Theosophical University Press Agency

HPB, theosofie en de Theosophical Society

Grace F. Knoche

Het speciale nummer van dit jaar – ‘HPB, theosofie en de Theosophical Society’ – herdenkt het feit dat H.P. Blavatsky honderd jaar geleden op 8 mei 1891 overleed. Duizenden bestudeerders, vrienden en bewonderaars van haar geschriften zullen in centra over de hele wereld bijeenkomen in dankbare herinnering aan wat zij de wereld heeft geschonken.

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw, waarin de invloed van de Aquarische cyclus toenam, verscheen HPB op het wereldtoneel dat reeds in geestelijke en intellectuele verwarring verkeerde, en waarop theologen en aanhangers van de evolutieleer, verschanst in hun bolwerk van dogma’s, met elkaar overhooplagen. Zij sloopte de pijlers waarop hun conventionele kennis rustte en toonde in plaats daarvan het geestelijke beeld van een levende en evoluerende kosmos, waarvan ieder atoom een dynamische, groeiende, lerende entiteit is met dezelfde mogelijkheid als het helderste melkwegstelsel aan de hemel, nl. eens het goddelijke te bereiken. Als een kosmische filosofie, die meer is dan een briljante synthese van esoterische waarheden, verrijkt de theosofie de ziel; ze is zeer hoopgevend, is zowel een leer van het hart als van het hoofd en herstelt de waardigheid en heiligheid van de mensheid en van alle leven.

Verre van een statisch naslagwerk voor verouderde feiten, zijn HPB’s geschriften modern, bezield en beantwoorden ze aan ‘de dringende behoeften van ernstige denkers’1 – niet alleen uit haar tijd, maar zelfs nog meer uit onze eigen tijd en de komende eeuwen. Oude wijsheid, ongetwijfeld, maar ook eeuwig jong omdat elke aspirant haar opnieuw distilleert in de smeltkroes van de dagelijkse ervaringen. Ze doet op ons een beroep door haar helderheid van visie en hoop, haar kracht in de loop van de eonen, als het geestelijk erfdeel van de mensheid dat sinds de Enochs en Krishna’s, de Zoroasters, Quetzalcoatls en Odins uit de prehistorie, in een rechtstreekse lijn tot in deze tijd werd overgedragen. ‘Het hele stelsel van de oude kosmogonie’, zo zegt HPB, is ‘geen fantasie van één of meer afzonderlijke individuen’, maar is

het ononderbroken verslag . . . dat het werk is van duizenden generaties van zieners, die allemaal hun eigen ervaringen gebruikten bij het toetsen en controleren van de overleveringen. . . Deze overleveringen werden mondeling overgebracht van het ene vroege ras aan het andere; . . . Hoe deden ze dat? Het antwoord luidt: door op elk gebied van de natuur de oude overleveringen te toetsen, te onderzoeken en te controleren op basis van de onafhankelijke visioenen van grote adepten; . . . Van geen enkele adept werd het visioen aanvaard, vóór het was gecontroleerd en bevestigd door de visioenen van andere adepten – zó verkregen dat ze als opzichzelfstaande bewijzen konden dienen – en door eeuwen van ondervinding.
De geheime leer, 1:299-300

Omdat het haar taak was voor de komende zodiakale cyclus ‘een aantal uitgekozen gedeelten’ van de Wijsheidsreligie der eeuwen door te geven, zoals die door ‘duizenden generaties van zieners’ was getoetst en gecontroleerd, moest HPB een omwenteling teweegbrengen op elk terrein van het menselijk denken door haar weergave van het ontstaan van werelden, de goddelijke afkomst van de mens en zijn verhouding tot de kosmos, zijn medemensen, en zijn jongere broeders die evolueren in het kleed van dieren, planten en mineralen. Om haar taak te volbrengen had ze een organisatie nodig om door te werken. In 1875 werd in New York City de Theosophical Society opgericht met zeventien leden, waarvan het algemene doel was ‘kennis van de wetten die het heelal beheersen te verzamelen en te verspreiden’, en waarvan belangstellenden lid konden worden ongeacht hun ras of nationaliteit, geslacht, kleur of kaste. Onder de verkozen bestuurders kreeg H.P. Blavatsky de functie van ‘Corresponding Secretary’ – een taak die haar in staat stelde haar gevoelige vinger (en pen) aan de pols van de menselijke behoefte te houden – en werd Henry S. Olcott president.

HPB noch Olcott kregen aanwijzingen hoe ze de Society moesten leiden of haar invloed in de wereld moesten vergroten; zij moesten de organisatorische bijzonderheden zelf uitwerken. Kolonel Olcott, die veel ervaring had op bestuursgebied en zich standvastig wijdde aan de ontwikkeling van de Society, speelde een belangrijke rol in het groeiproces van de jonge Society tot een wereldbeweging. HPB had de meer subtiele maar onmisbare taak de schakel te vormen met haar leraren en de goedgeoefende en bereidwillige overbrenger te zijn van leringen, die duizenden jaren lang niet zo krachtig en overvloedig waren uitgegeven.

Binnen twee jaar publiceerde HPB Isis ontsluierd, een vurig pleidooi voor het herstel van ‘de oude universele Wijsheidsreligie’ dat uiteindelijk zou leiden tot ‘het tenietdoen van dwalingen en de overwinning van de waarheid’ (Voorwoord). In mei van het daaropvolgende jaar verscheen er een rondschrijven voor belangstellenden waarin het grondplan en de doelstellingen van de TS werden geschetst: de Society was nu verdeeld in drie secties of graden met ver uiteenlopende doeleinden; de leden van de laagste sectie werden aangemoedigd ‘een grondige kennis van de natuurwetten’ te verwerven, met het doel ‘het mysterie’ van hun bestaan op te lossen; hun latente vermogens te ontwikkelen; een persoonlijk voorbeeld te zijn van ‘de hoogste moraal en religieuze aspiratie’; zich te verzetten tegen ‘het materialisme van de wetenschap en elke vorm van dogmatische theologie’; de kennis te verspreiden van ‘de verheven leringen van dat zuivere esoterische stelsel uit de archaïsche periode, die in de oudste Veda’s en in de filosofie van Gautama Boeddha, Zoroaster en Confucius zijn vertegenwoordigd’; en

ten slotte en als het belangrijkste, bij te dragen tot het vestigen van een broederschap van de mensheid, waarin alle goede mensen van onbesproken gedrag en van ieder ras, elkaar zullen zien als gelijke gevolgen (op deze planeet) van één ongeschapen, universele, oneindige en eeuwigdurende oorzaak. Sectie VI

Dat zijn indrukwekkende doeleinden en van de oorspronkelijke oprichters waren er maar drie – HPB, Olcott en William Quan Judge – die volhielden. Het is heel waarschijnlijk dat van hen, die zich op de nu gedenkwaardige avond van 7 september 1875 in HPB’s appartement verzamelden, de meesten er niet de flauwste notie van hadden dat het schijnbaar toevallige voorstel een vereniging te vormen om de verborgen wetten achter het stoffelijk heelal te onderzoeken, de belofte inhield van een wereldorganisatie, die het denken en het bewustzijn van de mensheid krachtig zou beïnvloeden. Zolang HPB en Olcott zich in New York bevonden, meldden zich nieuwe leden, maar toen zij eind 1878 naar India vertrokken, waren er maar weinigen die het innerlijke doel van de TS in voldoende mate begrepen. Zonder Abner Doubleday (blz.183 van dit nummer) en W.Q. Judge, had de jonge plant gemakkelijk kunnen verdorren in de magere jaren tot 1886, toen Judge het tijdschrift The Path oprichtte en redigeerde en het theosofisch werk onder zijn leiding zich snel over de Verenigde Staten verbreidde.

Bij hun aankomst in Bombay in februari 1879 vestigden HPB en Olcott daar een tijdelijk hoofdkwartier. In de volgende maand sprak Olcott in de stampvolle Framji Cowasji zaal tot een enthousiast gehoor over de doeleinden van de Theosophical Society. Het overbekende gezegde dat ‘niets zo krachtig is als een idee waarvoor de tijd rijp is’ bleek opnieuw juist te zijn: het publieke denken in India en elders ontwaakte uit zijn lethargie en de lang gekoesterde droom het gedachten- en gevoelsleven universeel van aard te doen worden, kon nu openlijk tot uitdrukking worden gebracht. Algauw reisden HPB en Olcott door het hele land en spraken tot allen die samenstroomden om te horen wat de theosofen hadden te zeggen; over de doeleinden van de Society en, meer in het bijzonder, moedigden maharadja’s zowel als paria’s aan zelf de filosofische rijkdommen van hun eigen heilige geschriften te ontdekken.

Omstreeks de tijd dat het eerste nummer van The Theosophist (oktober 1879) werd gepubliceerd, verschenen de herziene Beginselen, Regels en Reglementen van de TS onder het hoofd ‘The Theosophical Society or Universal Brotherhood’. Er werden op de volgende jaarlijkse conventies meer veranderingen in benamingen aangebracht, totdat in 1882 de doeleinden van de Society tot drie werden teruggebracht: broederschap; de studie van oude en moderne religies, filosofieën en wetenschappen; en het onderzoek van de verborgen krachten van de mens. En zo is het in wezen tot nu toe gebleven en is de vorming van een kern van mannen en vrouwen toegewijd aan het beginsel en het in praktijk brengen van universele broederschap het belangrijkste doel van theosofen, waar ze zich ook bevinden.

Omdat de gedachte van gelijke kansen voor allen werd gehuldigd, was niemand te machtig of te nederig om raad te kunnen geven. HPB kon streng optreden tegen een aristocraat die voor zichzelf om een ‘occulte’ gunst vroeg, maar uit haar antwoord aan een jonge leerling2 sprak duidelijk haar teder geduld en stille wijsheid wanneer ze het gevoel had dat het om een oprecht verzoek om hulp ging:

Het geeft me altijd veel vreugde in contact te komen met een nieuwe zoeker naar wijsheid, en ik zou alleen willen dat de dag voldoende uren had om ieder bij de hand te nemen en hem op de lange reis te begeleiden die eindigt bij de deur van de Esoterische Wijsheid. Maar sinds onheuglijke tijden is er beslist dat ieder zijn eigen betrouwbare gids en lijfwacht moet zijn voor zover het om zichtbare dingen gaat. Het ‘Koninkrijk der Hemelen’ dat, en ik behoef u dat niet te vertellen, slechts de heerschappij betekent van de onsterfelijke geest van de mens over de innerlijke kracht van het heelal, moet met geweld worden genomen. Het spijt me u te moeten zeggen dat de beloning aan Wijsheid en Macht moet worden verdiend langs de weg van gevaar, beproeving, verleiding, de verlokkingen van de zinnen en alle aanvallen uit deze wereld van de stof die daaraan beantwoorden, dus de tegenhanger van de geest. Breed, effen en met bloemen bestrooid is de weg naar wereldse beloningen; smal, ruw en door smart omgeven is het pad naar de Tempel van de Waarheid.

Ik vraag u het bovenstaande niet te houden voor literaire sier, of een poging onze correspondentie een geheimzinnig tintje te geven. Wat ik zeg is de eenvoudige en ongesluierde waarheid. Toen ik uw brief las, kwam het me voor dat u reden hebt voor bemoediging. Uw aspiraties zijn warm en zuiver, uw studie gaat in de goede richting en ik zie in uw dichtkunst dat de innerlijke mens er meer mee te maken heeft dan de louter stoffelijke hersens van de schrijver. U moet doorgaan en nooit een blik achterom werpen . . .

Hen te helpen die dat nodig hebben is het doel van mijn hele leven en mijn meest heilige plicht . . .

Vanaf 1875 tot haar dood werd een ‘vrij en onbevreesd onderzoek’ van het Boek van de Natuur en van alle takken van kennis, theosofische of andere, voorgeschreven maar niet afgedwongen, zoals HPB duidelijk stelt in haar twee artikelen die op dit hoofdartikel volgen. Om de theosofische filosofie in haar volle bereik en diepte te begrijpen zijn wellicht jaren en mogelijk zelfs levens van denken en overpeinzen nodig; maar een mens is zo’n wonderlijk wezen dat als men ervoor openstaat, men zijn dorst kan lessen aan de wateren van inspiratie en een onmiddellijke transformatie kan ondergaan, althans tijdelijk. De theosofie is inderdaad in de eerste plaats een manier van leven, van voelen, van streven, kortom van intuïtief met het hart beleven.

Dat H.P. Blavatsky haar heilige taak ruimschoots volbracht kunnen generaties van theosofen bevestigen. Namens hen en toekomstige leerlingen op het pad betuigen we met dankbaarheid onze erkentelijkheid over HPB’s drievoudige geschenk aan de mensheid: waarheid, broederschap en de innerlijke weg.

Omdat onze medewerkers, elk op eigen wijze, in hun bijdragen de vruchten van hun vereenzelviging met de theosofische traditie hebben neergelegd, hopen we dat het Speciale Nummer van dit jaar een welkome stimulans moge zijn voor onze lezers om zich verder te verdiepen in HPB’s leven en geschriften, om daaruit al wat voor hen mogelijk is aan wijsheid en leiding te vergaren.

Verwijzingen

  1. William Q. Judge, Brieven die me hebben geholpen, blz. 121.
  2. Uit een brief aan Thomas H. Evans, Washington, D.C., die door hem in december 1885 naar The Occult World werd gezonden om te worden gepubliceerd; red. Mevr. Josephine W. Cables, Rochester, New York.

Theosofie, theosofen, de Theosophical Society


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1991

© 1991 Theosophical University Press Agency