Verklarende woordenlijst
Äger [een titan of reus] Ruimte: brouwer van
mede voor de goden.
Agnar Naam van twee vroege mensheden; één
werd onderricht door Grimner (Odin).
Alf [kanaal] Elf, ziel.
Allvis [all al + vis wijs] Een dwerg:
wereldwijze minnaar van de dochter van Thor.
Andrimner [and lucht + rimner berekening,
kalender] Een van de zwijnen die als voedsel dienen voor de Eén-strijders.
Áse [ás nokbalk van het dak
van een huis] Een actieve god. Zie ook Asen (mv.), Ásynja (vr.)
Ásynjor (vr. mv.).
Asen, Aesir [goden] Actieve godheden (mv. van Áse).
Ásgárd [ás god + gárd
hof] Verblijf van de Asen.
Askungen [ask as + unge kind] As-kind,
Assepoester.
Ásmegir [godmaker] Potentiële god: de
menselijke ziel.
Ásynja [vr. vorm van Áse] Godin, actieve
godheid.
Ásynjor [vr. mv. van Áse] Godinnen.
Audhumla [mythische koe] Vruchtbaarheidssymbool.
Balder Een Áse: de zonnegod.
Bärgälmer, Bergelmir [een titan] Oogst van
een universele levensperiode.
Barre [barr dennennaald] Het heilige hofje
van vrede. Snorri zegt dat de es naalden (barr) heeft, terwijl
hij nooit een boom had gezien. Er waren er geen op IJsland.
Bele’s vloek Het zwaard van Frey.
Bifrost, Bäfrast, Bilrast De regenboogbrug tussen
mensen en goden.
Bilskirner [flitsend, schijnend] Het gebied van het
walhalla.
Bleknäbb [bleekbek] Adelaar, de reus Räsvälg.
Bödvild Dochter van koning Nidud.
Brage, Bragi Een Áse: dichterlijke inspiratie,
wijsheid.
Brimer [oceaangolf] Een aspect van Äger. Zie
Ymer.
Brisingamen [brising vuur + men
juweel] Freya’s juweel, menselijke intelligentie.
Brock Een dwerg: het mineralenrijk.
Budlung Een koning (dichterlijk).
Bur [geboorte?] Ruimte, de eerste emanatie van Buri.
Buri Bevroren, ongemanifesteerde, abstracte Ruimte.
Traditioneel verpersoonlijkt koning Buri of Bore de winter.
Byleist [weerlicht] De negatieve, destructieve kant
van Loki, denkvermogen.
Draupnir [druiper] Odins magische ring die cyclussen
voortbrengt (die er als dauwdruppels afdruipen).
Dvalin [comateus] De menselijke, niet-ontwaakte ziel;
Dvalins speelgoed, de zonneschijf.
Dwergen Zielen die wat hun evolutie betreft lager
staan dan mensen.
Edda [overgrootmoeder] De schoot (schatkamer) van
menselijke wijsheid.
Eén-strijder Odins krijger; iemand die zichzelf
heeft overwonnen.
Egil Een vroege mensheid, het tijdperk van onschuld.
Eldrimner [eld vuur + rimner berekening,
kalender] Een van de everzwijnen die de Eén-strijders tot voedsel
dienen.
Elf [kanaal] De menselijke ziel tussen de geest en
de dwerg in de mens.
Eli-vágor [golven van ijsbolletjes] Koude stromen
van stof.
Elohim [Hebreeuws mv.: goden] Godheid als een verzameling
van vele krachten.
Fenja [fen water] Een van de reuzinnen die
de magische molen van Grotte doen draaien.
Fenris, Fenrer Loki’s zoon, weerwolf die de
zon gaat verslinden.
Fimbultyr [fimbul machtig, groot + tyr
god] De hoogste godheid, de god van geheime wijsheid.
Fjölsvinn [fjöl zeer + svinn
wijs] Odin als leraar en inwijder.
Fohat [Tibetaans] Elektromagnetische straling.
Forsete Een Áse: rechtvaardigheid, karma.
Freke [vraatzucht] Een van de wolfshonden van Odin.
Frey Een Áse: planeetgeest van de aarde; moed.
Freya Een Ásynja: planeetgeest van Venus, beschermster
van de mensheid.
Frigga [Oud-Engels friga geliefde, echtgenote]
Een Ásynja: Odins echtgenote.
Frode [frodr wijs] Een legendarische koning.
Frodefrid [frodr wijs + frid vrede]
Tijdperk van vrede en wijsheid: het gouden tijdperk.
Gagnrád [gagn lucratief, waardevol
+ rád raad] Odin in Vaftrudnismál.
Galder Bezweringsformule.
Gángläre [gáng omzwervend
+ läre leerling] Koning Gylfe die wijsheid zoekt.
Garm De hond die de poort van Hel bewaakt, koningin
van de dood.
Gegijzelde Een Vanen-god onder de Asen: een avatara
vanuit een hogere wereld naar een lagere.
Geirröd [geir speer + röd
rood] Een vroege mensheid.
Gerd Een reuzin: echtgenote van Frey.
Gere [hebzucht] Een van de wolfshonden van Odin.
Gimle [hemels verblijf] Een hoger bestaansniveau.
Ginnungagap [ginn de leegte + unge
nakomeling + gap afgrond] Het mysterie van het niet-zijn.
Gladsheim [glad blij, schitterend + heim
verblijf] De plaats van het walhalla.
Grimner [de vermomde] Odin als leraar van de jongere
Agnar.
Groa [groei] Een sibille: het evolutionaire verleden
dat loopt tot aan het heden.
Grotte [groei] Magische molen van verandering, schepping,
vernietiging: evolutie.
Gudasaga [gud goed + saga vertelling]
Een goddelijk verhaal dat mondeling werd verteld, een god-spel of gospel
[evangelie].
Gullveig [guld gouden + veig teug
of dorst] Het verlangen van de ziel naar wijsheid.
Gunnlöd Reuzin die de mede opdiende aan Odin
in de berg.
Gylfe Een legendarische koning en zoeker naar wijsheid.
Gymer Een reus: de vader van Gerd.
Hamingja [geluk] Een beschermgeest.
Hávamál [hár hoog +
mál spraak] Lied van de Verhevene.
Heid [heid heldere hemel] Een vala of sibille:
de natuur die zich het verleden herinnert.
Heidrun [heidr heide of eer] De geit die
de bast van de levensboom afknabbelt.
Heimdal [heim verblijf + dal vallei]
‘De witste Áse’. Hemelse beschermer van Bifrost.
Hel [dood] De dochter van Loki, heerser van het rijk
van de doden. Zij wordt weergegeven als half blauw en half wit.
Hermod [herr een menigte + modr
boosheid, stemming] Een Áse: een zoon van Odin.
Höder [höd oorlog, slachting] Een
Áse: blinde god van duisternis en onwetendheid; broer van Balder.
Höner Een van de scheppende drie-eenheid; het
water-beginsel.
Hugin [hug denkvermogen] Een van de twee
raven van Odin.
Hvergälmer [hverr kookpot] Bron van
de rivieren van levens. Ze ontspringt in Niflheim en bevloeit één
wortel van de levensboom.
Hymer De eerste titan van een levenscyclus. Zie Rymer.
Idun Een Ásynja: ‘de vruchtbare geest’
die de goden voedt met de appels van onsterfelijkheid; de ziel van de
aarde. Zij is de vrouw van Brage, dichterlijke inspiratie.
IJsreus Tijdperk van niet-leven tussen actieve levensperioden
van een kosmos.
Ifing [ef of if twijfel] Rivier
die mensen van goden scheidt.
Iörmungandr [jörmun enorm groot
+ andr adem] Een nakomeling van Loki: de Midgárd-slang.
(Misschien de equator, het vlak van de ecliptica, of de melkweg.)
Ivalde Een reus: de vorige belichaming van de aarde.
Järnsaxa [järn ijzer + sax
een kort zwaard] Een tijdperk: moeder van Thors zoon Magne. Op aarde
het ijzeren tijdperk, in de ruimte één van Heimdals negen
moeders.
Kenning Een beschrijvend epitheton gebruikt in plaats
van een naam.
Kvasir Een gegijzelde die aan de Asen wordt gegeven
door de Vanen; zijn bloed is epische poëzie.
Lá en Laeti Genetische bloedlijn
en duidelijk herkenbaar karakter of uiterlijk.
Lidskjälf [hlid zich richten op, of
lid lijden + skjälf gebied] Het gebied van hulp
of mededogen.
Lif en Lifthrasir [leven en overlever]
Onsterfelijke beginselen.
Lin [lin vlas] Frigga, Odins echtgenote.
Loddfáfner Een dwerg: een lerende menselijke
ziel.
Lodur Een van de scheppende drie-eenheid; het vuur-beginsel.
Lofar [lof hand of lof] Hoogste vertegenwoordiger
van het dierenrijk.
Logi [log vlam] Weerlicht, het niet-geïnspireerde
denkvermogen.
Lokabrenna [brenna brandend] Een naam voor
Sirius.
Lokasenna [senna scherts] Loki’s schimpdicht.
Loki [lokka verleiden, verlokken; logi
licht] Een Áse van een reuzengeslacht: de verlichter, het tweevoudige
denkvermogen.
Lopt [verheven] Het aspirerende denkvermogen.
Lorride Thor als elektrische kracht op aarde.
Magne [goddelijk vermogen: zwaartekracht?] Een van
Thors zonen in de kosmische ruimte.
Mede Drank van de goden: levenservaring.
Meid van Od (Freya) De hamingja of het hogere zelf
van de mens.
Menglad [men juweel + glad blij,
schitterend] Freya van wie het juweel de mensheid is.
Menja [men juweel] Een van de twee reuzinnen
die de molen van Grotte laten draaien.
Midgárd [mid midden + gárd
hof] Onze fysieke planeet.
Mimameid [mima van Mimer + meid
boom] De boom van Mimer, eigenaar van de bron van ervaring.
Mimer [de hemel met negen niveaus] Een reus: eigenaar
van de bron van wijsheid waaruit Odin dagelijks drinkt: stof.
Mjölnir [molenaar] Thors hamer van schepping
en vernietiging.
Mjötudr [mjöt maat + udr
uitputtend] De levensboom in zijn sterffase.
Mjötvidr [mjöt maat + vid
toenemend] De levensboom in het stadium van groei.
Mode [goddelijke toorn: straling?] Een van Thors zonen
in de kosmische ruimte.
Mundilföre [verwant aan möndull
hendel, draaistok + före gaan, bewegen] Een reus, vader
van de zon en de maan: de ‘hefboom’ of ‘as’
die de ‘wielen’ van de ruimte doet draaien.
Munin [denkvermogen, liefde, herinnering] Een van
Odins twee raven.
Muspellsheim [muspell vuur + heim
verblijf] Een kosmisch beginsel. Zie Niflheim.
Mysing Een zeekoning die de overwinning behaalde op
Frode.
Nagelfar [nagel nagel + far reizen]
Het schip van de dood, gebouwd uit de nagels van dode mensen.
Nanna Ziel van de maan, die stierf van verdriet toen
haar echtgenoot Balder werd gedood. Voorgangster van Idun.
Nidhögg [nid onder + högg
bijter] Slang die de Yggdrasil, de levensboom, ondermijnt.
Nidud [nid onder, het kwaad] Een legendarische
koning: het meest materiële tijdperk op aarde.
Niflheim [nifl wolk, nevel + heim
verblijf] Een kosmisch beginsel. Zie Muspellsheim.
Niflhel [nifl wolk, nevel + hel
dood] Vernietiging van de stof.
Niflungar [nifl mist + ungar kinderen]
Een vroeg menselijk ras dat nog vormloos, nevelachtig, was.
Nikar [hij die kwistig (ongeluk) ronddeelt] Odin als
brenger van ongeluk/onheil.
Njörd Een Vanen-god: de heerser van Saturnus,
vader van Frey en Freya.
Nornen [norn noodlot] Spinsters van het lot
van goden, werelden en mensen.
Od, Odr [odr verstand, intelligentie] De
hogere menselijke ziel, geestelijk geïnspireerd.
Odin [odr intelligentie, wijsheid] Alvader:
het goddelijke beginsel op alle niveaus van het universele leven. Bewustzijn.
Odraerir [od wijsheid + raerir voortbrenger]
De inspirator van goddelijke wijsheid.
Ofner [opener] Odin aan het begin van een cyclus.
Okolner [niet-bevriezend] De ‘wateren’
van de ruimte.
Örgälmer [ör oorspronkelijk,
oer] Eerste trilling: de big bang. Zie Ymer.
Ragnarök [ragna goden, heersers + rök
reden, oorsprong] Wanneer de heersende godheden zich terugtrekken naar
hun oorsprong; het einde van de levensperiode van een wereld.
Ratatosk [rate reizen + tosk tand]
Eekhoorn in de levensboom: bewustzijn.
Rate [een boor] Boorde door de stof voor Odin.
Reus, Reuzin Stof die door goddelijkheid wordt bezield.
Rig [neerdaling; deelname, inmenging] Goddelijke ontwaking
van het menselijk denkvermogen.
Rimgrimner [rim rijp, aangevroren mist +
grimner masker, vermomming] Een thurse, reus: koud, volstrekte
stof.
Rind De aarde in de winter of in slaap.
Rödung [röd rood + ung
kind] Vader van de vroege rassen Agnar en Geirröd in Grimnismál.
Ropt, Roptatyr [ropt over wie wordt kwaadgesproken,
hij die verkeerd wordt begrepen + tyr god] Odin als brenger
van beproevingen voor de ziel; de inwijder, hiërofant.
Röskva [levenskracht] Dochter van Egil en bediende
van Thor.
Runen Wijsheid die tijdens het leven wordt verworven.
Rungner [luid gebulder] Een reus.
Rymer Een reus: einde van een levenscyclus. Zie Hymer.
Saga Gesproken of gezongen instructie in de vorm van
een verhaal.
Särimner [sär zee + rimner
berekening, kalender] Een van de everzwijnen die als voedsel dienen
voor de Eén-strijders.
Sejd Profetie.
Sif [sif genegenheid, de heiligheid van het
huwelijk] Een Ásynja. Thors echtgenote. Haar gouden haar is de
oogst.
Sigyn Loki’s echtgenote.
Sindre [droesem] Een dwerg: het plantenrijk.
Sinmara Toverkol die de kookpot van de stof bewaakt,
ervaring in de onderwereld.
Skade Zuster-vrouw van Njörd, dochter van de
reus Tjasse.
Skald Bard
Skaldemjöd [skald dichter + mjöd
mede] Inspiratie.
Skidbladnir [skid lat + blad blad]
Door dwergen gemaakt schip voor Frey. De planeet aarde.
Skirner [straling] Straal van de god Frey, een boodschapper
naar de reuzenwereld.
Sleipnir [glijder] Odins achtbenig strijdros.
Surt [vuur] Vernietiger van werelden; ook een kenning
voor de drank van Sinmara.
Suttung Een reus, bewaker van de goddelijke mede van
wijsheid en dichtkunst.
Svadilfare [svad glibberig + fare
reizen] Een mythisch strijdros, de vader van Odins achtbenige Sleipnir.
Svafner [sluiter] Odin aan het einde van een cyclus.
Svipdag [svip oogopslag, snelle blik + dag
dag] De succesvolle initiant.
Svitjod [het koude, het grote] Zweden.
Tafels Sterren en planeten waaraan de Asen hun feestmaal
houden.
Thor [thorr, thonor, thur
donder, inwijder, onversluierde macht] Een Áse: god van macht,
levenskracht, elektriciteit, en van de planeet Jupiter. Bij verschillende
gelegenheden ook Trudgälmer, Vior en Lorride genoemd.
Thurse [traag, dom] Niet-geïnspireerde stofreus.
Ting, Thing [kostbare voorwerpen; verzameling, inventaris]
Parlement.
Tjalfe [snelheid] Zoon van Egil en dienaar van Thor.
Tjasse Een reus: een vroegere levensperiode.
Tjodvitner [tjod voetboei + vitner
wolf, getuige] Fenris; wolf die vist naar de zielen van de mensen.
Tomte [tom leeg] Natuurgeest, behulpzaam.
Trol Natuurgeest, ondeugend.
Trudgälmer Kosmische Thor.
Trym [lawaai, strijd] Een reus: onze fysieke planeet
aarde.
Tund Een rivier: tijd.
Tyr [Áse, god] Een goddelijk vermogen, ook
de heerser van Mars. Tyr offerde zijn hand op om Fenris te helpen bedwingen.
Ull Een Áse: de god van een zeer spirituele,
niet-gemanifesteerde wereld.
Vac of Vach [Skt. stem, spraak] Bij
de hindoes het eerste geluid. Zie ook Audhumla.
Vaftrudnir [vaf wikkelen, weven + thrudr
krachtig, geducht] De wever van sterke weefsels (van illusie).
Vägtam [väg weg + tam
gewend aan] Pelgrim.
Vala, völva [sibille, profetes] Onuitwisbaar
verslag van het kosmische leven.
Vale Een zoon van Odin.
Vanen, Vanagoden, Vanareuzen Goden die hoger staan
dan de Asen; niet-gemanifesteerde godheden en overeenkomstige reuzen.
Ve, Vi [ontzag] Kosmisch prototype van Höner.
Vidar Een zoon van Odin, opvolger van Balder.
Vidofner [wijd opener] Haan in de top van de levensboom.
Vigridsslätten [viga inwijden + slätt
vlakte] Het slagveld van het leven.
Vile Kosmisch prototype van Lodur.
Vingner, Vingthor [gevleugelde Thor] Epitheton van
Thor.
Vior Thor als levenskracht in wezens.
Völsungar [völsi fallus + ungar
kinderen] Vroege tweeslachtige mensheid.
Völund Naam van een mythische smid en bekwaam
ambachtsman. De ziel van de vierde mensheid.
Völuspá [vala sibille + spá
profeteren] Belangrijkste lied van de oudere Edda.
Walhalla [val keuze; gevallene op het slagveld
+ hall zaal] Odins zaal waar de Eén-strijders feestvieren.
Walkuren [val keuze; gevallene op het slagveld
+ kyrja zij die uitkiest of keurt] Odins afgezanten.
Weg van Hel Het pad van geboorte tot dood.
Yggdrasil [Odins strijdros, Odins galg] De levensboom.
Ymer [ijsreus] Örgälmer.
De maskers van
Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 344-54
© 2005 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag