen van de verschillende Theosophical Societies te herenigen in een gemeenschappelijk werk, de methode van het hersenverstand is om een lijst van geloofsartikelen op te stellen die als ‘symbolum’ [geloofsbelijdenis] zou dienen waaromheen alle theosofen zich zouden kunnen verenigen en die ze zouden kunnen onderschrijven.

De geschiedenis toont helaas maar al te duidelijk dat een ‘symbolum’ weldra een credo wordt en dit credo een wet van Meden en Perzen omdat het dogmatisch wordt; en dan volgen in vaste regelmaat sektegeest en scherpe conflicten en de pijn van gebroken harten, teleurstelling en angst!

Het is voor mij altijd een vreugde geweest te luisteren naar de theosofische uitleg van iemand die de werken van HPB echt bestudeert. Nooit heb ik de geringste wens gehad zo’n uiteenzetting af te keuren. Maar hoewel dit zo is, ben ik ook tot de conclusie gekomen dat veel van die interpretaties van HPB’s geschriften ontoereikend waren; ze waren deels onvolledig door gebrek aan voldoende geestelijke visie, ten dele ook door een gemis aan voldoende helder verstandelijk inzicht, soms ook door gebrek aan voldoende training van het hersenverstand in de gebruikelijke prozaïsche kennis van de in de wereld aanwezige feiten; het gevolg is dat ieders uiteenzetting van HPB’s leringen onmiskenbaar van hemzelf is, en wordt beperkt of uitgebreid door zijn eigen beperkte of uitgebreidere ervaring en training en dus uiteindelijk een ontoereikende en onvolledige en daarom onvolkomen interpretatie is.

De vertolker is zelf het uitgangspunt van zijn uiteenzetting en zo’n uitleg behoort nooit te worden aanvaard als de glasheldere waarheid zelf. Maar hoewel dit zo is en ook al is dat voor de persoon zelf de weg die uiteindelijk steeds verder naar binnen leidt, naar het hart van het heelal, moeten we toch niet vergeten dat er ware leraren nodig zijn, mensen bij wie de innerlijke visie sneller is en verder doordringt dan bij die van andere mensen; mensen in wie de innerlijke vermogens bewust zijn geworden – ik bedoel de geestelijke en intellectuele vermogens, niet de psychische. In onze eigen tijd, en vooral voor theosofen, is erkenning noodzakelijk van een ware leraar die een uiteenzetting zal geven van datgene waarvan de grootste wijzen van de wereld – titanen in spiritualiteit en intellect – op hun beurt zelf de bewonderenswaardige leraren en vertolkers waren.

Ik zeg u, broeders, dat er ook nu in de wereld zulke titanische leraren bestaan en het is op de analyse van de oude wijsheid van de goden door deze leraren dat in het verleden de bovenbouw van de verschillende religieuze en filosofische stelsels van de wereld is gebaseerd. Het is waar dat naarmate de tijd verstreek deze bovenbouwleringen verminkt raakten en verkeerd werden begrepen, zodat de mensen in het algemeen van tijd tot tijd hun instinctieve vertrouwen hebben verloren in nu eens het ene en dan weer een ander van deze oorspronkelijk verheven gedachtestelsels.

Ik neem het niemand kwalijk zijn hersenverstand af te sluiten voor mijn uitspraak dat leraren van de oude wijsheid absoluut nodig zijn, want de wereld is tegenwoordig helaas getuige ervan dat op veel plaatsen een nieuwe filosofische spraakverwarring bezig is te ontstaan doordat mensen er aanspraak op maken het woord van de waarheid te bezitten en zich voordoen als leraar. Ik zeg alleen maar wat HPB zelf meer dan eens heeft gezegd. Ik weet maar al te goed hoe moeilijk het is om juist te oordelen en kritisch te selecteren! Heb ik niet mensenharten zien breken door verdriet en mensenzielen misleid gezien door verkeerd geplaatst vertrouwen in pseudo-leraren? Ken ik niet de ziekte waaraan de theosofische beweging nu zelf lijdt? Maar hier is de toetssteen waarmee u het koren van het kaf kunt scheiden: is de gegeven lering universeel? Is ze een sleutel tot alle grote religieuze en filosofische literatuur van de wereld en van alle tijden? Correspondeert ze en is ze identiek met de leringen van de meesters van wijsheid en mededogen en vrede? Als ze dit is en u haar zo begrijpt, dan is mijn raad aan u zich door de schenker van zulke universele sleutels te laten leiden.

Ik heb sommige mensen horen zeggen dat we er geen behoefte aan hebben dat ons een nieuwe waarheid wordt gebracht, dat wat HPB schreef goed genoeg was voor haar tijd, maar dat die tijd voorbij is en dat we zijn geëvolueerd. Ik vraag me soms af of deze goede mensen HPB en de wijsheid die ze heeft gebracht ooit werkelijk hebben begrepen. Waarheid is zo oud als het heelal. Wat tien miljard jaar geleden waar was, is ook nu waar, en wat nu waar is zal over tien miljard jaar waar zijn; de leringen die HPB heeft gebracht zijn de echte waarheid van de echte waarheid, de geest zelf van de geest; en op deze grondslag kunnen allen die het erover eens zijn dat zij waarheid onderwees in volle overeenstemming samenkomen.

Ik wil u ronduit zeggen dat ik werk voor een hereniging van alle oprechte theosofen in één grote spirituele broederschap, met de leringen van de meesters, zoals ze oorspronkelijk via HPB zijn ontvangen, als fundament voor die tempel van wijsheid waarvan ik hoop dat die wordt gebouwd. Ik bekommer me er niet om wat voor meningen, religieus of wetenschappelijk of filosofisch, andere mensen hebben. Waar we allemaal naar verlangen is waarheid. Laten we daarom die waarheid zoeken en ons erdoor laten leiden; en die kunnen we vinden in de verheven oorspronkelijke theosofische leringen van HPB.

Is er iemand die me zou willen vertellen dat onze broedertheosofen van Adyar bewust ontrouw zijn aan HPB alleen omdat zij bepaalde leringen hebben die andere theosofen neo-theosofie noemen? Ik geloof dat ze in hun hart streven en denken even trouw te zijn aan HPB als wij weten dat we dat zijn, en er zijn hier in deze zaal Adyar-theosofen van wie ik weet dat ze deze uitspraak ondersteunen. Ik zou overal met alle ware theosofen willen samenwerken. Het maakt mij totaal niet uit welke meningen iemand heeft. Kunt u niet inzien dat als de mensen meningen konden negeren en het wezenlijke van de dingen bestuderen – niet het niet-wezenlijke zoals geloofsvormen en dogma’s – we dan één broederschap zouden vormen, zoals in HPB’s tijd?

Dr. Besant heeft me uit Genève een mooi telegram gestuurd, in antwoord op mijn uitnodiging om de handen ineen te slaan in broederlijke samenwerking. Als de persoonlijke zienswijze van dr. Besant en die van mij juist en gepast werden beschreven, zouden die wat betreft denkwijze en gevoel in veel opzichten tegengesteld zijn; maar zal ik dan een broeder in de ‘buitenste duisternis’ werpen of een broederziel ‘ver weg van de verlossing’ beschouwen omdat haar meningen niet de mijne zijn? Ik gebruik dit beeld om u te laten zien wat me het belangrijkste en meest praktische voor ons theosofen lijkt: de meningen vergeten en vasthouden aan de fundamentele theosofische werkelijkheden. Voor mij liggen die werkelijkheden in de leringen van de meesters en ze kunnen worden gevonden in HPB’s werken. Natuurlijk worden ze daar niet aangetroffen louter omdat HPB ze heeft opgeschreven. Indien iemand anders ze had geschreven zouden de waarheden dezelfde zijn.

Het is echter wel zo dat ik van HPB houd omdat zij HPB was; maar alles welbeschouwd is dat mijn zaak. Ik kan best begrijpen dat er veel mensen zijn die HPB niet zouden kunnen, in ieder geval niet zouden willen begrijpen zoals ik haar zie en begrijp, maar ga ik hen dan veroordelen omdat zij in hun opvattingen en gevoelens over HPB van mij verschillen?

Iets anders: ik denk niet dat het een praktische methode is om samenwerking tussen ons tot stand te brengen door alleen maar samen aan tafel te zitten om met ons hersenverstand verstandelijke punten van overeenstemming te zoeken. Die methode is vele honderden keren geprobeerd en altijd mislukt, want ze leidt onveranderlijk tot discussies die op hun beurt tot onenigheid leiden, die dan weer enkel tot gekwetste gevoelens en nog meer oorzaken van verkeerd begrijpen leiden over wat Timothy Dexter of GdeP of dr. Besant of een andere vooraanstaande theosoof ‘iets essentieels’ vindt. Ik denk dat zulke verstandelijke methoden volkomen zinloos zijn: ik denk dat ze gevaarlijk zijn. Als theosofen niet kunnen samenwerken op basis van de geestelijke en intellectuele waarheden die we van de leraren ontvingen en waarvan we allen weten dat we ze aanvaarden, dan kunnen we niet samenwerken en blijven we alleen verenigd door op een verstandelijke manier een lijst van geloofsartikelen te onderschrijven die we als specifieke leringen allemaal reeds accepteren.

Voor deze bijeenkomst wordt afgesloten wil ik nog zeggen dat naar mijn oordeel ons voornaamste doel is bereikt. Ik ben zeer verheugd over deze samenkomst in een broederlijk verenigd zijn. Ik wil u allen bedanken dat u zo ruimdenkend was en de ware theosofische geest heeft die u ertoe bracht om naar deze bijeenkomst te komen. Ik weet dat u allen innerlijk precies wilt wat ik wil; en ik wil broederlijk zijn tegenover u. Ik dank u namens The Theosophical Society met hoofdkwartier in Point Loma dat u vandaag hiernaartoe bent gekomen en zo geduldig naar mij heeft geluisterd, want ik weet dat ik tot nu toe een betrekkelijk onbekende man ben in de theosofische wereld. Sommige goede mensen schijnen te denken dat ik onder een hoed horens op mijn hoofd verberg en ik ben werkelijk uitgemaakt voor een dugpa en zwarte magiër enkel omdat ik vanaf het eerste begin van mijn werk theosofisch eerlijk genoeg was om openhartig te zeggen wat mijn beginselen en mijn hoop en mijn doeleinden zijn. Maar ik geef niet om die belachelijke misverstanden over mij. Mijn antwoord was onveranderlijk dat, als deze kritische broedertheosofen me beter kennen en me beter begrijpen, zij dan naar ik hoop van me zullen houden en ik zal hun dezelfde broederlijke liefde toedragen die ik met betrekking tot de leden van onze eigen TS geef en ontvang.

Mijn gevoel voor logica, mijn instinct, mijn geestelijke intuïtie zeggen me dat de theosofische beweging in de toekomst weer een samengebundeld organisme zal zijn, misschien enigszins verschillend van wat ze in HPB’s tijd was, maar met haar leringen als de grondslag van haar leven en activiteiten en met hetzelfde beleid dat als richtsnoer dient voor haar bestemming. Ik verlang ernaar getuige te zijn van deze geestelijke broederschap waarover ik spreek, bestaande uit alle Theosophical Societies in de wereld, die alle samenwerken voor een gemeenschappelijk doel, en door hun daad van eenwording en door de leringen die ze brengen ervan blijk geven dat ze geloven in de broederschap die ze bepleiten.

Dit is geen onbereikbaar ideaal. Het kan gemakkelijk tot stand worden gebracht en door de enige manier die praktisch en uitvoerbaar is: Verander het hart en het denken van de mensen zodat ze de meningen die ze met zoveel toewijding koesteren vergeten, en zich bereid verklaren te werken op basis van de essentiële geestelijke werkelijkheden van het leven die we allemaal erkennen als fundamentele en wezenlijke theosofie. Dat is wat ik wil, en ik denk dat de leden van de Adyar Society en de leden van de Geünieerde Loge van Theosofen en de leden van al de verschillende theosofische groeperingen allen vrijwel dezelfde hoop en hetzelfde ideaal sluimerend in hun ziel hebben. Ik weet dat zij allen het gevoel hebben dat ze werken voor waarachtige theosofische beginselen en ik hoop dat ik ruimhartig genoeg ben en ruimdenkend genoeg om te beseffen dat zij evenveel recht hebben op hun meningen en gevoelens als ik op de mijne; en ik hoop dat ze ruimdenkend genoeg zijn om te weten dat wij allen broeders zijn, medetheosofen, en dat elke Society haar eigen moeilijkheden, haar eigen problemen en haar eigen taak in de wereld heeft.

Weet u niet dat het pad naar het hart van het heelal voor ieder levend wezen verschillend is en dat al die paden toch samenkomen in één pad? Iedereen moet zijn eigen weg van evolutie volgen, wat in de dwaze opvatting van de wereld wil zeggen dat ieder mens op de manier van zijn gewone hersenverstand moet vasthouden aan zijn eigen meningen. Maar dat is inderdaad een verkeerde opvatting. Het zijn meningen die de mensen scheiden. Ik weet echt dat al deze verschillende Theosophical Societies hun respectieve en verschillende meningen hebben; maar ik weet ook dat elk haar eigen manier van werken volgt en volgens mij probeert iets goeds te doen in de wereld; en ik weet ook dat elk ervan, en ook ieder individu dat hun ledenbestand telt, haar of zijn eigen pad volgt naar het hart van het heelal. Laten we dan deze grote waarheid niet vergeten. Ze zal grootmoedigheid in ons hart brengen en een milder gevoel voor hen die het niet met ons eens zijn.

Ik zal nu besluiten met het uitspreken van de hoop dat dit niet de laatste bijeenkomst van haar soort zal zijn. Ons samenkomen is een historische gebeurtenis voor de moderne theosofische beweging. Ik weet dat als de gedachten die ik vanmiddag zo gebrekkig heb geprobeerd naar voren te brengen, worden begrepen en innerlijk door u worden aanvaard, wij een grote stap vooruit hebben gezet naar het tot stand brengen van die universele broederschap van de mensheid, en dat is de voornaamste taak van de Theosophical Society die de meesters ons hebben opgelegd.

Artikelen over het Theosofisch Genootschap


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 2000

© 2000 Theosophical University Press Agency