Theosophical University Press Agency

Tijd: een diepe en kalme poel opnieuw bezocht1

I.M. Oderberg

Door de eeuwen heen is het begrip tijd vanuit verschillende gezichtspunten besproken. Een extreem beeld van sommige natuurkundigen is dat er deeltjes bestaan, zogenaamde ‘tachyonen’, die zich sneller bewegen dan het licht en omkering van de tijd mogelijk maken – een theorie die zou betekenen dat men het verleden kan ingaan en daarin kan leven alsof het het heden is, een onderwerp dat door schrijvers van science fiction al is verkend.

Maar in de gebruikelijke opvatting geeft tijd een gevoel van stroming vanuit het verleden, via het heden, naar een verborgen toekomst. De Griekse filosoof Heraclitus vergeleek deze stroom met een rivier die zichzelf blijft terwijl zijn bestanddelen onophoudelijk veranderen: al schijnen we vele malen in dezelfde rivier te stappen, in werkelijkheid kunnen we dat nooit omdat het water verandert doordat de droppels elkaar elke seconde opvolgen. Ieder moment in tijd lijkt dus te verschillen van alle andere die samen de jaren vormen. Een klassieke analogie die wordt toegeschreven aan Einstein illustreert onze tijdsbeleving. Hij vergeleek de enkele momenten doorgebracht in het aangename gezelschap van een goede vriend met een even lange periode waarin men per ongeluk zijn hand op een hete kachel legt. In het eerste geval lijkt tijd heel kort, in het tweede heel lang. Dit soort bekende voorbeelden illustreert de bedrieglijke invloed van tijd op ons – alsof het om iets of om een proces buiten ons gaat.

Een uitvoerige studie over tijd van dr. J.T. Fraser staat in ‘Of Time, Passion and Knowledge’2. Als voormalig wetenschappelijk onderzoeker van magnetische resonantie, de veldtheorie, en communicatietechnieken, geeft hij een overzicht van het brede terrein van het tijdsbegrip. In dit encyclopedische werk begint hij met de voor de hand liggende premisse dat de gang van tijd ons allen vertrouwd is: vanaf ons begin, onze groei via volwassenheid, de neergang naar ouderdom en dood, en ook de opeenvolging van menselijke generaties. We zien de terugkeer van de jaargetijden – geen van de vier is precies gelijk aan die van andere jaren, en we denken na over het feit dat zelfs de aarde en de kosmos veranderen bij hun groei en ontwikkeling. Dr. Fraser merkt op dat er naast dit besef sprake is van een gevoel van onbehagen dat ontstaat omdat tijd voorbijgaat. Het verdwijnen van het heden in de vergetelheid van het verleden roept de vraag op wat tijd, die de illusie wekt zowel ‘vreemd’ als ‘vertrouwd’ te zijn, voor ons betekent.

Onze confrontatie met tijd lijkt hiërarchisch; ze omspant atomaire of microkosmische met de grotere menselijke en biologische cyclussen tot we de tijdstructuren van de aarde bereiken en daar voorbij in gebieden van kosmische tijd. We reageren op tijd ook gevoelsmatig en benaderen hem ook verstandelijk. Dr. Fraser vergelijkt de opgave een alomvattend beeld van tijd te ontwikkelen met het aan elkaar passen van de stukjes van een legpuzzel ‘waarvan de stukjes leven en bewegen’. Hij voegt daaraan toe dat het patroon ‘dat we zoeken is gegrift in de rationele en lichamelijke driften die onafgebroken ontstaan uit de spanningen’ die voortkomen uit het feit dat de levende stukjes in tijd bestaan (blz. 5).

Een aanvulling vinden we in het Chinese beeld van tijd als een ‘diepe en kalme poel’ – volgens dr. R.G.H. Siu, die het in verband brengt met het feit dat een enkel leven schijnt voort te komen uit de ‘ongedifferentieerde diepten’ van tijd om ‘te zijner tijd in hetzelfde continuüm’ terug te keren. Hij verbond dit met de gedachte dat de ‘ups and downs van het dagelijks gebeuren zich oplossen in kalme aanvaarding’.3 We zijn zo gewend aan het rechtlijnige westerse begrip van tijd dat het moeilijk is de essentie daarvan te zien als multidimensionaal. Hoeveel moeilijker is het daarom voor ons het in verband te brengen met bewustzijn, dat ongrijpbare aspect van onszelf en het universum als geheel. Zouden we ons ‘de diepe en kalme poel’ kunnen voorstellen als bewustzijn – de oorzaak, de bron van kosmisch leven en de vormen waardoor het zijn eigenschappen tot uitdrukking brengt – dan zouden we kunnen zien dat wat we tijd noemen het vastleggen is van gebeurtenissen als wegwijzers op de reis van onze kosmische vonk, onze essentie en drijvende kracht. Wat we ervaren in onze aardse omstandigheden zijn episoden in een lange geschiedenis van karakterontplooiing. Er is een hogere visie van tijd waarover soms gesproken wordt als Absolute tijd of Duur – oneindige, grenzeloze tijd:

Tijd is alleen maar een illusie, gewekt door de opeenvolging van onze bewustzijnstoestanden op onze reis door de eeuwige duur; hij bestaat niet waar er geen bewustzijn is waarin die illusie kan worden gewekt, maar ‘ligt dan te slapen’. Het nu is slechts een wiskundige lijn die dat deel van de eeuwige duur dat we de toekomst noemen, scheidt van het gedeelte dat we het verleden noemen. Niets op aarde heeft werkelijke duur, want niets blijft ook maar een miljardste deel van een seconde onveranderd of gelijk. De gewaarwording die we hebben van de werkelijkheid van het deel van de ‘tijd’ dat bekendstaat als het nu, wordt veroorzaakt door het vervagen van dat kortstondige beeld, of de opeenvolging van beelden, die door onze zintuigen worden opgevangen, terwijl de waargenomen dingen overgaan van het gebied van idealen dat we de toekomst noemen, naar dat van herinneringen dat we het verleden noemen.
De geheime leer, 1:66-7

Maar de meesten van ons neigen er echter toe gebeurtenissen te verbinden met door mensen gemaakte tijdsperioden. Toch heeft de planeet zelf geen weet van uren en dagen: ze draait om haar as en wat wij dag en nacht noemen zijn die gevallen waarin de plaats op aarde waar we zijn naar de zon is gekeerd of ervan is afgewend. Op dezelfde manier is ons jaar niets anders dan de kringloop van de aarde om de zon, een doorgaande beweging die door de planeet niet in maanden wordt verdeeld of tot eeuwen wordt vermenigvuldigd. De Aboriginals en sommige Indiaanse stammen hebben geen woorden voor verleden, heden en toekomst, omdat ze in het Nu leven waarin verleden, heden en toekomst zijn vervat. Voor hen is het verleden niet ‘dood’, maar leeft het voort in het heden, waarin zich ook de zaden van de toekomst bevinden.

Op vergelijkbare wijze zijn de symbolische verhalen van karakters in mythische tijd vastgelegd, zoals in Griekse mythen. In de verhalen van individuele personen en hun verrichtingen is een wereldgeschiedenis samengevat, die begint met de schepping van onze planeet (of de kosmos), zich voortzet via de geboorte en groei van de verschillende levensvormen, tot het ontwaken van het denkvermogen en het zelfbewustzijn van de wordende mensheid. In de millennia van de prehistorie, toen de mythische verhalen voor het eerst werden verteld, identificeerden die zeer vroege mensen zich met de mythische personages en vernieuwden hun leven. Het lot van de Griekse Zagreus, geboren uit Al-Vader Zeus en titanische stof, bijvoorbeeld, was een sleutel tot de dualiteit van de mens. Zijn natuur wordt zowel tot de niet-materiële als de materiële pool van zijn leven magnetisch aangetrokken en schommelt van de ene naar de andere. De essentie van deze mythen blijft stralen voor hen die een leven proberen te leven waarin symbolen betekenis hebben.

Door de eeuwen heen hebben mystici ernaar gestreefd in het Nu te leven en velen zijn daarin geslaagd. Het resultaat was een heroriëntatie van leven en denken, zodat de aspirant het volledige meesterschap verkreeg over zichzelf en niet meer werd beheerst door anderen of door uiterlijke gebeurtenissen. Dit betekende niet een zich losmaken van zijn medemensen, maar het niet gebonden worden door zowel aangename als pijnlijke ervaringen. Zij die zich vastklampen aan een beperkte opvatting over een echt verleden en een echte, zij het nog niet geboren toekomst, hebben niet de volledige beheersing over zichzelf. Als we erkennen dat de ‘diepe en kalme poel’, waaruit onze beste impulsen voortkomen, in onszelf is, is enige mate van heroriëntatie mogelijk, zelfs in onze levensduur.

Noten

  1. Zie Tijd: ‘de diepe en kalme poel’, Sunrise oktober 1975, blz. 16-22.
  2. Reflections on the Strategy of Existence, George Braziller, New York, 1975.
  3. Dr. Siu is bekend als biochemicus en leider van het wetenschappelijk onderzoek aan rijks- en particuliere instellingen in de Verenigde Staten. In zijn Ch’i: A Neo-Taoist Approach to Life (MIT Press, Cambridge, MA, 1974) en andere boeken die het westerse wetenschappelijke denken verbinden met het oosterse, vermeldt hij zich bewust te zijn geworden van de rijkdommen van zijn taoïstisch erfgoed toen hij besefte dat dit laatste bepaalde wetenschappelijke begrippen verklaarde die voor hem een raadsel waren.

Artikelen van I.M. Oderberg


Er is schoonheid in Plato’s uitspraak dat hij die van de mens wil spreken, de dingen der aarde moet waarnemen als van een hoge uitkijkpost; haar vergaderingen over vrede en oorlog, haar landbouw en veeteelt, huwelijk en scheiding, geboorte en dood, haar rumoerige gerechtshoven, eenzame woestijnen, vreemde volkeren van allerlei aard, feestend, rouwend, lovend en biedend – hij moet die hele bonte mengeling zien en de harmonieuze orde ontstaan uit tegenstellingen.

Zie terug in het verleden, met zijn wisselende wereldrijken die bloeiden en in verval geraakten en u kent ook de toekomst. Haar patroon is hetzelfde tot in het laatste detail; want zij kan de gestadige tred van de schepping niet verbreken. Of wij het leven van de mens bezien over veertig of veertigduizend jaar komt op hetzelfde neer; want wat is er meer voor u te zien?
Marcus Aurelius


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1992

© 1992 Theosophical University Press Agency