Theosophical University Press Agency

De zwerftochten van Odysseus

Een allegorie van de ziel

Charles J. Ryan

In lang vervlogen tijden, toen kranten, radio, en televisie nog onbekend waren en het leven eenvoudiger was, was de invloed van de verbeeldingskracht groter en werden er in de gedachtewereld grondtonen aangeslagen die altijd zijn blijven resoneren. Een aantal hiervan is bewaard gebleven in de eeuwig-jonge allegorieën van vele volkeren die, onder het mom van epische gedichten of zelfs historische overleveringen, onmiddellijk iedereen aanspreken die ze hoort. De ouden wisten dat niet alleen kinderen maar ook volwassen mannen en vrouwen altijd graag naar een boeiend verhaal luisteren; het was daarom gebruikelijk dat barden en vertellers het land rondreisden en door middel van liederen en verhalen vertelden over de beproevingen en overwinningen van helden. Zo werd gebruikgemaakt van het doeltreffende middel van suggestie om grote waarheden over te brengen en werden serieuze leringen over leven en moraal in een levendige en opneembare vorm gegoten.

Het motief dat aan dit soort legenden en vele nationale heldendichten, hoe verschillend ook voorgesteld, ten grondslag lag, was steeds hetzelfde: het verhaal van de pelgrimstocht van de mens, individueel en als ras, op zoek naar ware verlichting. In een zeker stadium van intelligentie, begint de ontwakende ziel, niet langer tevreden met de gewone genoegens en ambities, te vermoeden en ten slotte te weten dat een hoger en edeler leven voor hem openligt; hij is bereid de verzoekingen en beproevingen te ondergaan die nodig zijn om hem voor te bereiden op de uiteindelijke overwinning: de vereniging van de gezuiverde persoonlijkheid met zijn innerlijke god, de Vader in de ‘hemel’ – waarbij over de hemel wordt gesproken als zijnde in ons.

Het te bereiken doel werd op verschillende manieren gesymboliseerd: het visioen van de Heilige Graal of het veroveren van een schat, zoals het Gulden Vlies of de Gouden Appels van de Hesperiden; soms een huwelijk met een godin of, zoals in het verhaal van Perseus en Andromeda, met een prinses, na haar uit de greep van een zeemonster te hebben bevrijd. In de Bhagavad Gita, een deel van het grote hindoe-heldendicht de Mahabharata, strijdt Arjuna voor zijn rechtmatig erfdeel in een ‘wettige oorlog’. Het bijbelverhaal van de Israëlieten, die zich uit de slavernij bevrijdden en veertig jaar lang rondzwierven in de Sinaï woestijn, op weg naar het Beloofde Land, is een duidelijke allegorie, evenals de gelijkenis van de Verloren Zoon. Het verhaal van de beproevingen en de uiteindelijke overwinning van Job, die weet dat zijn ‘verlosser leeft’, is onmiskenbaar; het verhaal van Dante en Beatrice moet hier ook onder worden gerekend.

In Ierland zien we hoe Bran op zoek is naar het mystieke land van vreugde en vrede; en Art, de zoon van Conn, die zware beproevingen moet doorstaan op zoek naar de Prinses van het Eiland der Wonderen. In Wales hebben we Pwyll en Manawyddan en de reis van Koning Arthur naar Annwn, de Hades van Wales, om de magische ketel te veroveren – een soort Heilige Graal. Dankzij Wagner zijn de Germaanse legenden van Siegfried en Brünhilde en andere nu algemeen bekend. De heilige mythe van Orpheus en Eurydice is een duidelijke vertolking van het drama van de ziel. Maar onder de oude en populaire verhalen is er niet één steeds zo beroemd gebleven als dat van de zwerftochten van Odysseus zoals verteld door Homerus.

Velen menen dat Odysseus symbolisch het ontwaakte denken van de mens voorstelt, want na vele jaren strijd tegen wereldse zaken – weergegeven door de Trojanen – probeert hij kennis over zichzelf te herwinnen. Zijn trouwe vrouw Penelope, die de hogere natuur of de spirituele intuïtie vertegenwoordigt, blijft tijdens het hele gedicht als een doordringende invloed op de achtergrond. Terwijl Odysseus, als actief verstandelijk beginsel, vecht tegen de obstakels en snel vordert, wacht Penelope thuis geduldig op zijn terugkeer, gezeten aan haar weefgetouw en bezig met het weven en uithalen van haar patronen. Odysseus wordt niet alleen van zijn vrouw gescheiden, maar is ook een balling van zijn huis en land; niet alleen moet hij voortdurend in actie komen, maar hij moet voor zichzelf ook het ware pad vinden, dat hem naar huis zal leiden.

Bij het zoeken naar een verklaring van de Odyssee is het niet nodig de volgorde van het gedicht aan te houden zoals Homerus dat arrangeerde of zoals de Homerische legenden door anderen werden samengevoegd; het is gemakkelijker en het geeft meer voldoening het eenvoudige verhaal in zijn natuurlijke opeenvolging van gebeurtenissen na te gaan. Na het slagveld van Troje te hebben verlaten, vaart Odysseus uit naar zijn geboorte-eiland ‘het schone Ithaka’, in de verwachting het snel te zullen bereiken; maar al snel drijft een storm de vloot uit zijn koers en belet een hevig gevecht zijn voortgang. De vernietiging van al zijn schepen op één na en het verlies van vele zeelieden volgt kort daarop. Een van de vreemdste voorvallen in dit inleidende deel is de ontmoeting met Polyphemus, de cyclopische reus met één enkel oog in het midden van zijn voorhoofd. Voor we deze figuur schouderophalend afdoen als een verwrongen verbeelding van de vroegere mens, moeten we de mogelijkheid van een symbolische betekenis in gedachten houden. Soortgelijke schepsels werden vermeld door vele oude volkeren die ver van elkaar verwijderd leefden; mogelijk wijst dit op een of andere gebeurtenis in de geschiedenis van de mens die nu vergeten is.

Na aan dit eenogige monster te zijn ontkomen en na nog enkele andere gevaarlijke avonturen, bereiken Odysseus en zijn reisgenoten spoedig het eiland van de tovenares Circe, die duidelijk de bekoring van zinnelijke vreugden vertegenwoordigt. Odysseus is onaangedaan door de grove verleidingen waaraan zijn vrienden ten prooi vallen, die door de goden in varkens worden veranderd; en zijn moed en ‘vertrouwen in de hemel’ overwinnen uiteindelijk de verleidster en dwingen haar hem te dienen. Zij geeft de mannen hun menselijke vorm terug en vertelt Odysseus hoe hij de weg naar de Onderwereld kan vinden.

De ingang tot de Hel of de Onderwereld, het ‘open graf’, heeft in de oude allegorieën meer dan één betekenis en komt in een of andere vorm steeds tevoorschijn in inwijdingsmythen; Orpheus, Aeneas en vele anderen moesten de gevreesde ‘afdaling’ volbrengen. In de legende van Perseus en Andromeda vliegt de held, bijgestaan door de goden, naar de afschuwelijke gebieden van koude en duisternis en vernietigt de vreselijke Medusa voor hij de prinses van Ethiopië uit de handen van het monster kan redden. Voor Odysseus is het gebeuren een beproeving vol verschrikkingen. Circe heeft hem gewaarschuwd dat hij, voor hij verder kan gaan, inlichtingen over de toekomst moet verkrijgen van Tiresias, een eerbiedwaardige profeet, die bij de bewoners van Hades leeft, hoewel hij zelf niet dood is. Van begin af aan is dit hele gebeuren omringd door verschrikkelijke gevaren, en om veilig door de menigte van wraakgierige schimmen te komen is de hoogste fysieke en morele moed vereist. Zoals alle hoofdpersonen uit heldendichten over de ziel, moet hij de Vallei van de Schaduw van de Dood oversteken: de schimmen trotseren, de talmende overblijfselen van vroegere zonden en fouten; daarna moet hij leren wat nodig is voor zijn verdere vooruitgang. Ten slotte, al is hij tot het uiterste beproefd, keert hij ongeschonden terug.

Op dit punt gekomen verandert de toon van het gedicht; de luchtige en opgewekte manier waarop Odysseus zijn avonturen heeft verteld, maakt plaats voor diepe ernst, en de taferelen in Hades worden beschreven met een intense levendigheid en veel realisme. Zijn deze schilderingen feitelijk onthullingen van het leven na de dood? Na de onzuiverder regionen te hebben verlaten, trekt Odysseus verder, ontmoet de strenge Minos, de Rechter van de Doden, en krijgt zelfs een vluchtig kijkje in de hemelwereld of de Elysese velden, waar de hogere en onsterfelijke delen van de mens hun bestaan hebben tussen de incarnaties op aarde. Plato en Plutarchus geven een waardevol inzicht in de Griekse leer over dit mysterieuze onderwerp, die praktisch identiek blijkt te zijn met de Egyptische, Indiase en andere oude opvattingen over de toestanden na de dood.

Na de wijze Tiresias te hebben gesproken, keert Odysseus ten slotte terug naar Circe, die de gevaren schetst die hem nog te wachten staan op zijn reis naar huis. Dan komt de gevaarlijke zeestraat tussen Scylla en Charybdis en de subtiele verlokkingen van de Sirenen. In hun voortreffelijke schoonheid bieden ze hem de voldoening aan om zich op kennis te kunnen beroemen, en vertellen hem dat ze op de hoogte zijn van ‘Al wat onder de stralende baan van de zon ligt’, en ze zingen met alle bekoring van hemelse muziek:

Gezegend is iemand die onze stem mag horen,
Het lied onderricht de ziel, bekoort het oor.
Kom naderbij! Uw ziel zal in vervoering opstijgen!
Kom naderbij! Leer nieuwe wijsheid van de wijzen.

Zal hij, na met succes de beproevingen van de Onderwereld te hebben doorstaan, het slachtoffer worden van trots en onbezonnen zelfvertrouwen? Omdat hij de overweldigende kracht van deze beproeving maar al te goed kent, neemt de held iedere voorzorg, laat zich aan de mast vastbinden en stopt de oren van zijn bemanning vol met was, als bescherming tegen de gezangen van de Sirenen. Zij varen veilig door de Straat, maar raken opnieuw in moeilijkheden als zijn manschappen, om hun gulzigheid te bevredigen, Apollo’s heilige ossen doden en verslinden. Dit wekt zo de toorn van de god dat hij een hevige storm op hen afstuurt om de bemanning van Odysseus tot de laatste man te vernietigen, en de moedige man blijft alleen achter met niets dan zijn eigen kracht en de gunst van Athene, zijn gids.

In zijn wanhoop en eenzaamheid komt hij voor een nieuwe verleiding te staan die hem bijna noodlottig wordt. Hij geeft zich zeven jaar lang over aan de verleidingen van de lieflijke nimf Calypso op haar betoverde Atlantische eiland. Calypso biedt hem zelfs ‘eeuwig leven, vrij van ouderdom en lijden’. Maar met de hulp van Athene, de verpersoonlijking van goddelijke wijsheid, weet hij de kracht te vinden om weerstand te bieden.

Dit is een van de passages in de Odyssee, die het diepe inzicht van de dichter onthult en de innerlijke kwaliteit van zijn onderricht. Want hier wordt gewezen op de brede kloof die bestaat tussen een kunstmatige verlenging van het leven van de persoonlijkheid met zijn zelfzuchtige verlangens, en die echte onsterfelijkheid die het gevolg is van een standvastige aspiratie en zelfbeheersing, die leiden tot vereniging met zijn innerlijke god. Een dergelijke filosofie voedt de wortels van ons wezen en herinnert ons aan de woorden van de Nazarener:

Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.
Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.
Matteüs 16:24-5

Paulus, de wijze meester-bouwer, doelt, evenals de grote leraren uit de oudheid, op hetzelfde beginsel als hij zegt veranderd te zijn ‘in een oogwenk’. Dit is een cryptische uitdrukking om de spontane werking aan te geven van de intuïtie, die het onderscheid ziet tussen een edeler leven en de misleidingen van zinnelijke bevrediging.

Wanneer Odysseus zijn besluit neemt, wordt de onweerstaanbare kracht van de Olympische goden in zijn voordeel aangewend. Calypso staakt haar verlokkingen en verandert, evenals Circe, van een verleidster in een hulp. Odysseus bouwt eigenhandig een nieuw schip en vertrekt vol vreugde naar huis, een reis die echter nog niet zonder gevaar is. Bij zijn aankomst ontdekt hij de afschuwelijke omstandigheden waarin zijn vrouw en zoon zijn terechtgekomen door het schandelijke gedrag van haar bewonderaars, en hij bemerkt al gauw dat zijn grootste strijd nog moet komen. Zijn vrouw, Penelope, die het hoogtepunt van zijn streven vertegenwoordigt, zijn doel, werpt zich niet onmiddellijk in zijn armen. Gehuld in lompen, vermoeid en als een oude man vermomd, wordt hij niet gemakkelijk door haar herkend, hoewel zijn bejaarde verzorgster en zijn trouwe hond hem snel herkennen. Zelfs als Athene hem zijn jeugd teruggeeft en hij er beter en waardiger uitziet dan ooit, moet hij zijn identiteit aan Penelope bewijzen voor ze hem wil accepteren. Deze aarzeling van haar kant werpt niet – zoals sommigen hebben gemeend – een smet op het verhaal; het kon niet anders. Het is in overeenstemming met de traditie dat iemand die de erkenning zoekt van het hogere zelf een duidelijk beroep moet doen; hij moet zijn innerlijke god onvoorwaardelijk herkennen en aanroepen vóór deze hem kan helpen. ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan’ (Matteüs 7:7).

De grote kans komt voor Odysseus als hij ontdekt dat zijn paleis is bezet en zijn vrouw is omringd door een groep minnaars, die allen proberen haar te overtuigen dat hij werkelijk dood is en dat ze een tweede echtgenoot uit hen moet kiezen. Hoe weerzinwekkend ze ook zijn, ze hebben geen macht over Odysseus, maar hij moet ze vernietigen vóór hij zijn rechtmatige plaats weer kan innemen. Ze vertegenwoordigen de nog overgebleven resten van lagere begeerten die voorgoed moeten worden verslagen om heer in eigen huis te kunnen zijn. Ten slotte is de strijd gewonnen, zijn de kwade krachten vernietigd en toont Odysseus, kalm en gezuiverd, zijn edele identiteit aan Penelope, die hem vreugdevol ontvangt.

Vanuit een praktisch standpunt lijkt het tafereel van deze laatste strijd en de methode die Odysseus aanwendt voor het uitdagen van de minnaars misschien vreemd, maar in de mystieke symboliek, waarmee Homerus klaarblijkelijk vertrouwd was, bestaat daarvoor een goede reden. De strijd vindt plaats in een kleine ruimte, de beperkte ruimte van de paleiszaal, maar toch hangt het succes van de held af van zijn machtige boog – de boog die niemand anders kan hanteren – in plaats van de meer logische wapens zoals zwaard of speer. De boog is het wapen van Apollo, god van het licht, en de dag van Odysseus’ overwinning is een heilige dag voor die godheid. In de hindoe-filosofie vertegenwoordigt de boog, of in sommige gevallen de pijl, de mens zelf, die sterk genoeg moet zijn om de spanning te doorstaan. In een van de Upanishads wordt gezegd:

Na de boog, het grote wapen, ter hand te hebben genomen, laat hem daarop de pijl plaatsen, gescherpt door toewijding. Dan, na hem te hebben gespannen, met de gedachte gericht op Dat wat is, tref het doel, O vriend – het Onvernietigbare. . . . Het moet worden geraakt door een mens die niet gedachteloos is; en dan, als de pijl één wordt met het doel, zal hij één worden met Brahman.
Mundaka, 2:2:3-4

De Odyssee eindigt als de held die nu triomfeert als de rechtmatige koning en leider, de enkele overgebleven rebellen onderwerpt, waarna, zoals de dichter zegt, ‘de goedwillende volkeren wisten wie hun wettige heer was.’ Zijn toekomstige bewind wordt aan de verbeelding overgelaten, maar het is onwankelbaar in vrede en wijsheid, want na de vijanden in zijn eigen huis te hebben verslagen, kan hij niet falen.

Griekse filosofie

Oude culturen en hun spirituele tradities: Griekenland


Uit het tijdschrift Sunrise jul/aug 1982

© 1982 Theosophical University Press Agency