Theosophical University Press Agency

Een levend voorbeeld van broederschap

Raymond Rugland

Op 7 juli 1873 kwam H.P. Blavatsky, die reisde in opdracht van haar oosterse leraren en meesters, in New York aan. Op 17 december 1878 vertrok ze naar India. In de tussenliggende periode kwam ze in contact met de spiritisten en hun beweging en ontmoette Henry S. Olcott en William Quan Judge. Toen Judge – in die tijd een zwoegende jonge advocaat met een gezin – H.P.B. voor het eerst ontmoette, waren het volgens hem haar ogen die hem aantrokken, en hij wist dat ze gevolmachtigd was om de meesters te vertegenwoordigen en de beweging die bekend staat als de theosofie te gaan leiden.

De Theosophical Society werd gesticht in 1875 met H.P.B. als ‘correspondentie-secretaresse’ en Olcott als voorzitter. Twee jaar later werd Isis ontsluierd uitgegeven. De zaden van de theosofie waren in het Westen gezaaid in het denken van mannen en vrouwen die in zwermen vanuit Europa naar het ‘land van de onbegrensde mogelijkheden’ kwamen. Bevrijd van de dogma’s van een bekrompen theologie en de intriges van een in verval geraakt feodaal stelsel, vormden zij de ‘bodem’ voor de zaden van de oude wijsheid. Judge was zich er echter van bewust dat de Amerikaanse theosofen, waarvan de meesten afkomstig waren uit het spiritisme, idealisten waren vol goede bedoelingen; maar het ontbrak hen aan het diepere inzicht dat nodig was om H.P.B. te helpen bij de voortgang van het werk in het westen. Haar twee delen van ‘Isis’ heeft ze opgedragen ‘aan de Theosophical Society’ en ze voegde daar de belangrijke wenk aan toe ‘om de onderwerpen te bestuderen waarover deze [boekdelen] handelen’.

In juni 1878 werd de Britse TS opgericht. De eerstvolgende jaren, toen Blavatsky en Olcott in India waren, vormden India en Europa het brandpunt van de belangstelling. Het woord theosofie werd wereldwijd bekend. Judge, een van de medeoprichters van de TS, was in Amerika achtergebleven met een kleine groep. Hoewel de waarnemend voorzitter, generaal Abner Doubleday, de zaak volledig was toegewijd, kon hijzelf weinig doen. Judge, die als eerste prioriteit had om in zijn levensonderhoud te voorzien, had weinig speelruimte om van dienst te kunnen zijn. Het leek erop dat Amerika enige tijd nodig had om wat het had ontvangen ‘te verteren’, en een oppervlakkige waarnemer van de theosofie in Amerika zou tot de conclusie zijn gekomen dat er een Hercules voor nodig zou zijn om er enig leven in te brengen.

Aan de andere kant van de wereld had in 1880 een Indiase ambtenaar genaamd Allen O. Hume door zijn aanbod te helpen voor het ‘welzijn van India’ de aandacht getrokken van een van H.P.B.’s leraren. Hume streefde ernaar een organisatie op te richten die bekend zou staan als de Engels-Indiase Afdeling. Zijn doel was om ‘hooggekwalificeerde Engelsen bij elkaar te brengen die wilden deelnemen aan een studie van de Aziatische psychologie’. Meester KH reageerde op Hume’s verzoek om hulp: ‘Het is in één woord voor mijzelf of een andere Broeder, of zelfs voor een gevorderde neofiet, onmogelijk om speciaal te worden aangewezen of te worden bestemd om de leidinggevende geest of chef van de Engels-Indiase afdeling te zijn.’1 Hij licht de zaak als volgt toe:

En ondanks uw intuïtieve gevoel voor de grenzeloze omvang van de natuur neemt u het standpunt in dat u met uw grote talenten, tenzij een expert in de geheime wetenschap bereid is aan uw Society in wording die energie te verspillen die hij zonder zijn plaats te verlaten op nuttige wijze onder miljoenen kan verspreiden, zult weigeren een helpende hand naar de mensheid uit te steken door het werk in uw eentje te beginnen, en erop te vertrouwen dat de tijd en de grote wet uw inspanning zullen belonen.2

In tegenstelling daarmee gaf Judge zichzelf onvoorwaardelijk. Hij was goed opgewassen tegen zijn taak en enthousiast om deze uit te voeren. Wat Judge ook was, hij was een mens onder de mensen. Hij reed in de tram, nam zijn lunchpakket mee, gaf een keer een lezing voor een lege zaal, telde de stuivers en dubbeltjes van contributies en abonnementen, hij deed de boekhouding en maakte verslagen. Hij kreeg te maken met menselijk tekortschieten en zorgeloosheid, en de ergernis die mensen kunnen veroorzaken door onoplettendheid of onverschillig gedrag. Maar wat we filosofie noemen, was in zijn leven een bezielende kracht geworden.

Op 7 april 1889 zond H.P. Blavatsky haar groeten aan de derde jaarlijkse conventie van de bijeenkomst van de Amerikaanse sectie in Chicago. Ze citeert vriendelijke maar waarschuwende woorden van de meesters die ze omschrijft als ‘de belichaming van de hoogste praktische theosofie’:

O, mensen van het Westen, die de rol zouden willen spelen van redders van de mensheid vóór ze zelfs het leven van een mug sparen die hen met zijn steek bedreigt! Zou u willen delen in de goddelijke wijsheid of ware theosofen willen zijn? Handel dan zoals de goden dat doen wanneer ze geïncarneerd zijn. Voel uzelf het voertuig van de hele mensheid, de mensheid als een deel van uzelf en handel in overeenstemming daarmee.3

Het ideaal dat Judge de Amerikaanse leden voortdurend voorhield, was om universele broederschap tot een werkelijkheid in ons dagelijks handelen te maken. Hij maakte duidelijk dat hij H.P.B. volkomen vertrouwde. Als eerbetoon aan haar na haar overlijden, schrijft hij: ‘Ik kwam niet bij haar om vragen te stellen over filosofie, . . . maar als iemand die vele perioden langs de paden van het leven heeft rondgedwaald, op zoek naar die vrienden die konden tonen waar de plannen voor het werk verborgen waren. En ze gaf gehoor aan het beroep dat op haar werd gedaan en onthulde de plannen opnieuw, en zonder een woord ter verklaring te spreken wees ze eenvoudig erop en zette het werk voort.’4

Judge nam de teugels van verantwoordelijkheid in handen om leiding te geven aan het theosofische werk. Terwijl de weg vooruit onduidelijk was, had hij vertrouwen in de ‘tijd en de grote wet’ die KH onder de aandacht van Hume had gebracht. De grote wet of het goddelijke doel is een andere naam voor geestelijke evolutie. Om dit te bereiken, is tijd nodig. Judge schreef in Oceaan van Theosofie dat ‘de natuur voor geen ander doel bestaat dan voor de ervaringen van de ziel’ (blz. 2). De mens zelf is geworteld in het goddelijke, een product van hemel en aarde. Is er enige reden voor wanhoop? We zijn allen broeders. Het enige dat we nodig hebben om dit te bewijzen is één menselijk voorbeeld. William Quan Judge is zo iemand!

Verwijzingen

  1. De eerste brief van KH aan A.O. Hume’, Gecombineerde chronologie; te gebruiken bij De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, blz. 32.
  2. Op.cit., blz. 36.
  3. Brief 2 – 1889’, H.P. Blavatsky aan de Amerikaanse conventies, TUPA, 2014, blz. 33.
  4. ‘‘De uwe tot in de dood en daarna, HPB’’, Theosofische inzichten, TUPA, 2012, blz. 477.

William Quan Judge


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1996

© 1996 Theosophical University Press Agency