Theosophical University Press Agency

Pad naar waarheid

H.R. Opdenberg

Een van de vele vormen van kritiek die H.P. Blavatsky te verduren kreeg als dank voor het inzicht dat zij velen verschafte, was onvriendelijk commentaar op de zekerheid waarmee zij sprak. Hoe kon iemand die de oorlog had verklaard aan autoriteit en dogma zelf spreken met zo’n absolute zekerheid? Ondogmatisch denken sluit kennis niet uit, blijkbaar.

Polynesische zeevaarders weten niet alleen aan de sterren, maar zelfs aan verschillen die ons ontgaan in het patroon van de golven exact waar ze zijn, zonder een van onze moderne hulpmiddelen. Dit is een vorm van kennis.

Er was een tijd dat scholastici er, met de Bijbel in de hand, volkomen zeker van waren dat de aarde plat is. Dit heette ook kennis, en het was voor de toeschouwer lang niet altijd eenvoudig om feiten van fouten te onderscheiden. En nog steeds is dat niet altijd even gemakkelijk. De groeiende innerlijke zekerheid van gnosis, kennis ouder dan de wereld, wordt vaak gezien als iets ongrijpbaars, sensationeel en mysterieus; en dat geeft dan sommigen de kans kwaliteiten voor te wenden die ze niet echt bezitten. Er is echter een wereld van verschil tussen het mystieke en het mysterieuze.

Tegenovergestelden hebben soms een oppervlakkige gelijkenis. Of het nu een tv-programma is, waarin onze nooit werkelijk bewezen afstamming van de aap wordt afgebeeld als waren we ooggetuigen van het heuglijke voorval, of de ontelbare gedachtespinsels waar boekwinkels steeds beter in gesorteerd raken, ze presenteren zich allemaal als ‘waarheid’. Bij nader onderzoek blijkt het echter in de wereld van het paranormale net zo te gaan als het altijd al toeging in de wereld van de theologen: alles wat de een beweert, wordt wel door iemand anders heftig tegengesproken. Keus genoeg dus voor iemand die ergens bij wil horen. Maar voor iemand die – zoals de paramita het formuleert – probeert ‘zich al strijdend een weg te banen naar de hoogste waarheid, uit het slijk van aardse leugens’ – is er verbazend weinig keus.

Het voorwoord van De geheime leer zegt:

De publicatie van vele van de hierin vermelde feiten werd noodzakelijk door de wilde en fantastische speculaties waaraan veel theosofen en onderzoekers van de mystiek zich hebben overgegeven. blz. vii-viii

Deze woorden hadden voor onze tijd geschreven kunnen zijn. Ondanks haar grote kennis van zaken zien we H.P. Blavatsky nooit aanspraak maken op een miraculeuze openbaring, of komen met kersverse theorieën. Wat we wel vinden is het bijeenbrengen van het spirituele erfdeel van de mensheid, de wijsheid en de visie die de mensheid hebben vergezeld door de millennia heen, in beschaving na beschaving.

‘Ik geef alleen maar door’, zei Confucius, ‘ik kan geen nieuwe dingen scheppen. Ik geloof in de Ouden en daarom houd ik van hen.’ Telkens als dogma’s en fantastische interpretaties de mensheid het onbelemmerd uitzicht op deze fundamentele kennis dreigen te ontnemen, verklaren de grote leraren zelf steevast niets liever te willen dan terug te keren tot de zuivere ideeën en de visie der ouden. Het zijn altijd de volgelingen die een geloofsleer opbouwen.

Laurens van der Post verhaalt over zijn bezoek aan een Japans heiligdom in de bergen, zo oud dat niemand meer na kan gaan uit welke tijd het stamt, en zegt dan: ‘Een van de treurigste dingen in het leven is misschien wel de steeds terugkerende illusie van mensen dat zij de waarheid kunnen verbeteren.’1

Van de ideeën die de mensheid zijn aangeboren, worden voortdurend nieuwe varianten uitgewerkt, zo ongeveer als de landbouw nieuwe variëteiten van gewassen ontwikkelt – hybriden met een ongelooflijk rijke opbrengst, maar ook kwetsbaar voor ziekten. Aan de ene kant hebben ze de ‘groene revolutie’ mogelijk gemaakt die de honger uitbant in steeds grotere delen van de wereld, aan de andere kant zijn voedseldeskundigen zich pijnlijk bewust van hun kwetsbaarheid. Bij hybridisatie gaat veel genetisch materiaal verloren en daarmee ook veel van de eigenschappen die de gewassen resistent maken tegen ziekten en barre omstandigheden. In een aantal gevallen heeft ook de voedingswaarde erbij ingeboet.

De Ierse hongersnood laat zien wat er fout kan gaan. De aardappelplanten waarmee de velden vol stonden waren – genetisch gesproken – zo gelijk als druppels water. Het waren alle afstammelingen van de een of twee planten die indertijd door de Spanjaarden uit Peru waren meegenomen. Toen kwam de koude, natte zomer van 1841 en de geschiedenis verhaalt hoe de stank van rottende planten over het hele land hing. Een miljoen mensen kwamen om van de honger en een miljoen anderen emigreerden. Een ander voorbeeld van de kwetsbaarheid van landbouwhybriden is de koffieroest die in de jaren zestig van de vorige eeuw de hele koffiecultuur op Ceylon – Sri Lanka – wegvaagde. Het eiland exporteert thee tegenwoordig, geen koffie. Een recenter voorbeeld is de maïsziekte die in 1970 onstuitbaar door het zuiden van de Verenigde Staten trok en in een paar dagen 50% van de oogst vernietigde.

Er zijn de laatste jaren expedities uitgestuurd naar afgelegen streken om de oorspronkelijke zaden, bollen en knollen van onze voedingsgewassen op te sporen en te verzamelen. Zo kan de rijkdom aan genetisch materiaal die hier en daar nog te vinden is uitgangspunt worden van nieuwe, gezonde en sterke landbouwhybriden. Er zijn een aantal centra ingericht waar de verzamelde zaden worden opgeslagen in gekoelde gewelven, een ware bank van genetisch materiaal.

Botanici schatten dat er circa 20.000 eetbare planten zijn op aarde, waarvan er ongeveer 100 tot voedingsgewassen zijn ontwikkeld, en daarvan weer zijn er slechts ongeveer 22 op grote schaal in cultuur gebracht – en evenzo is ons gedachteleven ingekrompen tot dat heel kleine wereldje dat momenteel onze geesten bezighoudt. Ook hier – en vooral hier – kan de rijkdom die de mensheid eenmaal gekend heeft de uitkomst brengen voor een geteisterde planeet. Als we gedachten beschouwen als levende, groeiende wezens, een natuurrijk – zoals het plantenrijk – dan is de overeenkomst treffend. Ook zonder een Linnaeus om het rijk van gedachten te classificeren, is het wel duidelijk dat het heel wat soorten en families herbergt, en lang niet allemaal voedingsgewassen. G. de Purucker geeft in De esoterische traditie enkele hints over de aard van gedachten en de rol die ze spelen in het wel en wee van de mensheid:

Gedachten zijn . . . elementale energieën. Ze ontstaan niet in een menselijk brein. . . . De inspiraties van een genie, de meest verheven voortbrengselen van de menselijke geest, komen eenvoudig tot ons via verheven en grote geesten, ruime kanalen die zo’n sublieme stroom konden doorlaten.

Een mens kan degenereren door constant lage en ontaarde gedachten te hebben. Aan de andere kant kan een mens zich tot de goden verheffen door zijn spirituele wil te gebruiken en zijn wezen open te stellen voor alleen die verheven gedachten die het soort indrukken op ons wezen achterlaten dat automatisch een actieve en onophoudelijke bron van inspiratie wordt. blz. 368-9

H.P. Blavatsky en haar opvolgers hebben gedachten uit de oude wijsheid-traditie verzameld en opnieuw toegankelijk gemaakt, de ‘hoeksteen, het fundament voor de toekomstige religie(s) der mensheid’, uitgangspunt voor nieuwe en gezonde hybriden die de mens het spirituele voedsel zullen verschaffen waaraan zo’n schreeuwende behoefte bestaat. Want de wereld gaat allang gebukt onder een ander soort hongersnood, die de hele aarde teistert en een spoor achterlaat van verschrompelend spiritueel leven, verlies van idealen en morele waarden, de heerschappij van afgunst en geweld. Wat nodig is om deze morele hongersnood te lenigen is te vinden zowel dichtbij als in de meest afgelegen hoeken van de aarde, in de herinnering waar indrukken uit een beter en wijzer verleden nog groen zijn:

In deze eeuw van bot en onlogisch materialisme is alleen de esoterische filosofie erop berekend om de herhaalde aanvallen te weerstaan op alles wat de mens in zijn innerlijke spirituele leven het dierbaarst en het heiligst is. De geheime leer, 1:3-4

Vanaf het moment dat H.P. Blavatsky begon te onderwijzen en verklaren, werden er veel pennen in beweging gebracht, met velerlei motieven. Zoveel is wel duidelijk: het uiterste zal worden gevraagd van ons onderscheidingsvermogen, en dit moet ieder zichzelf aanleren – evenals ieders eigen afweersysteem de valse genetische informatie van binnengedrongen virussen moet herkennen en onschadelijk maken.

Maar er zijn wel enkele vuistregels, zoals bijvoorbeeld de toetssteen van universaliteit. Dit hulpmiddel kan op twee manieren worden toegepast: Is de verkondigde theorie alleen maar, al of niet geleerd aandoend, nieuwlichterij? Of vinden we deze gedachte, althans in grote lijnen, in oude tradities over de hele wereld bij vele volken en culturen, als deel van het spirituele erfgoed van de mensheid? Een tweede aspect is: Heeft de theorie of uitspraak betrekking op alles en allen, of alleen maar op een groep uitverkorenen of gelovigen, een uitzonderlijke openbaring, of een uniek moment in de wereldgeschiedenis, enz.?

In zijn boek God in de nieuwe natuurkunde vertelt Paul Davies hoezeer hij onder de indruk is van de ontdekking van de universaliteit van de ‘fysische constanten’, zoals de golflengte van 21 cm van waterstof, die een miljoen lichtjaren ver weg precies dezelfde blijkt te zijn als hier op aarde.

Wat is waarheid anders dan de werkelijkheid? De dingen zoals ze werkelijk zijn in het onmetelijke heelal dat ons heeft voortgebracht, en waarmee we dus verwant zijn? Het is deze verwantschap die ons in staat stelt de werkelijkheid der dingen te leren kennen, in strikte verhouding tot de graad waarin we onze vermogens ontwikkelen – een ontwikkeling die gediend is met de ‘geest van vrij onderzoek, ongehinderd door wie of wat dan ook.’

Er zijn ontelbare invloeden die kunnen hinderen. Elke keer als een boodschapper opnieuw de levengevende waarheden bijeenbrengt en duidelijk maakt, en er een nieuwe religie begint, gaat alles voorspoedig

zolang de oorspronkelijke verkondiger met zijn schitterende geest en machtige intuïtieve vermogen er is om het werk en de kanalen van de beweging te besturen en te richten. gedijt alles goed; maar wanneer hij heengaat . . . verschijnen er kleinere mensen ten tonele . . . en zij onderwijzen ook en brengen toevoegingen aan in de spirituele oerwaarheden uit hun eigen voorstellingen.2

Hier stuiten we opnieuw op de noodzaak van onderscheidingsvermogen en trouw. Hoe meer daarvan aanwezig is, des te minder afwijkingen zal dat geschenk van de goden gaan vertonen.

Wat zal het spirituele klimaat zijn in de toekomst? Zullen we vrij van angst en onderdrukking leven, in harmonie met onszelf en de medemens en in het bezit van de brede visie die ons geboorterecht is?

Blavatsky schreef in 1889:

De geest van de waarheid gaat nu over de duistere wateren, brengt een scheiding aan, en dwingt ze hun spirituele rijkdommen uit te storten. Deze geest is een kracht die niet kan worden gehinderd, noch tegengehouden . . . Er bestaan werkelijk mannen en vrouwen, volledig gekwalificeerd hiervoor, wier enige doel is te leven onder het schild van hun goddelijke natuur. Laten ten minste zij moed vatten om het leven te leven en het niet te verbergen voor de ogen van anderen!3

Verwijzingen

  1. Laurens van der Post, Yet Being Someone Other, blz. 236.
  2. G. de Purucker, The Esoteric Tradition, TUP, 1973, blz. 17.
  3. ‘Le cycle nouveau’, La revue theosophique, Parijs, 21 maart 1889; herdrukt in H.P. Blavatsky Collected Writings, 11:109ev.

Waarheid en ethiek

Artikelen van H.R. Opdenberg


Onze persoonlijkheid is de bloesem van dit seizoen, zoals een hyacint die uit de bol komt: volgend jaar is het niet dezelfde bloem, al komt ze uit dezelfde bron en schijnt ze gelijk. Zoals een bloem voedsel verschaft aan de bol, zo voeden wij ons hogere zelf met onze ervaringen.
Hilda G. Lewis


Uit het tijdschrift Sunrise mei/jun 1987

© 1987 Theosophical University Press Agency