Theosophical University Press Agency

Boekbesprekingen

I.M. Oderberg

The Symbolic Species: The Co-evolution of Language and the Brain [De symbolische soort: de parallelle evolutie van taal en van de hersenen], Terrence W. Deacon, W.W. Norton & Company, New York, 1997; noten, bibliografie, index, 533 blz., isbn 0-393-03838-6, gebonden.

The Right Mind: Making Sense of the Hemispheres [Het juiste denkvermogen: over de functies van de hersenhelften], Robert Ornstein, Harcourt Brace and Company, 1997; index, noten, 214 blz., isbn 0151003246, gebonden.


Terrence Deacons verbazingwekkende nieuwe boek spreekt over de mensheid als de ‘symbolische soort’. De auteur is een toonaangevende onderzoeker op het gebied van neurologie en evolutionaire antropologie, en universitair hoofddocent in de biologische antropologie aan de universiteit van Boston en het McLean Ziekenhuis aan de medische faculteit van de universiteit van Harvard. Zijn onderzoek op het gebied van de evolutie van de hersenen en de steeds verdergaande ontwikkelingen daarin zorgen ervoor dat dit boek niet alleen informatief is maar ook fascinerend. Zijn analyse van de implicaties die voortvloeien uit zijn eigen werk en dat van anderen leiden ons naar zijn slotalinea:

Als we ons het menselijke bewustzijn voorstellen als een vreemde toevoeging aan een overigens dode wereld vol mechanismen die functioneren als uurwerken, schijnt de ontdekking dat we zelf ook mechanismen zijn te impliceren dat we niet werkelijk bestaan, tenminste niet als de doelgerichte, zelfbeschikkende personen die we dachten te zijn, en dat er ook buiten ons niemand echt bestaat. Maar het is misschien nodig te ontdekken hoe zulke mechanismen werken om dit hardnekkige geloof te vernietigen. Het is minder waarschijnlijk dat het ontmaskeren van de bron van de subjectieve ervaring achter het menselijke bewustzijn zal aantonen hoe mentale processen kunnen worden geelimineerd uit materiële verklaringen, dan dat het zal aantonen dat deze er een impliciet deel van vormen. En dit kan ons helpen te erkennen dat het universum toch niet het zielloze, blind ronddraaiende uurwerk is waarvan we vrezen een deel te zijn, maar dat het in plaats daarvan een ontluikend hart en denkvermogen is.
blz. 464 (cursieven toegevoegd)

De hypothese van Deacon stelt dat er ‘bij de evolutie van taal geen taalorgaan of -instinct betrokken was’, en ook dat deze niet ontstond uit ‘grotere of meer complexe hersenen’. Hij is ervan overtuigd dat taal voortkwam uit een nieuwe wijze van denken, die hij ‘symbolisch denken’ noemt. In zijn analyse van het begrip ‘symbolisch denken’ wijst hij op de verscheidenheid aan manieren waarop we op gebeurtenissen uit het verre verleden, het steeds voortgaande heden en de toekomst reageren en deze in symbolen vatten; we speculeren over wat geweest had kunnen zijn en wat niet is gebeurd. ‘Op een heel werkelijke manier leven we ons leven in deze gemeenschappelijke virtuele wereld. En langzamerhand over perioden van duizenden jaren zijn we ons gaan realiseren dat geen andere soort op aarde ons naar deze wonderbaarlijke wereld schijnt te kunnen volgen.’

De deur naar deze virtuele wereld werd door de evolutie van taal alleen voor ons geopend; taal is immers niet alleen een manier van communiceren, maar ook een uiterlijke expressie van een ongebruikelijke manier van denken — symbolische representatie. Zonder symbolisering ligt de hele wereld die ik heb beschreven buiten ons bereik, en is ze ondenkbaar. Mijn buitenissige claim om te weten wat andere soorten niet kunnen weten berust op aanwijzingen dat symbolisch denken niet van nature is ingebouwd, maar wordt ontwikkeld door het zich eigen maken van het symbolische proces dat aan taal ten grondslag ligt. Soorten die niet het vermogen hebben verkregen om in symbolen te communiceren kunnen deze wijze van denken dan ook niet hebben verworven. blz. 22

Deacon verweeft dit met vraagstukken over de oorsprong van de mens en bevestigt dat de antwoorden niet kunnen worden gevonden in hoe de vroege mens ertoe kwam rechtop te lopen, of wanneer en hoe hij het gebruik van stenen werktuigen ontdekte: ‘We proberen niet alleen de oorsprong van onze biologische soort te verklaren, maar ook de oorsprong van ons denkvermogen als een geheel nieuwe vorm’ (blz. 23).

Hoe fundamenteel taal voor de mens is wordt bevestigd in een studie binnen een voortgaand onderzoek naar de menselijke hersenen aan de McGill universiteit te Montreal in Canada. Daarin stelt Robert Lee Hotz dat ‘Het taalinstinct – misschien de meest typisch menselijke eigenschap – zo is ingeworteld dat het brein op dezelfde wijze reageert op het gesproken woord als op tekentaal.’ De studie verwijst ook naar experimenten aan de Johns Hopkins universiteit die aangeven dat acht maanden oude kinderen zich ‘de klank van gesproken woorden twee weken lang herinneren, wat erop wijst dat ze dan al beginnen de bouwstenen van de taal in hun hoofd te prenten.’ (Los Angeles Times, 11 december 1997.)

In verband met een ander aspect van het denkvermogen, behandelt Robert Ornsteins nieuwe boek The Right Mind, de aard en functies van de rechterhersenhelft. Dit doet denken aan Plato’s discussie waarbij hij een onderscheid maakt tussen logistikon, de rationele en logische manifestaties van de geest (die overeenkomen met de processen van de linkerhersenhelft), en nous, het intuïtieve aspect van de geest. Westerse onderzoekingen en cultuurpatronen hebben de neiging gehad zich te groeperen rond de functies van de linkerhelft met zijn nadruk op logica, grammaticale regels, enz. Wat blijft er dan over voor de rechterhelft, die kennelijk ook een noodzakelijk onderdeel van de hersenen vormt? Ornstein stelt zich die voor als het instrument waardoor wat de hersenen binnenkomt tot een geheel kan worden samengebracht. Deze twee functies kunnen worden herkend in de verschillen tussen de alfabetische taalvorm en de hiëroglifische teksten die, zoals in het geval van het Oud-Egyptisch en het Chinees, begrippen als een geheel vertegenwoordigen door symbolen, hiërogliefen of ideogrammen.

In een ander interessant boek van de gerespecteerde natuurkundige Nick Herbert staat aan het einde van de Inleiding een korte alinea die aansluit bij de gezichtspunten van prof. Deacon:

Ik geef toe dat ik werkelijk denk dat het bewustzijn iets groots zal blijken te zijn – grootser dan onze meest extravagante dromen. Ik stel me hierbij een soort ‘kwantum-animisme’ voor, waarin de geest de wereld op elk niveau doordringt. Ik stel me dan voor dat bewustzijn een fundamentele kracht is die zich begeeft in een noodzakelijk samenwerkingsverband met de materie om de verfijnde details van onze dagelijkse wereld tot stand te brengen. Ik stel in feite voor dat de geest fundamenteel is, mijn dierbare Watson.
Elemental Mind: Human Consciousness and the New Physics, Dutton, New York, 1993, blz. 5.

Theosofische bijdragen om de aard van de geest te begrijpen, werpen licht op deze diverse vraagstukken. Tot deze ideeën behoort de gelaagdheid van het menselijke bewustzijn (of de processen daarvan) in zeven manifestaties, waaronder processen die gewoonlijk als mentaal worden beschouwd; en in deze opvatting worden de hersenen gezien als het instrument dat door het denken wordt gebruikt om relaties te leggen met de verschijnselen die er invloed op hebben.


Uit het tijdschrift Sunrise jul/aug 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency